Mijn tegenstem(1975)–Hugues C. Pernath– Auteursrechtelijk beschermdGedichten 1966-1973 Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] De acht hoofdzonden 1969-1970 [pagina 59] [p. 59] De traagheid In de nabijheid van de barende Na al datgene wat uitdoofde en begraven werd, De eeuwigheid is onvoldoende, te weinig En te min. Geen vreugde en geen louter vuur 5[regelnummer] Slechts de zoete doodsroep blijft En redeloos wreed, de blik daarover. Talm niet. Zweet niet. Treur. Want telkens opnieuw tekenen trots en toorn Hun twijfelende omtrekken 10[regelnummer] In het slome slib van mijn spijt. Mijn honger aast op de hoop, mijn zee is leeg. Ik raak je aan en monster elke nacht Aan nachten als nooit tevoren. En eenzaam voelt hij zich: de mens 15[regelnummer] Genakend tot de mens, het stelpen en het leven Dat naast hem staat. Geen poging die de adem pleegt. Ik volgroeide, hoorde vrome krijgers vluchten Ik sprak, en na zovele plichten, pijnen Herhaalde een andere stem wat samen met huiver 20[regelnummer] Eelt en haat, ontkwam aan mijn verbeelding. Schokkend en besluitloos, de eerste stappen Terug tot een leven dat tergend De komst afwacht van de moeder, een verdelen Alsof wij heel ons leven bij elkaar waren geweest. 25[regelnummer] Soms is het de adem, soms is het de afgrond Die liefde vergelijkt met een verlossend vuur. Vorige Volgende