Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] LXXVIII Kennis II De grootste liefde, die den mensch kan nopen, Noopt ook der waerelden talloos getal Het hart der zon te zoeken, dat hen zal, Vol wreedheid, smachtende om zich heen doen loopen. Zóo zwerven ook om 't vuur, dat gloeit in 't dal, De wolven van het woud in donkre hoopen, Die smachten daar in bloed den muil te doopen. Van zonnevuren wemelt het heelal. Toen de eeuw'ge zon, na eeuwen, werd geboren, Als uit een gril van 't eeuwig werkend Iets, Schoot, uit haar borst, een waereldje naar voren: Der menschen aarde, één klank des eeuw'gen lieds, En haar te kennen werd den mensch beschoren: Is dan volmaaktste kennis meer dan niets? - Vorige Volgende