Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] VII Liefde Het vurig hart des jonglings, haast nog kind, Gevoelt een rijke en ongekende weelde, Wanneer hij zachtheid, liefde, schoonheid vindt, Zooals die nooit het jong gemoed nog streelde. Hij ziet de jonkvrouw, de met schoon bedeelde.... En die geen zege wil, zij overwint. Hij mint het Schoone... en liefde is ingebeelde, Als hij de ‘liefde’ van de vrouw bemint. - Mathilde! ik vond de liefde in elke vrouw, Ik heb van 't schoone in allen haast gevonden, En velen liefgehad te goeder trouw, Maar die geliefden, allen saêmverbonden, Bezitten niet, wat ik in ú aanschouw, Die meer bekoort, dan zij tezamen konden. Vorige Volgende