Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 142] [p. 142] CV Aan den lezer II Toen nog niet was, dat waar ge thans op tuurt, Dacht ik: wat zult ge een ander 't hart ontblooten, Dat zich in honderd klanken heeft ontsloten, En uit het wrangste honig heeft gepuurd! Toen heeft in mij een stem mij aangevuurd, Die sprak: ‘Oij juichte’ in wat gij hebt genoten, Wat waar en schoon docht, hebt ge in 't lied gegoten, Geheel uw aard heeft zang en stift bestuurd. Uw lied zegt, wat ge woudt: gij moet het geven. Wat deert u, dat een ander 't oog Iaat gaan Op wat gij wrocht, en 't vonnist.... als een leven!? Gij hebt, als dichter, niet vergeefs bestaan, Als 't één bekoort, en stijft in moed en streven!’ - Neem dàarom, als ze zijn, deez' liedren aan! - Vorige Volgende