Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] XXXV Mist De blik boort moeilijk door de ruimte henen, En ziet niet, wat zich hier of daar bevindt: De duizend loov'ren van de heesters weenen, En 't is, of elke traan weer nieuwen wint. - De zon, die stralen aan het luwtje bindt, Schept alle tranen om tot edelsteenen.... En lucht en bosch en berg herkrijgt zijn tint; De damp wolkt op, en 't landschap is verschenen. Zóo schemert, als de ziel op raadslen peinst, En voor de duisternis dier raadslen deinst, Ons de gedachte, waar geen licht wil schijnen. O, denkend hoofd, in uw gepeins verward! Het schoone denkbeeld wortelt in het hart: Voor 't liefdelicht moet raadselmist verdwijnen! - Vorige Volgende