Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] VI Gebenedijde stonde O, lieflijkste van alle lieve vrouwen! Gij, hoog-begaafd met schoon en kunstvermogen! 'k Zie, jonge bloem, de blaadjes u ontvouwen, Nog onlangs tot een slanken knop gebogen! Gezegend uur, waarop mijn zalige oogen U mochten vol genot en weelde aanschouwen, En zien u met een zachtheid overtogen, Waarop de kracht een Ideaal moet bouwen! Toen ik u zag, voelde ik mijn wangen gloeien, En weer in mijn gemoed de liefde ontbloeien, Die lang in 't ijs der droefheid lag besloten. ‘O, aarde!’ riep ik, toen 'k uw aanblik had genoten, ‘Gij zijt een hemel! 'k Hoor der englen wieken suizen, Zoolang gij zulke heiligen blijft huizen!’ Vorige Volgende