De wees van Averilo
(1888)–Betsy Perk– Auteursrecht onbekend
[pagina 179]
| |
XI.Wegens de vrees dat eenige toeleg des konings zou gelukken, werd er niet alleen met zooveel overijling te werk gegaan, maar was dit geschied zonder rekening te houden met de naastbij gelegen toekomst, namelijk die waarin don Henriquez, als voogd van zijn zuster, niet met haar huwelijk zou zijn te verzoenen en de jeugdige echtelingen aan hun lot overlaten, bijgevolg het noodige tot inrichting en instandhouding van hun huis onthouden. Wel had Valladolid zich gelukkig genoemd het paleis te kunnen herinrichten voor de Infante en ook den Infant van Arragon gastvrijheid aan te bieden voor onbepaalden tijd, doch iets geheel anders was het een hofhouding te bekostigen, welke tegenover het volk gelijk moest zijn aan die er vroeger werd gehouden, toen gebleken was dat de koning van Arragon volstrekt onmachtig zou wezen daartoe het grootste deel bij te dragen. Isabella had zich over deze schaduwzijde van haar onverhoopt geluk nog niet bekommerd, toen zij Ferdinand onmiddellijk na afloop der huwelijksplechtigheid voorstelde een eigenhandig schrijven aan den koning te richten, niet alleen om hem kennis te geven van de | |
[pagina 180]
| |
voltrekking hunner vereeniging, maar tevens zich in zijn broederlijke toegenegenheid aan te bevelen. Ferdinand volgde dadelijk den wenk op, waarna zij aan zijn schrijven toevoegde: - Dat ik heb geweigerd de kroon te aanvaarden ten uwen koste, strekke u steeds tot onderpand dat noch ik, noch don Ferdinand er dus ooit aan zullen denken uwe regeering te bemoeielijken. Wij koesteren geen hooger wensch dan slechts te leven voor elkander, gelijk twee menschen die niets bezitten op aarde dan elkander. Wij zullen u gehoorzamen, gelijk dit eerste en trouwe onderdanen betaamt, indien wij slechts mogen rekenen op uwe broederlijke toegenegenheid.Ga naar voetnoot1) Dadelijk vertrok een bode met dien brief naar het Alcazar, en in gespannen verwachting werd's konings antwoord verbeid, niet alleen door het jeugdig paar maar door den Bond, voor wien dit mede beslissend moest zijn. De brief had een tegenovergestelde uitwerking dan de gehoopte. Don Henriquez was zelfs zeer verontwaardigd over de vermetelheid om hem met gelijke munt te betalen, en dat er in Isabella's belang een ontwerp was uitgevoerd, hetwelk hij sluw had bedacht ten eigen bate. Bijgevolg weigerde hij de wettigheid van een huwelijk te erkennen, dat zonder zijne toestemming, geheel buiten zijn voorkennis, was voltrokken. | |
[pagina 181]
| |
Zich te beroepen op gehoorzaamheid na zulk een feit van openbaar verzet, tegen zijn wil of wensch, beschouwde hij als een dubbele beleediging aan het koninklijk en broederlijk gezag. Wat den bruidschat betrof, door welken Isabella ruimschoots haar rang zou hebben kunnen ophouden, al huwde zij den armen vorst van Arragon, geen macht ter wereld kon hem dwingen dien uit te keeren, na een verbintenis tegen zijn wil. Het hinkende paard kwam dus alleszins achteraan voor wie die verbintenis zoo overijld hadden doen sluiten. Ferdinand verklaarde ruiterlijk zich elke weelde te kunnen ontzeggen en zich volgaarne te willen inrichten gelijk de eenvoudige zanger, dien hij voorstelde bij zijn eerste opwachting aan de Infante, terwijl Isabella wenschte terug te keeren naar Averilo, welks inkomsten als eigendom harer moeder, niemand haar zou kunnen betwisten. Doch zulk een terugtrekking streed zoozeer met den volkstrots, dat ieder er zich tegen verzette, en zoowel adel als burgerij zich bereid verklaarden liever een iegelijk naar vermogen bij te dragen tot een toereikende jaarwedde, om het vorstelijk gezin overeenkomstig zijn aanstaande waardigheid te doen leven in het vaderlijk slot te Valladolid, waar het volkomen veilig zou zijn bovendien voor elke vijandelijkheid van Portugal of het Alcazar. Zoo fier als de Castiliaan zich steeds betoonde, zoo fier gevoelde zich ook de Arragonees, en Eerdinand niet het minst. | |
[pagina 182]
| |
Hij schaamde zich zijne armoede niet, daar geld en goed in den edelen krijg tegen de ongeloovigen waren verloren gegaan. Doch zich vorstelijk in te richten op kosten van volk, adel, geestelijkheid of burgerij, om 't even, hiertoe kon hij niet besluiten, vooral niet toen hij door toevallige omstandigheden had vernomen, dat de stad zich aanzienlijke uitgaven moest gaan getroosten ter hernieuwing van bruggen. Werd die hernieuwing verdaagd, dan konden de noodlottigste gevolgen niet worden gekeerd. Toch moest er raad worden geschaft. Na gemeenschappelijk overleg werd door den raad der gemeente voorgesteld, dat het jonge paar zijn gast zou blijven, zonder eenige hofhouding hoegenaamd, als vertoefde het slechts tijdelijk op het paleis. Persoonlijk zou het van zulk een eenvoudige, burgerlijke inrichting het voordeel genieten van volkomen vrij en uitsluitend voor elkander te kunnen leven, gelijk een gewoon menschenpaar van aanzienlijken huize. Het voorstel ter kennis van den Almirante en den aartsbisschop gebracht, en door dezen don Ferdinand medegedeeld, werd volgaarne aangenomen, zoodat de toekomstige machtige majesteiten zich gasten noemden van don Rio Janeiro en zijn gemalin. En dat nog wol onder het beding, dat deze hen zouden beschouwen als eigen kinderen, wie het betaamde zich in de ouderlijke leefwijze te schikken. Het kleine gevolg dat Isabella altijd vergezelde: de beide Bovadilla's, don Aquirol, fra Rodiquez haar | |
[pagina 183]
| |
biechtvader en ook die van wijlen de koningin-weduwe, Ismael en het dienstdoend personeel, was te nauw aan haar verbonden dan dat er van scheiding sprake zou zijn. De trotsche Rio Janeiro's schaamden zich niettemin dag aan dag voor de schimmen der voorouders van Isabella. Deze toch konden niet dan met stijgend misnoegen de burgerlijke leefwijze aanschouwen hunner nakomeling, al verheugde zij zelve zich meer en meer over hetgeen zij een voorrecht noemde. Zoo bleven in het weidsche paleis der vaderen het meerendeel der vertrekken gesloten als voorheen, en werd er niet een enkel feest gegeven. Tevreden met het heden, dat hen ongestoord te zamen liet, terwijl Ferdinand dagelijks hier of ginds kon zijn geroepen, hoopten beiden alles van de toekomst, van wier grootschheid zij noch hij iets voorgevoelden, tenzij alleen voorzoover dat én hij én zij eerlang regeerend koning en koningin zouden zijn. Isabella verzekerde dienaangaande steeds eerste onderdaan te zullen worden en blijven van haren koning, en hij, Ferdinand, beweerde als vorst van Arragon bij zijns vaders overlijden, eerste onderhoorige te willen worden van de koningin van Leon en Castilië. Zoo vlochten zij in de dagen hunner betrekkelijke armoede en onopgemerktheid den zieleband, die beiden tot hun dood toe zoo nauw vereenigd hield, als zeldzaam van vorstelijke echtelingen werd opgeteekend. Ferdinand leerde het voortreffelijk karakter zijner gemalin kennen in honderde kleinigheden, en zij leerde | |
[pagina 184]
| |
hem waardeeren in geheel zijn trouwhartige manier van zijn. Het was dan ook geen eenvoudige uiting van een minnend gemoed in al de zaligheid eener eerste liefde, zoo telkens zij verzekerde eerste onderdaan te zullen blijven, nu en immer, van zulk een bezadigd, vredelievend en wijs vorst, maar waarachtige overtuiging dat zij door dit woord tot daad te maken, haar huiselijk geluk zou grondvesten. Want zoo blind was hare liefde niet, dat zij niet alras had opgemerkt hoe moeilijk het hem viel tweede te zijn, terwijl hij als eenige zoon levenslang steeds eerste geweest was, al moest hij rechtstreeks tweede worden en zou hij slechts naast haar mogen staan op den troon van Leon en Castilië. Maand aan maand vloog voorbij in het volmaaktste geluk hunner afzondering, dat slechts nu en dan verbroken werd wanneer Ferdinand de vergadering der staten van Arragon moest bijwonen.
De geboorte eener dochter verhoogde in niet geringe mate het geluk der jeugdige ouders en van allen, die niets vuriger wenschten dan dat don Henriquez tot abdiceeren mocht besluiten. De jonge vader wilde de kleine volstrekt den naam der moeder zien dragen, terwijl Isabella zelve, door dit gaarne te veroorloven, haar heette naar de arme waanzinnige. | |
[pagina 185]
| |
Daar de kroon van Arragon overging in vrouwelijke lijn, vierde Arragon de geboorte eener erfprinses, terwijl Castilië hoopte op een tweede spruit, die allicht een zoon kon zijn, wien moeilijk eene kroon kon worden ontzegd, omdat hij niet eerstgeborene was geweest. De geboorte van een eersteling scheen beide ouders een uitnemende gelegenheid om nogmaals te beproeven don Henriquez te verteederen. Zijn blijvend misnoegen toch was de eenige schaduwzijde van hun geluk. Zij haastten zich dus de blijde boodschap naar het Alcazar te zenden, en tot hunne niet geringe verrassing volgde een eigenhandig geschreven woord des konings om hen geluk te wenschen. Krachtiger bewijs van verbeterde gezindheid hadden zij moeilijk kunnen wachten. Het schrijven werd bekroond door een koninklijke pillegift, die de stoutste verwachting der gelukkige ouders overtrof. Isabella haastte zich hem schriftelijk hare groote erkentelijkheid te betuigen en tevens te verklaren hoe veel leed het haar voortdurend bleef doen, hem niet om zijn toestemming tot haar huwelijk te hebben aangezocht, daar zij zich toch had kunnen vleien met een gunstig antwoord. Daarom besloot zij: ‘Ik weet, ik gevoel te kort te zijn geschoten in mijn plicht. Wil het vergeven aan haar, die slechts éene gedachte had, slechts éen wensch koesterde: zich te vereenigen met wien zij lief had, meer dan zich zelve.’ | |
[pagina 186]
| |
Don Henriquez bleek beter te zijn dan men meende. Hij las die woorden bij herhaling en dienzelfden dag gelastte hij den beheerder van den zusterlijken bruidschat, dien uit te keeren aan de rechthebbende. Juist hadden de staten van Arragon begrepen, dat hun aanstaande koning en vader van een erfprinses toch moeilijk langer op kosten van Valladolid kon leven. Als regent was hem zelfs geen jaarwedde toegekend om den treurigen toestand van 's lands schatkist. Op een andere wijs moest, om de eer des lands zelf, worden voorzien in zulk een scheeve verhouding met Leon, welks staten te eeniger tijd recht zouden hebben Arragon aan zijn plicht te herinneren. En zoo werd cle jonge regent van weerszijden verrast met inkomsten, die hem alleszins in staat stelden gemalin en kind te omringen met vorstelijke weelde. De geboorte eener erfprinses werkte bovendien op de ijverzucht der staten tegen Valladolid. De vraag rees of een toekomstige koningin niet, ware het slechts enkele weken in het jaar, te Saragossa moest vertoeven, en den regent kon worden veroorloofd met der woon gevestigd te zijn in een ander land. Een algemeen ‘neen’ was het antwoord, en sedert werden de handen aan het werk geslagen om hem in Saragossa een eigen paleis te doen betrekken, totdat hij, na den dood of abdicatie van den blinden koning, het koninklijk Aljufera zou kunnen bewonen. Het was of de hoorn des overvloeds eensklaps werd leeggestort over de wieg der jonggeborene in Valladolid, | |
[pagina 187]
| |
en de god des geluks dat oogenblik had afgewacht om alle stille wenschen van den jeugdigen held van Catalonië te vervullen. Verzoend met don Henriquez, aangebeden door de erfgenaam van diens troon, overzalig in het bezit van een dochtertje, hooggeschat door zijn vader en niet minder door zijne toekomstige onderdanen, begiftigd met vorstelijke inkomsten, werd hem onverhoeds een paleis in zijn vaderstad aangeboden, met de bede het elk jaar te betrekken, opdat de erfprinses zou opgroeien onder de oogen van eigen volk, en zoo hem nog meer kinderen mochten worden geboren, deze allen Arragoneezen zouden zijn. Geen Castiliaansche stad had nog een zoodanig verzoek gedaan. Daarom meende don Ferdinand het niet te kunnen afwijzen en toen er een tweede kind stond geboren te worden, vooraf bezit te moeten nemen van het hem aangeboden paleis. Zoo werd don Juan - de toekomstige gemaal van Margaretha, dochter van Maria van Bourgondië en Maximiliaan van Oostenrijk, landvoogdes der Nederlanden, genoemd naar zijne beide grootvaders, als erfprins van Leon en Castilië, geboren te Saragossa. ‘Ik zou onzen erfzoon en door hem alle troonopvolgers den titel willen toekennen van prins van Asturië,’ verzekerde Isabella, bij Ferdinands vreugde over de geboorte van een knaap. ‘Prins van Asturië?!’ vroeg hij verbaasd. ‘Het boek van don Francesco over de geschiedenis | |
[pagina 188]
| |
des lands speelt me door 't hoofd. Vraag er hem naar. Mij zou het thans te veel vermoeien u het waarom uit te leggen.’ En straks zag don Francesco, die van waardigheid tot waardigheid verheven, toch immer tijd vond zijn studiën voort te zetten, zich verrast door de verzekering van don Ferdinand, dat hij hem het raadsel moest weten te verklaren. ‘'t Was naar het schoone, vruchtbare Asturië, Altezza, dat de Spanjaarden vloden, die zich niet aan de Moorsche dwingelandij wilden onderwerpen en Christus afzweren. Vermoedelijk ter herinnering daaraan, wenscht de vorstin dien titel te schenken aan den erfprins...’ ‘Van een ander Spanje!’ lachte Ferdinand. ‘Nu de eene wensch na den anderen als door den heiligen Ferdinand, mijn patroon, zelf wordt vervuld, schenke hij mij ook de vervulling van den meest omvangrijken: die van het oude Espana, in al zijn Romeinschen luister, te doen herleven! Ik had daartoe gehoopt dat de kleine Juan eerstgeborene zou zijn, en zoowel de staten van Arragon als Castilië voor een vereeniging der kronen, op het hoofd van een mannelijk oir, zouden hebben gestemd.’ ‘Wat op dit oogenblik onmogelijk schijnt, kan nochtans mogelijk worden, Altezza. De geschiedenis onzer geëerbiedigde en geliefde vorstin leert dit genoeg!’ ‘'t Is zoo. Doch nu er reeds voor elk rijk een erfgenaam geboren is, zou mijn wensch niet te vervullen zijn, dan ten koste van een van beiden, en | |
[pagina 189]
| |
ik zou den een niet voor den anderen kunnen opofferen, en de Infante evenmin. Zij zijn ons beiden even lief en zullen ons beiden evenzeer tot vreugde, hoop ik, opgroeien, en de beide rijken tot zegen.’ ‘Zoo zij het! Altezza.’ ‘Indien ge mij uw vertaling wildet toevertrouwen, zou ik gaarne met het verleden des lands kennis maken. Ik ben te jong in den krijg geweest om een geleerde te zijn. Maar dat ik u met uwe wetenschap en alle geleerdheid waardeer, bewijze u mijn verzoek om mij te helpen Saragossa te begiftigen met een universiteit, gelijk aan die van Toledo en Valladolid. Wij moeten de menschelijke kennis ten algemeenen bate stellen en al wie slechts wil, gelegenheid openen zich te voeden aan haar brood. Ter herinnering aan de geboorte van onzen zoon willen wij een academie stichten. De geleerde Aquirol zal ons wel hoogleeraren zoeken uit eigen stam.’ ‘Geen taak kan mij meer welkom zijn, Altezza.’ ‘Terwijl Portugal schatten verspilt aan het ontdekken van onbewoonde of bewoonde eilanden, willen wij ons wijden aan het onderwijs van eigen onderdanen, nu wij zoo gelukkig zijn aartsbisschoppen, gelijk zijn Reverendissimo van Toledo, gewonnen te hebben voor dit plan.’ ‘Het volk of liever de burgerij kan slechts gelukkig worden indien de wetenschappen, die tot heden in de kloosters alleen beoefend worden, alom mogen doordringen. De algemeene liefde voor taal en dichtkunst, die de Castiliaansche taal ten naastenbij reeds doet | |
[pagina 190]
| |
wedijveren met het oude Latijn, waarborgt voorliefde voor al wat ontwikkeling heet.’ ‘Ik bespeur wel in don Francesco de Bovadilla den rechten man te hebben gevonden voor de uitvoering van dit ons besluit, en ga de Infante dadelijk verheugen met uw toestemming om op deze wijs aan de geboorte van een eersten Prins van Asturië een blijvende herinnering te schenken. Ge wilt u van af heden aan dat doel wijden, niet waar?’ ‘Van harte gaarne, doch veroorloof mijn taak te aanvaarden onder de hooge bescherming van den regent-troonopvolger.’ ‘Ik zal mij vereerd gevoelen, indien de toekomstige studenten van Saragossa mij als beschermer zouden willen erkennen,’ antwoordde hij met diezelfde beminnelijke nederigheid, door welke hij zich aller harten had weten te verwerven.
Inmiddels gevoelde koning Henriquez zich meer en meer ondermijnd door verdriet en rouw. Bekend met Aquirol's bijzondere en gelukkige geneeswijze, verzocht hij Isabella hem haren lijfarts eenigen tijd af te staan. Hoe noode zij ook scheidde, met het oog op beide kleinen, van den zorgzamen vriend, durfde zij het verzoek toch niet afwijzen, en gaarne had Aquirol zich ook onttrokken aan de eer, boven den kunstbroeder op het Alcazar met het vertrouwen des konings te worden begunstigd. | |
[pagina 191]
| |
Daarbij was hij volstrekt niet genegen door zijn wetenschap het leven te redden van een nietswaardige. Doch wanneer de Infante wenschte dat hij zou vertrekken, moest hij gehoorzamen, en zoo reisde hij vol bitterheid en wrevel naar den moordenaar van zijn lieveling. Want dat don Henriquez de hand had gehad in het zoo onverhoeds afsterven van don Alonzo, juist op dát tijdstip, betwijfelde hij nog nooit. Zijn eenige troost was, dat de astrologie hem verwittigd had: ‘'s Konings einde is nabij.’ Alvorens af te reizen had hij daarom de Infante nog kunnen voorbereiden op een nieuwe lotswisseling, ja op een algeheele verplaatsing naar den trotschen burcht der vaderen, zonder te vermoeden dat zij er hem zoo spoedig zou volgen als hij zou ervaren. Hetzij dat zijn bezoeken den kranke herinnerden aan Averilo, hetzij dat Aquirol zelf 's konings herinnering aan zijn zuster gedurig deed herleven, meer en meer ontwaakte er in diens gemoed een verlangen, niet alleen om haar weer te zien, maar om haar nog te schenken wat hij haar levenslang had onthouden: broederlijke liefde. Op zekeren morgen verraste hij Aquirol met de opdracht om de Infante van Arragon namens hem te schrijven met zijn welgemeenden broedergroet, haar in te lichten omtrent zijn toestand en mede te deelen dat hij zich zeer gelukkig zou achten, indien zij hem een bezoek wilde brengen van langeren of korteren duur, opdat hij hare kinderen zou mogen aanschouwen. | |
[pagina 192]
| |
Don Aquirol haastte zich de koninklijke boodschap te verrichten, niet weinig gelukkig in het vooruitzicht de beminde vorstin en hare kleinen zoo spoedig te zullen wederzien, en daardoor wat levendigheid te verwekken in het schier uitgestorven Alcazar. Want sedert 's konings ziekte was er heel wat veranderd op het slot. De lustige vrienden, die hem steeds zoo kostelijk konden vermaken, verveelden hem in dezelfde mate, nu hij door pijnen werd afgemat en zich zelf tot last was geworden. De een voor, de ander na, viel in ongenade om de onbeduidendste oorzaken en het gevolg dier wispelturige handelingen was dat, naar gelang de eenvoudige inrichting van het paleis te Valladolid en dat van Saragossa alle Grandes en Grandezza's aantrok om het ongewone, maar tevens om de beminnelijkheid der vorsten, het weidsche, weelderige Alcazar meer en meer geschuwd werd en eindelijk als ontvolkt was. Het vroolijk geschater tot in het holle van den nacht was door doodsche stilte vervangen, zoodat, wie in de gangen overluid spraken, soms verschrikt terugdeinsden voor de echo van eigen stemmen, als was deze de spraak van omdolende geesten der geofferden aan vermaak of gril, of van gevallenen door voorbedachtelijk beraamde middelen. Die stilte bracht don Henriquez soms ten einde raad. Hij had de kroon behouden... doch alles, waaruit de waarde van een kroon bestond, was hem van lieverlede ontnomen of ontgaan, en wel door eigen schuld. Dit besefte hij meer en meer, wanneer zijne | |
[pagina 193]
| |
ministers of de rijkskanselier hem alleen bezochten uit noodzakelijkheid, om een handteekening te verwerven of zijn besluit over eenige aangelegenheid, die moeilijk buiten hem om was uit te voeren. Zelfs de verbanning van de la Cueva had strikt genomen slechts geleid tot tijdelijken terugkeer der edelen, die hem bleven minachten. Hij had er geen slag van waardige mannen aan zich te boeien of eenige genegenheid in te boezemen. Daarom was zijn terugkomst op het Alcazar onopgemerkt voorbijgegaan. Vele der trotsche huizingen waren gesloten en toen hij er zijn verwondering over betuigde, moest hij vernemen dat de eigenaren zich tijdelijk hadden verplaatst of naar Valladolid, of naar Saragossa, of naar Madrid, welks gemeentebestuur steeds hoopte dat de bekoorlijke ligging der stad haar zou in aanmerking doen komen voor een hoofdstad, bij verandering van regeerend hoofd. Zoo ontmoette hij allerlei zinspelingen of voorbereidingen op dagen, waarin hij reeds zou zijn vergeten, gelijk hij het gezin op Averilo vergeten en verwaarloosd had. Isabella's afscheidswoorden te Ocana kwamen hem gedurig voor den geest. Koning Juan was toch beider vader geweest. Zij waren van eenerlei bloede. Strikt genomen behoorde niemand hem toe, en kon bij niemand zelfs de stem der natuur spreken ten zijnen behoeve, dan bij die eenige alleen. Welk een schat zou Alonzo voor hem hebben kunnen zijn. De arme knaap was onschadelijk gemaakt, uit den weg geruimd door | |
[pagina 194]
| |
gedienstige vrienden, zoo niet door dien éenen, door de la Cueva, opdat het erfrecht van... Bertrandilla onbetwist zou blijven. Isabella was goedhartig. Zij zou niet om zich doen roepen; zij zou komen, hoe ook schoorvoetend, en hij... hij zou, wanneer de gevreesde dood zijn sponde naderde, toch zijn hand kunnen leggen in een andere. Er zou toch iemand aan zijn doodbed staan... iemand, die hij nu nog zou kunnen beweldadigen, opdat zij hem niet te hard zou veroordeelen. En zoo vroeg hij don Aquirol den anderen morgen: ‘Ge hebt toch geschreven?’ ‘Ik heb gehoorzaamd en geschreven naar Saragossa, heer, alwaar Infante en Infant zich juist bevinden.’ ‘Zou zij komen?’ ‘Welke kranke zich tot Infante Isabella zou wenden, zij zou hem niet laten wachten. Zonder onvoorziene omstandigheden zal zij den wensch des konings dus zeker vervullen.’ ‘Mocht het zoo zijn!’ En het was zoo. Nu Henriquez haar tot zich riep, en zij uit Aquirol's schrijven vernam dat hij niet meer zou herstellen, al verkeerde hij nog niet in rechtstreeksch levensgevaar, beschouwde Isabella het niet alleen plicht aan zijn wensch gehoor te geven, maar mede onmiddellijk op reis te gaan, na don Ferdinand te hebben overgehaald gedurende hare afwezigheid bij zijn vader te vertoeven, | |
[pagina 195]
| |
wien hij ten allen tijd welkom was en blijven zou, ja, wien zijn gezelschap zeer zou verheugen. En zoo keerde zij met twee kinderen, beide erfgenamen van kronen, naar het Alcazar terug, om in de uitgeteerde figuur, die haar een hartelijk welkom toeriep, nauwelijks den weigestelden gastheer van Ocana te herkennen. Die gebogen rug en ingezonken oogen en dat lijkkleurig gelaat maakten Henriquez tot een geheel ander man. ‘'t Is goed en lief dat ge zoo onverwijld zijt gekomen,’ voegde hij haar dadelijk toe. ‘Ik kan niet zoo alleen en verlaten sterven. Wilt ge bij mij blijven tot alles voorbij zal zijn?’ ‘Ge zult wel weer herstellen,’ meende zij luchtig te antwoorden, doch die onwaarheid wilde haar niet van de lippen. Waarom hem te misleiden, hem, die waarlijk zich wel mocht voorbereiden op zijn einde, veel als hij nog had goed te maken, wilde hij zich met God en menschen verzoenen. Wat hij haar persoonlijk had misdaan, telde zij niet. Zij gedacht het verdriet harer jeugd niet eens, nu alles ten goede was gekeerd en zij zich de gelukkigste vrouw en moeder noemde van Castilië en Arragon te zamen; doch aan anderen, aan geheel zijn rijk, aan geheel het volk van Leon en Castilië had hij schuld en tekortkomingen te belijden aan zijn eerste en duurste plichten. ‘Kan ik mij door dien wensch te vervullen uwe | |
[pagina 196]
| |
zuster betoonen, dan zal ik u niet verlaten,’ antwoordde zij op hartelijken toon, ‘tenzij Ferdinand mij mocht doen ontbieden, want mijn plaats is aan zijn zijde. Zijn vader is mede een man van éen dag, die door zijn treurige blindheid wel eenig recht op ons gezelschap heeft.’ ‘Ik zal er u innig dankbaar voor zijn zoo ge u... in het onderhuis,’ hernam hij nadrukkelijk, ‘zóo wildet inrichten, als ge er na mijn overlijden zult ingericht zijn. Beschouw het geheele Alcazar dus reeds als uw eigendom. Mijne bevelen zijn dienovereenkomstig reeds bekend aan den maggiordomo, Hij weet dat de Infante van Leon, Castilie en Arragon hier van nu aan eenige gebiedster is.’
Dat die verzekering oprecht gemeend was, bleek straks reeds toen de maggiordomo gehoor verzocht, met de bede zich de vereerende taak van het huis- en hofbestier ook door haar te zien toevertrouwd. Op haar bevestigend antwoord stelde hij alle mannelijke en vrouwelijke opperbeambten aan haar voor, en allen bevalen op gebogen knie zich in haar vertrouwen aan en zwoeren haar met onkreukbare trouw te zullen dienen. ‘Op voorwaarde,’ antwoordde zij minzaam, ‘dat van nu aan de kniebuiging zij opgeheven in het dagelijksch leven en alleen behoore tot de etiquette van bijzondere gelegenheid. Ik aanvaard niet gaarne een hulde die alleen der Godheid toekomt van het schepsel, en don Ferdinand evenmin.’ | |
[pagina 197]
| |
Met de opheffing van een voorschrift dat door alle voorzaten was gehandhaafd, won zij aller hart voor immer. Ouden van dagen viel de kniebuiging soms zeer zwaar. En toch kon het kleed eener Infante niet ruischen en de stap van een Infant niet hoorbaar worden, of de knie van groot en klein, die hem of haar voorbij zou zien gaan, moest zich plooien! Die ceremonie was overgenomen van de hofhouding der Moorsche koningen. De eerste Christenen van het aloude Espana zouden geen knie hebben gebogen voor den landvoogd of stadhouder der Romeinen.
Gedurende de eerste dagen look don Henriquez zóo op, dat Aquirol's verbazing toenam en Isabella alle zelfvoldoening genoot van de scheiding van Ferdinand, die haar zwaar was gevallen, omdat hij er zich zoo eenzaam door moest gevoelen. Hoe spade ook, leerde zij den onbarmhartigen broeder van een betere zijde kennen, terwijl hij het meer en meer betreurde zich zoo weinig om Averilo te hebben bekreund, zoo telkens zij hem verhaalde van de arme waanzinnige en de blijde verrassing toen deze haar eindelijk herkende, al werd die vreugde harer ziel ook weer onmiddellijk overschaduwd door haar plotseling afsterven. Overigens hoorde hij dit onderwerp het minst gaarne bespreken om het aandeel, dat hij zich zelf moest bekennen aan dien waanzin te hebben gehad. Een kleine vreugde werd hem nog bereid. | |
[pagina 198]
| |
Don Juan van Portugal was zijn teleurstelling niet alleen vergeten, maar hij had een vorstin zijner waardig ontmoet, en gelijk aan alle bevriende vorsten, ook aan don Henriquez en Isabella boden gezonden om kennis te geven van zijn huwelijk. Kort na Isabella's komst op het Alcazar was hem een zoon geboren, en nu haastte hij zich een huwelijk voor te stellen van dezen met de Infante Isabella van Arragon, in de meening dat zij als eerstgeborene, erfgename der drie kronen harer ouders zoude zijn. Henriquez' toestemming was volstrekt overbodig. Toch onderwierp Isabella het aanzoek aan zijn oordeel, omdat het hem allicht genoegen zou doen. Dit bewijs van volkomen vergiffenis van Portugals zijde verraste hem zoodanig, dat zijn gestel er sterk. door werd geschokt en Aquirol al spoedig een overhaast einde te gemoet zag. Toen dit vermoeden gegrond bleek, heerschte er eensklaps een plechtige drukte op het slot. Alle rijksgrooten spoedden er zich heen om getuigen te zijn van den doodstrijd van een koning, wiens regeering niet alleen roemloos was geweest, doch die zich persoonlijk zoo gehaat had gemaakt, dat niemand zijn heengaan betreurde. Den volgenden morgen wapperde er een zwarte doek van den toren van het Alcazar en werden er elke minuut schoten gelost. Andermaal maakten de herauten zich gereed tot een rondgang door de stad. | |
[pagina 199]
| |
De wapenschilden werden met rouwfloers omhangen en de hansworsten hadden de zotskap verwisseld met den breedgeranden hoed der ridders, waaraan een rouwfloers wapperde. Alle instrumenten waren overdekt om de klanken te verdooven, zoo telkens zij aandacht vroegen voor het sombere: ‘Koning Henriquez, de vierde van zijn naam, is niet meer!... is niet meer!’ De geheele stoet herhaalde op somberen toon de woorden, terwijl de klepels der klokken statig in beweging werden gehouden en de magazijnen gesloten voor den vormelijken rouw van hoogstens een paar uren, want geheel Toledo stak er den draak mede. De jeugd haalde reeds de castagnetten te voorschijn en oefende zich, nadat het linnen op de binnenplaats was opgerold, in den dans, die ter eere van de troonopvolgster zou worden uitgevoerd door honderde paren. Anderen stemden luit en guitaar, haalden groen en bloemen bijeen en lieten eigendunkelijk de ijzeren vlotten te water, om ze ijlings met brandbare stoffen te bevrachten en vreugdevuren te doen ontvlammen, zoodra het eerste sein er toe gegeven zou worden door den terugkeer der herauten of door de groote klok der voormalige Mesdojyet. |
|