Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 116] [p. 116] LXXXI Hemelvaart De rondende afgrond blauwt in zonnegloed, En wijkt ver in de verte en hoog naar boven, - Mijn ziel wiekt als een leeuwriks-lied naar boven, Tot, boven 't licht, haar lichter licht gemoet: Zij baadt zich in den lauwen aether-vloed, En hoort met hosianna's 't leven loven, - Het floers is weg van de eeuwigheid geschoven, De Godheid troont.... diep in mijn trotsch gemoed; De hemel is mijn hart, en met den voet Druk ik loodzwaar den schemel mijner aard', En, nederblikkend, is mijn glimlach zoet: Ik zie daar onverstand en ziele-voosheid.... Genoegen lacht.... ik lach.... en, met een vaart, Stoot ik de waereld weg in de eindeloosheid. Vorige Volgende