Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 39] [p. 39] IX Besluit En honderdmaal verklaarde ik mij, doch neen, Zij hoorde 't honderd malen niet, want oogen Verstaan de taal, die zwijgend spreekt, alleen... En ach! haar oogenlach bekroont mijn pogen! Bij haar werd droefenis en lijden logen; Mijn mond moet dus bekennen, wat ik meen: 't Is, dat ik mij, toen me oog en lach bewogen, Als een, die doet, hetgeen hij doen moet, scheen. Zij, in wier harten 't haten zich verhief, Zij zeggen, dat zij haten... zoo ze oprecht zijn; Zou ik mijn liefde haar dan niet belijden? De liefde baart geluk en zielsverblijden, Geluk maakt liefderijk, ik heb haar lief, En wie gelukkig is, die kan niet slecht zijn. - Vorige Volgende