Eene helle- en hemelvaart(1940)–Jacques Perk– Auteursrecht onbekendSonnettenkrans Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] Nedervaart Nύξ ὀλοὴ Sola sub nocte Gelijk wen sluiers zweven om de maan En 't zwerk de duizend oogen houdt gesloten, En al wat kleur had die is kwijtgegaan; Een spooknacht uit den hemel is gevloten... Zoo is het daar, waar men geen blik kan slaan Op iets dat is, en blindheid is gesproten Uit duisternis, waar men zich voelt bestaan En niet, en vingers tegen steen laat stooten. De voet, die volgt, staat hooger dan die treedt En de onbezielde stilte wijkt ter zijde, Terwijl ik, of hier wanden zijn, niet weet. De zool, die zinkt en zuigt, baart, waar ik glijde, Een doffen smak en angstig, klam van zweet, Is daar een koude wand, dien 'k tastend mijde. Vorige Volgende