Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 121] [p. 121] LXXXIV Dorpsdans De vedel zingt, waar roos en wingerd-ranken Verliefd omhelzen 't huis des akkermans, En gloeien in den avond-purper-glans, - En twintig menschen rijzen bij die klanken; Het avond-maal heeft uit: van disch en banken Verdween der jonkheid blij geschaarde krans, - De vlugge voeten reien zich ten dans, En de arm buigt om de leesten heen, de slanken: Daar tripplen zij en stampen naar de maat, Terwijl de kroezen op den disch rinkinken, En naar de wangen stijgt het vroolijk bloed: Den oude, die daar op den dorpel staat, Ziet men de vreugd uit lachende oogen blinken, Tevreden, dat hij leeft, en leven doet. Vorige Volgende