Mijn tegenstem
(1975)–Hugues C. Pernath– Auteursrechtelijk beschermdGedichten 1966-1973
[pagina 77]
| |
De rimpels van augustus1971 Voor Myra en Gustave B. | |
[pagina 79]
| |
Met deze dag het besef, het bewaren
Het vergeten.
En van vroeger vele vachten.
Alles is geweest, alles diende
5[regelnummer]
Zonder doel en zonder denken.
Zonder wanhoop en zonder ontwaken
Voortaan.
Deze dag verwart wat ik wou scheiden,
De vernedering en mijn dolzinnig geloof
10[regelnummer]
Dat radeloos en star verging
Tot twijfel.
Met velen tegen mij.
En weer jouw aanwezigheid
Die ik vermink tot een beweging
15[regelnummer]
En verhinder.
Van sommige schaduwplanten de klamme kelk,
Van sommige dieren de holten
De holen, de huizen
In hun eender heelal.
20[regelnummer]
Ontploffingen die met de wolken vervaagden,
Zo hebben al mijn herinneringen
Mijn angst voor het tweevoud gemeen.
En daartussendoor zijn alle druppels
Nog slechts klater en klank.
| |
[pagina 80]
| |
25[regelnummer]
Een poging tot kermen, tot krijsen
En in mijn duidelijke drift
Vol koortsige pijn,
Vergeef ik eindelijk mezelve.
Tussen de bedrieglijke draden van de liefde
30[regelnummer]
Zie ik nog slechts hun loeren
Naar mijn afstands lijf.
Als een bedrogene, vol ontzag
Voor wie hem misbruikte en sloeg.
Mijn gehoor gun ik de vernieuwing,
35[regelnummer]
Zonder de moeilijke schakels
Van de andere dichter, zijn tijd te vroeg
En mijn uitstel te laat in dit geruis
Waarin vogels dalen volgens dezelfde wetten.
En terwijl ik treuzel
40[regelnummer]
Tussen de tralies van jouw vingers,
Terugkeer van een reis, een rilling
Waarna kevers mij beknagen,
Besta ik even traag als plots en trouw.
Uit het gekreun van jouw moedertaal
45[regelnummer]
Veronderstel ik mijn gelukkig getto
Waar jij de donkere duiven voedt.
En zo speel ik mijn begeerte
In handen van jouw liploze luister.
| |
[pagina 81]
| |
Wat heeft mij afgericht?
50[regelnummer]
Ik, die leef in kringen,
Als een onvolwassen man
Tussen de blauwe kwalen van de nacht.
Alles zal falen, verteld worden
En verminkt.
55[regelnummer]
Namen zullen zwellen
En alles de onrust dreggen.
In mijn geheugen:
Verouderd, doch verder van de vreemde oevers
Der voorbije jaren, besef ik
60[regelnummer]
De gestadige stilte en al mijn flarden samen.
In fouten ben ik volmaakt
En als een onbeheerste herder
Heb ik mijn leven ontsloten aan grauw en slaap.
Tot het einde, de uitzondering
65[regelnummer]
Mij ook het zicht ontneemt
En lichtfragmenten zich rimpelend zullen splijten.
Ik, die alles ontvorm
En voortvluchtig verga
In de tuimelende terreur van de tijd.
70[regelnummer]
Einders die tussen muren herhalen
Dat wat ik verdrong, wat ik vernauwde
Tot zaadklont en klier.
Tot lichtspleet tussen onze liefde
Wachtend, op wat ons zal beliegen.
| |
[pagina 82]
| |
75[regelnummer]
Tot daar de tekens van mijn hand.
Tot daar de sluwe sluimer die luistert
En in mijn ingewanden verkrimpt
Tot vlezig vilt.
Geschreven:
80[regelnummer]
Alle woorden, alle psalmen bedoeld.
En zwijgend, in mijn grootste kamer
Verlaat ik alles waaraan ik toebehoorde,
De stem en alles wat ik bedreef
Gedurende jaren verleden en verdaan.
85[regelnummer]
En reizend
Naar de zoveelste voorwaarde
Die ik niet vervul, verder van deze stad
Verder van mijn gemeen, vervang ik
Met deze identifikatie,
90[regelnummer]
Mijn verval door de vreemde wereld
Van iedere keerzijde.
Iedere dood door een geweldloos seizoen.
Ik behield alleen de waanzin
Waarin ik denk en doem,
95[regelnummer]
En in die tuinen waarin ik thuis hoor
Tracht ik op dit late uur
Van mijn vele littekens te bekomen, stuiptrekkend
Met de gave voorhuid van mijn verdriet.
| |
[pagina 83]
| |
Gehoorzamend,
100[regelnummer]
Zoals de roede gehoorzaamt aan de klacht
Neem ik afscheid van een feest
Waar ik nooit welkom was.
En in het gisten van jouw vrucht
Verschuif ik mij, verhalend
105[regelnummer]
Naar de onmacht dichterbij.
Mijn handen zomaar.
Een kampmuseum waar mijn eigenwaarde
Zich herleidde tot het zoeken naar namen,
Het tellen van nagelkrassen
110[regelnummer]
Het vergelijken van getallen.
En terugblikkend op het afgrijzen,
Verging het mij
Voorwereldlijk en onnodig.
In de besneden sporen van een grijze stilte
115[regelnummer]
Was het hijgen verzadigd.
Het zuur scheidde tranen en tijd,
Terwijl zij zongen in koren
Zich zonder de handen herhalend.
Gadegeslagen.
120[regelnummer]
In bewegingen die stokten in bewegingen
Verscheurd en onherroepelijk
Alsof zij nooit hadden bestaan.
In de zespuntige kristallen van de nacht
Doofde het blinde blauw van zovele ogen.
| |
[pagina 84]
| |
125[regelnummer]
Want onze hersenen zien
Wat ogen nooit zullen verklaren,
De gegevens die liefde en haat herhalen
In het geratel van het wiel van de waanzin
Dat blijft gensteren over de dwaalwegen
130[regelnummer]
Van voorheen. Dat mij verbindt
Met een vreemde verwantschap, de hoop
Waarover ik nooit met iemand sprak.
Mijn schaduw wordt stoffig,
Mijn lichaam steriel
135[regelnummer]
En meestal was de dood
Mij dit leven toch waard.
En terwijl jij de laatste hand legt
Op mijn duisternis,
Mij uitzuiverend met slavische talen
140[regelnummer]
Verdraag ik mijn adem en mijn angst.
Tussen de onbegrepen grenzen
Van mijn geweten, ligt mijn spiegelbeeld
Rimpelend in augustus,
En in de waas van veertig jaren
145[regelnummer]
Blijf ik over met mijn vrouw en mijn vriend
Die mij ongewroken ondergaan en bevrijden
Uit de klemmen van mijn alleenspraak alleen.
Dorsend op een veld vol wrede sporen
Ontkom ik heelhuids aan mezelve.
150[regelnummer]
Mijn woord voor waar.
|
|