Arme mijnwerker! (Uit hetzelfde hoofdstuk-)
De familie was nu ongeveer twee weken in dat landelijk stadje en dus eenigszins vertrouwd met wat er omging, met zijn omstreken, met de sagen, die er in omloop waren en zoo meer, ze raakte op haar gemak.
Eenige inwoners hadden gezegd, dat het vandaag uitstekend wêer was om te visschen, want hunne veeljarige ondervinding had hun geleerd, dat bij een bewolkte lucht als heden en bij zulk een Westenwind de Sûre zeer door forellen was bevolkt.
Dit forellenvisschen, pêche à la mouche genaamd, stond sommigen leden der familie zeer aan en zoo kwam het, dat op den 28en Juli 1878 de zoon zich voegde bij een klein gezelschap visschers - allen gasten van het Hôtel des Ardennes - en zich gereed maakte om ettelijke vischjes te verschalken. De vader had te veel te doen.
Bussen werden omgehangen, hengels in orde gebracht en over den schouder gelegd, proviand voor éen morgen ingeslagen en de tocht ondernomen.
't Zou een uur loopens zijn, had men verzekerd, maar den meesten verveelde de wandeling reeds, zoodra ze buiten het stadje waren. De minuten kropen traag voort, 't Was broeiend en drukkend geworden, de wind had zich gelegd, angstig piepten de vogels en schoten door de lucht weg, de bloemen lieten de kopjes hangen en ook onze reizigers gingen treurig het hoofd op de borst en sprakeloos huns weegs. De rotsen zagen grauwer dan ooit, het groen der bergen was zoo vaal als had er zich overal een wolk stof op genesteld, de lucht werd zwart, in de verte regende het en achter den Heerenberg hoorde men een donder.
Een der visschers stelde voor terug te keeren, want de bui zou vreeselijk zijn. Men vond, dat flink aanstappen beter ware, want indien men de twintig minuten, die men had afgelegd, wêer terug wilde