1c 23 of 24 Januari 1881. Enige bewaard gebleven brief van Joanna C. Blancke aan Jacques Perk. Dubbel velletje papier met rouwrand; klein formaat; de voorzijde gewoon beschreven, zijde 2 en 3 in de breedte. - De spelfout in ‘gevloeit’ is ontstaan, doordat er oorspronkelijk stond: ‘dat vloeit’. - Cabet: Mejuffrouw van Driest, een jeugdvriendin van Joanna Blancke.
Aan mijner Zuster Broeder
Reeds wierp de duisternis haar sluier
Over 't aardrijk, toen de vlugge tred
Des postboo's, die zijn rondte deed
Mijn ooren trof en brief en vers bestelde
Waarnaar mijn harte smachtte lange te vergeefs.
Ik draaide de gesloten schat in mijne handen keer op keer
En vroeg Cabet: ‘Van waar kan die missive zijn?
De Kleine Wijze sprak: ‘Maar open toch gezwind
[pagina 14]
[p. 14]
En lees den inhoud dan is uw vraag beantwoord.
Tenzy het duister anonyme op 't dwaalspoor brenge U, arm meisje!’
Ik open, en daar ontvalt aan mijne hand
Het schoone vers gevloeit uit pen en hart van mijner zuster broeder
Ik lach - ik lees en ween, en dank hem duizendmaal
Voor dicht en ondicht, sympathie en traan.
Vergeef mijn koenheid zoo ik waag te schrijven
Het ongebonden proza, in den vorm van poëzie
En laat het toch vooral in het vergeetboek blijven
Verberg 't voor uw Muze, o spaar my voor haar ‘Fi!’