Eene helle- en hemelvaart(1940)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekendSonnettenkrans Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] De holle berg Eμὲ δέ χλωρòν δέος ᾕρει - ‘Joanna!’ - Op een dennenwoud van rotsen, Wier top mijn langste schaduw niet genaakt, Is 't of een sombre reus zijn hel bewaakt En, wat zich roert, dreigt met granieten knotsen. Geen einde links, geen rechts; het duister braakt Góre gevaarten; eeuw'ge tranen trotsen Alleen de stilte en dood; de harstoorts kraakt; De voet doet kei op kei in d'afgrond klotsen. De starrenlooze hemel, holle berg: Een leegte, die zich rondt in 't néderwelven: Een leeuwenmuil, oneindig opgesperd. Daar grimmen tanden hier en in de vert'... Joanna!... Koude huivert mij door 't merg En 'k voel een duiz'ling mij een afgrond delven. Vorige Volgende