Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] X Bekentenis De bron van warmte en licht was zacht gezonken Op 't ver gebergte, en tintte d'avondstond, In iedre vezel waarde weelde rond, Die met den koelen dauw werd ingedronken; Wij doolden om: haar starende oogen blonken, Een blijde glimlach glinsterde om haar mond, 't Was, of me aan haar geheel een leven bond... Zij oogde naar de kim van purpervonken: Mathilde! ik heb u lief... Zoo waar die kammen Te morgen weêr in purper zullen vlammen, Wordt gij bemind... Gij zijt zoo godlijk-schoon!... Zij deed als een, die iets op 't hart voelt branden - Toen sloot zij mij de lippen met de handen, En... bloosde de avondzon heur bleeke koon? Vorige Volgende