| |
| |
| |
VIII.
De koning van Portugal, Alonzo V, zwoer den hoon, zijner oudste dochter aangedaan, ontzettend te wreken; doch de schermutselingen met allerlei zwerfstammen, zoowel als de koninklijke ondersteuning, die hij de zeevaart verleende, wanneer deze eenige ondekkingstocht mocht wenschen te ondernemen, hadden zijn schatkist te zeer uitgeput om dadelijk zijn wrok te kunnen koelen en heel Castilië te tuchtigen voor de wegzending der koningin, waartoe het den koning in elk geval had genoodzaakt. Zijn zoon, die eenmaal als Juan II niet alleen de Groote, de Gestrenge zou worden bijgenaamd, maar zelfs de Volmaakte zou heeten, had, na met Isabella voor het doopvont in de hoofdkerk te Toledo gestaan te hebben, steeds de lieflijkste herinnering bewaard aan deze jonkvrouw, die echter als jongere dochter en verwaarloosde vorstin een niet genoeg voordeelige bruid zou zijn voor een toekomstigen koning, en almede reikhalzend uitgezien naar uitbreiding van gebied.
Nu de arme Infante onverhoeds tot eigen rang van troonopvolgster was verheven, waagde hij het zijn vader op te merken dat het beter ware alle wrok over wat geschied was ter zijde te stellen - zij het ook met opoffering van de belangen der kleine Juano, en
| |
| |
een poging te doen tot vereeniging van Castilië met Portugal, door een huwelijk der beide troonopvolgers.
De Cortes of staten opperden een dergelijk voorstel, om beide rijken een strijd te besparen, die beiden in de oogen van den Muzelman moest vernederen.
Door zulk een vergoeding voor allen smaad te eischen en daarmede een betreurenswaardige vijandschap te voorkomen van de steeds zoo bevriende en zoo bij herhaling vermaagschapte Huizen als die der beide koningen, was de eer gered.
Het gevolg van gedurige overleggingen was, dat don Henriquez in plaats van een oorlogsverklaring, een huwelijksaanzoek ontving, opdat een nieuwe verbindtenis tusschen Castilië en Portugal de verbrokene zou vergoeden.
Opgewekt door den terugkeer van zoovele edelen, nam don Henriquez niet alleen gulgraag het middel ter verzoening aan, maar haastte zich zelfs, na zich zoo goedertieren omtrent Isabella te hebben betoond, haar aan te sporen zich te vereenigen met don Juan.
Doch Isabella gevoelde niet de minste genegenheid voor den broeder eener schoonzuster, omtrent wien zij thans nader was ingelicht, en dien zij ook had leeren kennen als de bewerkster van het huwelijksplan, dat zoo merkwaardig verijdeld was.
Harerzijds verzekerde zij dus onverwijld nooit in eenig huwelijk toe te stemmen, tenzij zij huwen kon uit liefde.
Henriquez gevoelde zich voor 't eerst machteloos
| |
| |
tegenover de zuster, die hij zoo schromelijk had verwaarloosd.
Gewoon steeds te bevelen, liet hij haar nochtans weten dat hij zijn koninklijk woord had verpand en hij daarom genoodzaakt was haar te verzoeken het aanzoek andermaal te overwegen.
Intusschen was het bericht omtrent de troonopvolging ook ter oore gekomen van den met blindheid bedreigden koning van Arragon.
Deze haatte Henriquez met een innigen haat, en had zich daarom vroeger tegen een huwelijk van zijn eenigen, reeds beroemden zoon verklaard met de voormalige speelgenoot.
Nu zij aanstaande koningin van Leon en Castilië heette, haastte hij zich alle geschillen bij te leggen, zijn weerzin tegen Henriquez te overwinnen, en zijn eigen zoon te verrassen met een huwelijksaanzoek buiten hem om, daar hij juist weder aan het hoofd een er niet onaanzienlijke legermacht was uitgetogen.
Hij wendde zich niet alleen tot Henriquez, maar tevens tot Isabella. Terwijl de eerste hem even beslist weigerde, als hij Lodewijk XI geweigerd had, nam Isabella het aanzoek aan, juist toen don Henriquez besloten was haar, goed- of kwaadschiks, Portugal ten zoenoffer te geven.
Onder schijn van naar een wederzien te verlangen en de opmerking dat eenige afleiding haar zeker heilzaam zou zijn, noodigde hij haar met de beide Bovadilla's te Ocana, alwaar hij een zeer bijzondere jacht
| |
| |
stond te houden, bij welke gelegenheid de Infant van Portugal persoonlijk zijn huwelijksaanzoek zou kunnen herhalen. Dit verzweeg hij echter.
Niet vermoedende dezen te zullen ontmoeten, en meenende dat de uitnoodiging de vrucht was van Henriquez' erkentelijkheid over haar antwoord aan Toledo, waarvan hij was ingelicht, nam zij de uitnoodiging aan, en zoo reisde zij er heen met de Bovadilla's, Aquirol en Ismael, het vereischt aantal dienaren en dienaressen en haar eigen onmisbaar muildier Ricci.
Ismael was stil en schuw geworden na den gepleegden moord. Steeds vreesde hij dat de Infante er hem om zou verachten, al had hij ook om harentwil zich aan zulk een ontzettend misdrijf schuldig gemaakt, als het plengen van 's naasten bloed, in een oogenblik van vertrouwelijk samenzijn.
Eéne gedachte had hem slechts vervuld. De toeleg des konings te doen mislukken en haar de onteering te besparen, die alleen reeds moest bestaan in het ontvangen van zulk een bruidegom.
Nu haar lot zoo onverhoeds was gekeerd en zij zelfs tot troonopvolgster was uitgeroepen, scheen zijn misdrijf hem om niet gepleegd en kwelde hem een voortdurende en toenemende vrees, dat hij te overijld en ook te eigendunkelijk had gehandeld; iets, dat don Francesco onwillekeurig moest toestemmen.
Isabella had wel opgemerkt dat hij geheel veranderd was, sedert hij door haar gewijd had willen worden om de hare te zijn in leven en dood. Wat hem geschied
| |
| |
was, waarover hij gedurig mijmerde, dat vermoedde zij niet van verre en zou zij ook nooit vernemen.
Dat hij kennelijk op Ocana weder herleefde en in gezelschap des konings en zijne vrienden weder den gek kon zijn, die allen vermaakten, verheugde haar, hoezeer het haar evenzeer verbaasde dat hij twee personen in zich scheen te vereenigen, want zoodra don Henriquez hem den rug toekeerde, was hij weder in zich zelf gekeerd.
Kwinkslagen en snaaksche invallen waren dezen steeds welkom, en deden hem den gek gedurig bij zich ontbieden; eindelijk zóo gedurig dat menig hoveling er ijverzuchtig over dreigde te worden.
Ismael bespeurde dit zeer goed, en begreep omzichtig te werk te moeten gaan, niet alleen om 's konings genegenheid niet te verliezen door achterklap van derden, maar om zijn vertrouwen te winnen, waarom het hem te doen was.
Onvoorwaardelijk geloofde hij dat de uitnoodiging om zich te komen verpoozen op het koninklijk lustslot een of ander doel had, dat hij evenzeer moest trachten te verijdelen als het bezoek van een Pedro Gironi.
Geheel vervuld, gelijk de koning scheen, met de zoo bijzondere jacht, waartoe hij de eerste edelen had uitgenoodigd, zocht Ismael allereerst te weten te komen wie er werden verwacht, door den hoogen gastheer te verzekeren dit allicht te kunnen raden.
‘Laat hooren dan!’ antwoordde Henriquez, bijzonder
| |
| |
goed geluimd, dewijl alle uitnoodigingen waren aangenomen.
‘De Infant van Portugal!’
‘Waarom noemt ge juist dezen?’
‘Welke man zou de gelegenheid niet aangrijpen de Infante zijne opwachting te maken, met wie hij eenmaal reeds voor het altaar heeft gestaan? Ismael durft zelfs verder te raden en te beweren...’
‘Nu wat?’
‘Dat de kronen van Castilië en Portugal wellicht te vereenigen zouden zijn.’
‘Goed geraden! En wel, voordat een Castiliaan of Portugees er nog aan denkt!’
‘Ten besluite van de groote jacht?’ grinnikte de gek.
‘Ten besluite, ja juist, en misschien wel voordat die nog zal zijn aangevangen. Doch ga nu heen van waar gij gekomen zijt en duik mij wat nieuws op.’
Ismael maakte beenen, vastbesloten zijn voordeel te doen met het gehoorde, en den koning vooreerst niet onder de oogen te komen.
Geen kwartier later wist don Francesco dat de Infante in een hinderlaag was gelokt, en was Ismael spoorloos verdwenen.
Dat hij waarheid had gesproken bleek uit de toebereidselen, die gemaakt werden om een buitengewonen gast te ontvangen, nadat reeds zeer hooge edelen waren aangekomen.
Dat hij werkelijk de Portugeesche troonopvolger
| |
| |
was, de peter der verdreven Juano, kon niemand beter getuigen dan de Infante zelf, daar hij haar des anderen daags zijn opwachting reeds maakte.
Moeilijk kon zij weigeren hem te ontvangen na de zeer aangename kennismaking bij gelegenheid van het doopfeest.
De jonge prins zinspeelde zelfs niet op die kennismaking en betoonde zich zóo hoffelijk, zóo oprecht verheugd, zóo volstrekt ongekunsteld bij hun wederzien, dat Isabella nog geloofde ten zijnen aanzien misleid te worden.
In dit vermoeden werd zij versterkt toen de dag van de jacht was aangebroken, en zij zich zeer opgewekt gevoelde er aan deel te nemen om de bijzonderheid der jacht, liever wegens het op te jagen en te vangen wild.
Er zou geen bloed worden gestort. De groote kunst zou bestaan en hij koning, of zij koningin van de jacht worden verklaard, die het behendigst de lus kon werpen om een... aap te vangen, want op den aap was het ditmaal gemunt.
Hoewel Espana er maar heel zelden had opgeleverd in vroegere eeuwen, meende men dat de Arabieren, uit zekere wraak bij hunne uitdrijving, een aantal apen, die zij ook als huisdieren met zich voerden, hadden achter gelaten in geheele bosschen wilde amandelen en dadels, vanwaar zij van lieverlede te voorschijn kwamen in kleine kudden om de eetbare vruchten te rooven.
De landlieden, die zich meer en meer verontrust zagen en beroofd van hun schoonste fruit, werden
| |
| |
zóo ten einde raad, dat zij, daar het hun streng verboden was te jagen op gronden, die hun niet toebehoorden, zich tot de overheid hadden gewend, met verzoek een apenjacht te bevelen.
Het wild was zoo eenig, dat Henriquez het der moeite waard vond zijn edelen uit te noodigen het landvolk ter hulp te komen, doch op koninklijke wijs, opdat het zich nimmer zou kunnen beroemen dat een koning en zijn stoet hun ten gevalle uit jagen was geweest.
Daarom werd het doodvonnis over de boschbewoners veranderd in levenslange gevangenschap, en kon elk zijn huis met een aap verrijken, die er, dank zij behendigheid, een kon bemachtigen.
Het was een klein, dus geenszins ontzag inboezemend soort, wier grootste verontwaardiging of angst zich openbaarde in grijnzen, dat 's konings hansworsten vrij mochten nadoen.
Bekkenslagers, triangelaars en tambourijnders openden den stoet en moesten dezen hier en ginds onthalen op gerimram en gegrijns. Isabella had tot heden niets van die potsenmakers haars broeders bespeurd, en was er dus ook geenszins op voorbereid, dat zij door deze zou worden voorafgegaan bij een jachtvermaak, dat steeds onder zeker decorum gesmaakt was geworden, altijd volgens de mededeelingen van de Bovadilla's, want zij had er nog nooit ingedeeld. Het schoone weder, niet warm, niet koud, zooals het dikwijls onverhoeds worden kon, stemde alle gasten recht opgewekt, en toen prins Juan
| |
| |
zoo eerbiedig de knie voor haar boog, opdat zijn hand haar tot trede zou dienen bij het opstijgen van Ricci, die goed of kwaadschiks mee ter jacht moest, viel er zoo weinig onraad te duchten, dat zij begon te gelooven aan een misleiding van Ismael, niet een voorbedachtelijke, maar eene ontsproten uit zekere overdreven bezorgdheid voor hare persoon.
‘Rim..! r...a...m!’ klonken de bekkens en op dat sein spoorde de een zijn ros, de andere het muildier, en ‘ventre à terre’ reed de stoet lustige cavallero's en opgewekte senora's boschwaarts over steppen, greppels, heggen en kreken heen.
‘Rim... ram...!’ en eensklaps werden de viervoeten weder tot stilstand gedwongen bij den ingang van het prachtige bosch, dat zich ter zijde der rivier uitstrekte, opdat de jagers de wet zouden hooren voorlezen, naar welke allen zich hadden te gedragen, hierop neerkomend dat den aap liever de vrijheid moest worden teruggeschonken dan gedood.
Onder een luide goedkeuring boden de schildknapen in gouden en zilveren moorsche bekers verschillende wijnen aan de koninklijke gasten, en was het weder Portugal zelf, die de troonopvolgster van Castilië de zoete teug aanbood, en daarna vol eerbied de lippen zette op dezelfde plaats, waar zij gedronken had. De beteekenis dier daad kende zij zeer goed.
‘Rim... ram! klingelingeling! ping, pang!’ klonk er ten derden male, toen Henriquez even de hand ophief. In een oogwenk was het bosch ingerend, dat ter
| |
| |
wille van de vereischte ruimte om de lussen te werpen vooruit zóo was gekapt, dat er letterlijk begaanbare wegen in werden aangetroffen.
Ricci werd zelfs door de algemeene geestdrift aangetrokken en rende zooals hij nooit gerend had, met trotsch opgestoken ooren, als was hij fier op zijn last en verheugde hij zich zelfs in het genot, dat eindelijk ook eens gesmaakt werd door de weeze van Averilo.
Dona Beatrix had zich verontschuldigd. Don Francesco zou het feest eer met zijn leven hebben betaald, dan dat hij niet mede ware gegaan ter bescherming der geliefde vorstin.
En wel wetend dat Henriquez allerlei etiquette had ingevoerd om den hoogen toon van den adel te fnuiken en zich eenig overwicht te geven boven dezen, mocht Portugal het alleronaangenaamst vinden, Castilië niet zoo ongedwongen te kunnen naderen als hij zich dit had voorgesteld, tóch durfde hij geen enkele aanmerking maken op de onafscheidelijkheid van den volgeling der Infante, dewijl zijn titel was opperkamerheerbegeleider.
Don Juan moest zich aan die etiquette te eer onderwerpen, dewijl hij in dezen volkomen eensdenkend was met koning Henriquez, en niet ten troon zou stijgen zonder zijn voorbeeld te volgen.
Isabella van Portugal, gravin van Vlaanderen en Holland enz., mocht het ideaal van vorstin zijn voor een Isabella van Castilië; hij, de jonge Portugal, die zich geboren Bourgondiër achtte krachtens zijn voor- | |
| |
vader Hendrik van Bourgondië, die den eersten stoot gaf aan de verdrijving der Mooren in Luisitanië of Portugal, droomde van een toekomst, waarin hij evenknie zou heeten van Philips den Goede, dien hij steeds den titel gaf van welwaarden neef van weerszijde, én door eigen huis én door dat van diens gemalin.
Het Vlaamsch-Bourgondisch huis was dus én aan Castilië én aan Portugal vermaagschapt, meer dan eenmaal zelfs.
Terwijl de jongelieden die vermaagschapping elkander herinnerden - soortgelijk gesprek was allicht gaande te houden én gedurende den ongeregelden gang van beider verschillende viervoeten én in tegenwoordigheid van den lastigen derden voor den Infant - klonk er plotseling een oorverdoovend gejubel en een geraas der instrumenten, dat als van alle vier de windstreken werd teruggekaatst door de dolle vreugdebetooningen der hansworsten.
Er moest een aap zijn gestrikt.
In vliegenden galop renden de verschillende groepen elkaar tegen, ten einde zich te scharen om den gelukkigen jager, den koning zelf.
Dit feit zette de kroon op de algemeene opgewektheid. Toen de arme aap van den eenen strik in den anderen geraakte, zonder beraad als hij werd vastgesjord aan het muildier van een der dienaren, vervulde Isabella zulk een deernis met den gevangene, dat zij Portugal, als eersten in rang, smeekte genade te vragen voor het arme dier.
| |
| |
‘Gaarne! o zoo gaarne! doch nog niet, want dan waarschuwt hij zijn makkers en zullen allen ons ontvluchten, terwijl zij nu stellig iets zullen beproeven om de gevangenen te verlossen; onze dierkundigen beweren dat zij ons menschen te slim zijn. Wij zullen dat heden erkennen of ontkennen.’
En zoo was het. De apen hadden zeer goed gezien dat er een gestrikt was; zoo niet, zijn erbarmelijk geschrei verkondigde het hun luid genoeg, toen zij als door schrik voortgezweept, in een oogwenk waren verdwenen.
Terwijl de jagers verbaasd rondstaarden, keerden zij met honderden terug ter ontzetting van den kameraad, die nog altijd huilde.
Allen hielden de paarden en muildieren in om een afwachtende houding aan te nemen, doch alras moesten zij die prijs geven, begroet als zij werden door een regen van amandelen, waarmede ruiters en dieren met zulk een hevigheid werden getroffen, dat allen uiteenstoven om den aftocht te blazen.
‘En dat voor apen! terwijl wij hun broeders, de Mooren, zouden staan! dat nooit!’ riep Portugal, en meteen ontnam hij een hansworst de bekkens en maakte zulk een helsch rumoer, dat de belegeraars vliegensvlug in de toppen der boomen zich verscholen, waar zij met de ellebogen op de knieën, de hoofden in de handen lieten zakken, om de ooren te bedekken.
‘Is 't niet of ze ons uitlachen?’ vroeg Portugal, ‘dat laat geen Bourgondier zich doen!’
| |
| |
En met een stouten sprong rende hij, ter zijde door eenige vrienden gevolgd, heen om heel voorzichtig achter de boomen om de apen te naderen, die steeds het oog hielden gericht op wie waren blijven staan.
Nu waagde hij een slag. Niet naar de apen, maar naar de takken richtten zich de handen en eensklaps ploften de weerloozen op den grond. De schrik verbijsterde de arme dieren zoodanig, dat zij te verlamd schenen om zich te verweren, en zich lieten opnemen en wegvoeren.
‘Arme koning Boadil!’ schertste Portugal, terwijl hij den aap, dien hij zelf opving, aan zijn eigen paard wilde gehecht zien. ‘Ge zult het goed hebben, om me steeds een schoon levensuur te herinneren. En als ge u met uw lot zult hebben verzoend, zult gij een sieraad worden van de diergaarde, die ik ter eere der aanstaande koningin van Castilië onmiddellijk zal gaan inrichten. Onze geleerden hebben me al zoo vaak hiertoe aangezocht,’ voegde hij Isabella toe.
‘Och laat het arme dier los!’ smeekte zij.
De hoffelijkheid gebood hem te gehoorzamen, maar... de jager was te veel in hem ontwaakt. Thuis komen zonder buit, dit ging niet aan. Toch scheen hij haar te willen bevredigen door een: ‘Welaan dan!’ Doch zij zag hoe hij zijn buit aan een schildknaap toewierp, na het diertje, want de aap was zeer klein, een klap te hebben gegeven, omdat het hem in de hand beet.
Nu het doel was bereikt, gebood de koning
| |
| |
‘huiswaarts!’ Nooit was hij met gejubel begroet. Alleen, na den welvolbrachten tocht, begroette het landvolk hem met blijde kreten, hoewel zij meer den buit golden dan den vorst.
Portugal gevoelde zich ontstemd.
Zeer zeker had zijn dapperheid niet het hart der Infante gewonnen. En dit gevoelde hij maar al te zeer.
|
|