Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] XCIV Het doode gaaike Daar treurde een vinkje bij haar gaaike dood, En sprak: ‘Kunt gij uw wieken niet bewegen, Kunt gij niet staan? Nooit hebt ge zóo gezwegen.... Gij zijt mijn gaaike niet, dat vroolijk floot! Dit is geen vogel meer: hij schijnt ontbloot Van wenschen, en zoo rustig neêrgezegen, Alsof hij, wat hij wenschte, had verkregen, En of hij lang-gehoopt geluk genoot.’ - ‘Dood’ (sprak een oude raaf) ‘is uw genoot: Nooit kust hij meer, nooit hoort ge meer zijn zangen.’ - Toen schreide 't vinkje: haar gemis was groot... ‘Dank, hadt gij lief! 't geluk heeft hij ontvangen,’ (Zei de ander), ‘leven en verlangen vlood: Gelukkig is, wie niets heeft te verlangen.’ Vorige Volgende