Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 135] [p. 135] XCVIII Het grootsche denkbeeld Een zwerver zet zich op de zachte zoden Van geurig groen, die 't woud des bergs bezoomen, En de effen-blauwe hemel doet hem droomen En 't mos, dat krielt van beziën, de rooden. En 't spelend koeltje ritselt door de boomen, En schuift hem beukeloovers toe, de dooden.... Tot zacht gemijmer schijnt Natuur te nooden, En 't grootsche denkbeeld heeft hem ingenomen: ‘Natuur, Gij waart, toen God het: ‘Wees!’ deed hooren: God heeft u, als ge zijt, op eens gedacht, En ons het heerschen over u beschoren!’ Hij deed God spreken, denken, gaf Hem kracht: Hij sprak, en naar zijn beeld werd God geboren.... En God werd mensch: hij werd van Gods geslacht.’ Vorige Volgende