Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] LXIV Vloed De dag verdween in tranen: regen gudst Langs rots en ruigte, en klettert op de paden - Wat stuit de golf, die langs de bergen klutst, En breekt door 't woud, met rots en woud beladen? De stroom zwelt aan, en bruist en schuurt ontrust Den boord, die valt, om straks het hoofd te baden In 't vochtig, vratig graf, dat Judaskust, En zwelgt de bloemen, met een kus verraden. Ik zie de dorre schelven aangegrepen Door 't schuimend diep - als wolken wit en grauw - En zie het rund al loeiend medesleepen, En beef.... Een kreet, een gil klinkt schril en rauw: De landman, door de waatren vast-genepen, Wordt in den dood gesleurd met breeden klauw. - Vorige Volgende