Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] LXXX Het lied des storms Door 't woud der pijnen kreunt en zucht de wind, En machtig wuiven de gepluimde toppen, En strooien rond de zware schilfer-knoppen, Die stuiven over 't knerpend naalden-grint: En uit het hemel-groen dier ruige koppen, Die schudden: ja, en neen, van woede ontzind.... Daalt daar een lied op 't bevend menschenkind, Dat van een grootsch ontzag de borst voelt kloppen: ‘De duizend, die zichzelf nooit wezen konden, Bezitten saêm éen waarheid, die hen bindt: Hùn is 't geloof, dat spreekt uit duizend monden; Maar wie, wat menschlijk waar is, zelf ontgint, Voelt zich aan zich door zich alleen verbonden, En weet, dat hij voor zich slechts waarheid vindt.’ Vorige Volgende