Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] LXXIX Storm De storm loeit door den hollen bouwval - gierend Beukt hij en brokt, met vuisten reuzesterk En golft door 't riet in 't water, dat hij, tierend, Opzwalpt en neêrklotst met zijn stalen vlerk; Dan, woester woede nog de toornen vierend, Schiet hij de zwarte wolken in van 't zwerk, En wringt ze saêm, ze met zich mede-slierend Langs 't aangezicht der maan, waar 't vale merk Der angst op ijst. - En, wen die storm-omnachte Bleek in 't omrotste meer blikt, deint haar 't hoofd Strak aan, dat stille Dood wenkte uit het leven.... Zoo stormt het door mijn borst, waar de gedachte, Spokend met steenen blik, de liefde dooft, Die ik gestorven in mijn ziel voel zweven. Vorige Volgende