Nederland en Shakespeare
(1936)–R. Pennink– Auteursrecht onbekendAchttiende eeuw en vroege romantiek
Wolff en DekenBetje schrijft in 1776, gekscherend, aan Grave: ‘ben ik geen vrouw? en zegt Hamlet niet: vrouw, uw eigenaam is Ydelheid’Ga naar voetnoot1? Ook noemen Wolff en Deken Hamlet verschillende malen in haar Willem Leevend, en Mejuffrouw Ghijsen, biografe van Wolfje's jeugd, meent, dat Betje zich door de tragedie getroffen heeft gevoeld. Mogelijk, maar onbewezen; ze speelt eerder wat met dit stuk, zou ik zeggen, wat natuurlijk nog geen bewondering hoeft uit te sluiten. Het citaat aan Grave was een grap. ‘Dit is’, zo als Hamlet zegt, ‘That is the question’, in een brief van Alida Rijzig aan de vriendin Chrisje Helder, is weer een grapjeGa naar voetnoot2; een opvoering van Hamlet wordt in de Leevend als grappige episode uitgebuit. De tocht van Oom, Tante en Daatje naar de comedie lijkt mij een herinnering aan een dergelijke episode uit Fielding's Tom Jones, waar Jones in gezelschap van Mrs. Miller en Partridge Hamlet ziet opvoerenGa naar voetnoot3. Jones ‘expected to enjoy much entertainment in the criticisms of Partridge, from whom he expected the simple dictates of nature, unimproved, indeed, but likewise unadulterated, by art.... As soon as the play, which was Hamlet, Prince of Denmark, began, Partridge was all attention, nor did he break silence till the entrance of the ghost; upon which he asked Jones, “what man that was in the strange dress; something”, saidhe, “like what I have seen in a picture. Sure it is not armour, is it”? Jones answered “that is the ghost”. To which Partridge replied with a smile, “Persuade me to that, sir, if you can” etc. In Willem Leevend is “onze Frerijk” de komische schouwburggast, en Alida geniet van zíjn “simple dictates of nature” - “Daatje”, zei hij, “ik neem mijn middagslaapje, alshet spook komt, roep mij dan....”. Toen het spook kwam stootte ik hem aan, en | |
[pagina 163]
| |
zei: “Oom, daar komt het Spook”. Hij wreef zijne oogen, plakte zijne beide handen haakswijze over de leuning der Loge, kreeg zijn zwaar korpus overeind, keek naar het Tooneel, met eene vooroverhellende houding, open mond, opgescheurde uitpuilende ronde oogen, en zei, zeer bedaard “zo, is dat nu een Spook?” zat neer, en wierd niet wakker, vóór er gedanst wierd’Ga naar voetnoot1. Maar Wim, ‘die dan maar eens een heele Bol is in het beoordeelen van zulke ijdelheden, kan het niet uit zijn kruin krijgen, dat men Hamlet gaat zien speelen, alleen om het Spook te zien’; Lotje en Willem converseren over ‘de treffende alleenspraak’Ga naar voetnoot2. ‘Vooral deeze regel’ zegt Lotje, ‘To be, or not to be, that is the question, komt mij zo fraai niet meer voor, als zij u voorkomt. Ik zie nu de zaaken uit geheel andre gezichtpunten. Zijn, of niet zijn, is voor mij de groote vraag niet meer. Ik zal aanweezigblijven’. Een oorspronkelijke kijk op het stuk, een doorleven van de tragedie of genieten van de poëzie, kan men uit deze citaten niet halen; in de Leevend lijkt mij de subjectieve waardering van Pope, Lavater, Milton, veel warmer dan die van Shakespeare. Misschien objectief en natuurgetrouw - ook voor Holland? - is in de uitbeelding van Willem, de student met het verheven verstand, de felle driften en het vele genieGa naar voetnoot3, voorbeeld van bewogen jeugd uit schrijfsters dagen, het trekje van de Hamlet-cultus aangebrachtGa naar voetnoot4. Nog éénmaal citeren de schrijfsters verzen van Shakespeare in het Engels uit Twelfth NightGa naar voetnoot5: ‘She never told her love’ etc.; ze vinden die plaats fraai. Ze noemen de naam van de dichter, niet de titel van de comedie waaraan ze het citaat ontlenen, en daarom verdenk ik er Aagje of Betje van, het te hebben opgepikt in Richardson's Sir Charles GrandisonGa naar voetnoot6; ook daar wordt bij deze verzen wel de dichter en niet het stuk vermeld. Enige herinneringen uit de lectuur van Fielding en Richardson, | |
[pagina 164]
| |
enige elementaire bekendheid met Hamlet, misschien modestuk, meer vond ik bij deze veel-lezende vrouwen over Shakespeare nietGa naar voetnoot1. |
|