Eene helle- en hemelvaart(1940)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekendSonnettenkrans Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] De grotstroom Res alta terra et caligine mersae Het breed gewelf, door rossen gloed beschenen Is ruig van stugge pegels, grauw en goor, Die weenen, weenen, duizend eeuwen door En tot het eind van duizend eeuwen weenen. En 't kromt zich over warrelrotsen henen Waar elke traan, die viel, een traan verkoor Om tot albast te worden en ten schoor Aan nieuwe smart, die kegels wordt en steenen. En daar, waar zonnestraal nooit in kon dringen, Waar nooit het oog der toorts een bodem zag, Schijnt kermend zich een reus in boei te wringen. Wat of dat klotsen toch beduiden mag, Dat jammeren, dat de echoos ondervingen? Uit diepte en afgrond stijgt een eindloos: ‘ach!’ Vorige Volgende