Gedichten(1914)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] II Sanctissima Virgo 't Was bladstil en een lauwe loomheid lag En woog op beemd en dorre wei, die dorstten; Zwaar zeeg, en zonder licht, een vale dag Uit wolken, die gezwollen onweer torsten. Toen is het zwijgend zwerk uiteengeborsten, En knetterende donders, slag op slag, Verrommelden en gromden. Vol ontzag, Look ik mijn oogen, die niet oogen dorsten: Een schelle schicht schoot schichtig uit den hoogen, En sloeg mij. Ik bezwijmde... ontwaakte, en zag De lucht geschraagd door duizend kleurenbogen. Daarboven, in een kolk van licht te pralen, Stond reuzengroot de Jonkvrouw, en een lach Voelde ik van haar verengeld aanschijn stralen. Vorige Volgende