Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] XXIV Avondzang Het zuidewindje suist door zwarte twijgen En kust het slapend dons der zangers teeder, - De zilvren boomen wiegen heen en weder, En doen hun schaduw met hen mede nijgen, - Een stille zwoelte komt uit de akkers stijgen, Een koele stilte daalt op donzen veder, - De zilvren nacht-zon sprenkelt droomen neder, En lacht van liefde in eeuwig-lachend zwijgen: Mathilde, sluimer! Zomernacht doet droomen, En zomerdroomen zijn van manestralen, En manestralen zijn als liefdestroomen: De liefde doen zij uit den hemel dalen, En dalen in de ziel, die zij vervromen: Is liefde dwaling, kan men zoeter dwalen....? Vorige Volgende