Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 132] [p. 132] XCV Wederzien Wie zou dat loover-hutje samenvoegen In rozen-armen, waarin geuren wonen....? De jonkman fluistert, purper op de koonen, En zij tuurt, zonder zien, naar 't boezem-zwoegen; Hij kust de handen, die om kussen vroegen, Al warrend door de lokken, die hem kronen; Ik zie zijn lippen door haar lippen loonen, En in het scheemrig hutje lacht genoegen. Mathilde! ik zie u weder, vreugde-dronken: Gevoelend, dat geen scheiding ons kan scheiden, Groei ik in uw geluk, meer dan gij beiden. Gij zijt de mijne: uw lach, uw liefde, uw lonken, Uw schoonheid blijft hierbinnen glanzen spreiden, Waar ge, als de zon in zee, in zijt verzonken! Vorige Volgende