Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 108] [p. 108] LXXIII De bede in 't woud Met blauwe, droomende oogen staart op 't woud De hemel, en, waar speelsche zonnestralen En mos en groene loover-zee bemalen Met een geweven waas van louter goud, Daar, knielend naast een heilge nis, aanschouwt Hij biddende onschuld, en, in zeegnend dalen, Laat hij zijn blikken in heur blikken pralen, En zendt der ziele vreê, die hem vertrouwt. Gij badt den hemel, vrome maagd! om vrede Voor 't hart, van wie u dierbaar zijn, en rust En vreê daalde in ùw boezem bij die bede: O, ziele! u van uw zachtheid onbewust, Gevoelt ge ootmoedig menschen-levens mede, Als loon der plicht wordt vrede u ingekust. Vorige Volgende