De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 3
(1903)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina 1225]
| |
De Overwinning bij Nooitgedacht.
| |
[pagina 1226]
| |
Krugersdorpers zonder overdrijving tot het dapperste krijgsvolk van Transvaal mochten worden gerekend. Beijers was zoo pas aangesteld tot assistent-kommandant-generaal; hij was een kloek, doortastend krijgsman, die het onmisbare vertrouwen zijner manschappen genoot, terwijl de jonge generaal Kemp zijn rechterhand was. Nu was het de bedoeling van Koos de la Rey, om de strijdmacht van generaal Beijers tot zich te trekken, zich snel met hem te vereenigen, en dan gezamenlijk Clements aan te tasten. Beijers vond dit plan goed; zijn kommando's waren licht en bewegelijk, en de tocht naar het zuiden werd onverwijld ondernomen. De trek ging eerst naar Bethanië, terwijl in den avond van den 11den December de tocht van Bethanië naar het leger van Koos de la Rey werd voortgezet. Dit ging niet zonder gevaar; speurders brachten aan Beijers de tijding, dat generaal Broadwood in den omtrek stond, en met groote behoedzaamheid moest worden voortgetrokken. Doch alles bleef rustig in het sluimerende veld, en slechts toen de wildschutters Buffelspoort passeerden, ging er een lichte huivering door hun leden, terwijl hun paarden onrustig de koppen bewogen. Het was geen wonder. Hier lagen de Engelsche soldaten, door het Boerenlood tijdens de overrompeling van het konvooi gedood. Zij lagen onbegraven op het naakte veld; de gieren hadden de oogen uit de kassen weggerukt, en de omtrek was vervuld met een afschuwelijke lijklucht. Slechts ééns gedurende den langen nachtelijken rit werd afgezadeld; dan werd de tocht dwars door de Magaliesbergen voortgezet, en tegen den morgen was de vereeniging met het leger van Koos de la Rey, die duizend man sterk was, tot stand gekomen. Toen Beijers de kommandanten van Koos de la Rey de hand drukte, miste hij generaal Herman Lemmer; ook zou hij dezen dapperen held op aarde niet meer ontmoeten. Lemmer was kort geleden gesneuveld, en zijn dood was voor de Transvalers een zwaar verlies. Hij was een leeuw onder de helden; hij zag er niet tegen op, om tegen een twintigvoudige overmacht te strijden, en had het meer dan eens gedaan. Hij bezat een krachtig, levend geloof in Christus; hij beschouwde den dood als den overgang tot een beter leven, terwijl de weergalooze koelbloedigheid, waarmede hij pal stond onder een hagelstorm van kogels, de verbazing wekte van vriend en vijand. Op een stillen, vredigen Zondag, toen er bij zijn kommando geen zes schoten werden gewisseld, werd dit trouwe hart door een kogel doorboord; weenend omringden de burgers zijn lijk, en diep betreurd werd hij ter aarde besteld. | |
[pagina 1227]
| |
Er was dien dag - den 12den December - heel wat te doen. De veldkornetten gaven order, om mondkost voor twee dagen aan te schaffen, en den geheelen dag werden vetkoeken gebakken. De kommandanten gingen zwijgend door de lagers; zij hielden het groote plan geheim, dat in den krijgsraad was vastgesteld, maar de Boeren konden toch wel begrijpen, waarom het te doen was - op een afstand van twee uren gaans stonden de legertenten van generaal Clements! Het was in den Donderdagmorgen van den 13den December - des nachts te één uur - dat de Boeren stil, geruischloos oprukten. De Waterbergers, Zoutpansbergers en Krugersdorpers trokken terug langs hetzelfde bergpad, waarlangs zij waren gekomen, en stelden de slagorde op ten noorden van Nooitgedacht.Ga naar voetnoot1) Generaal Beijers stond op den rechtervleugel; generaal Kemp leidde het centrum en den linkervleugel; zij zouden den Elandskrans bestormen, op wiens luchtige hoogte vier compagnieën Northumberlands waren opgesteld. Ten westen van Nooitgedacht stond een andere afdeeling Transvalers, onder bevel van kommandant Badenhorst van Pretoria. Een bosch scheidde hen van de Engelsche bereden infanterie, terwijl deze infanterie en de Northumberlands op den Elandskrans het hoofdlager en twee kleine lagers van generaal Clements dekten, die wegschuilden in de vallei. Clements, die 1200 man sterk was, had goede stellingen; zij waren met zorg uitgekozen, en konden tegen een stoot, doch wilde men aanmerkingen maken, dan zou men kunnen zeggen, dat de Northumberlands te geïsoleerd stonden. Zij waren opgesteld langs de westelijke en oostelijke hoogten van een scherpe kloof, ver weg van de andere strijdmachten, die hen op het kritieke oogenblik niet vlug genoeg zouden kunnen ondersteunen. Doch waarvoor hadden zij ondersteuning noodig? Waren zij niet in staat, om een tienvoudige overmacht te weerstaan? Lagen zij niet in een onbedwingbare stelling? Clements was in den avond van den 12den December kalm gaan slapen; zijn verkenners hadden verklaard, dat de Boerenlagers rustig waren, en terwijl Beyers en Kemp in de stilte van den nacht noordwaarts trokken, en de afdeeling van Badenhorst een weg zocht door het bosch, om bij de bereden infanterie te komen, lag deze in haar tenten nog rustig te slapen. De Boeren slopen nu steeds voort door het bosch; het was er hen om te doen, de Engelsche schildwachten, die langs den zoom van het bosch waren opgesteld, te overrompelen, maar de schildwachten keken scherp uit, en voordat zij het leven lieten, wisten zij de bereden infanterie, die aan hun hoede was toevertrouwd, door hun geweerschoten te alarmeeren. | |
[pagina 1228]
| |
Het was nu vier uur in den morgen; het twijfelachtig licht van de eerste morgenschemering begon te komen, en de stilte, die er had geheerscht, maakte plaats voor een wild rumoer. De soldaten sprongen op in hun tenten, grepen naar hun vuurwapens en stormden naar buiten. Zij hoorden het gestommel der kanonnen, die een gunstige stelling zochten, en geen vijf minuten later werd het bosch reeds opgeschrikt door Engelsche kartetsen. Brigadier-generaal Norton Legge, de bevelhebber der bereden infanterie, gaf een loffelijk voorbeeld van krijgsmansmoed. Hij sprong, nog maar half gekleed, met kort beraad naar de brandende voorpunt, en den sabel als een vlag omhoog houdend, vereenigde hij de verspreide manschappen om dezen standaard. Hij zag, dat een kleine macht van 30 soldaten op het punt stond, omsingeld te worden, en hij snelde er heen aan het hoofd van zijn volk, om hen te ontzetten. Doch hij kwam te laat; zij vielen bij vier, vijf man tegelijk, als door een stormwind omver gerukt, en terwijl hij hen wilde bijstaan, werd hij zelf door drie kogels getroffen. Hij had genoeg; hij zou dezen Donderdag niet overleven, en terwijl het morgenrood de toppen der boomen kleurde, kleurde het bloed - warm menschenbloed! - hun wortels. Doch thans kwam het gevecht in het westen tot staan. De Boeren, die uit de donkerte van het bosch waren te voorschijn gekomen, trachtten vruchteloos de steilten te bestormen, waar zich een dappere afdeeling voetvolk had verschanst, en toen generaal Clements met zijn staf op het slagveld verscheen, kon hij zien, hoe de bestormers werden teruggeworpen in het bosch. Het gaf den Engelschen een buitengewone verlichting; er bleef slechts één zorg, hoe het stond met de Northumberlands op Elandskrans, doch ook deze zorg verdween, toen van den bergtop het heliografisch seinbericht flikkerde, dat zij veilig waren. Zij waren zelfs niet aangevallen. Het rumoer van den strijd verstomde nu geheel; de laatste Khaki's keerden naar hun lager terug, blijde, dat de leelijke geschiedenis zoo gelukkig was afgeloopen, en slechts de twee kanonnen met hun bedekking van bereden infanterie bleven achter aan den zoom van het bosch. Op dit oogenblik barstte er een plotseling geweervuur los uit het bosch. Het was een kleine klomp Boeren, die het gevaar hadden getart, en zich in de nabijheid der Engelschen verschuilend, thans de magazijnen hunner geweren op Khaki losten. Het was een vernielend, verderfelijk vuur; geen kogel, die miste; van den staf van generaal Clements werden allen behalve de generaal en kapitein Carr neergeschoten. Het vuur duurde echter slechts kort. De Engelschen waren door | |
[pagina 1229]
| |
het plotselinge bloedbad tot in hun nieren geprikkeld; en zich woedend op de Transvalers werpend, overmanden zij hen. Maar ook dit tweede gevecht was nu afgeloopen. Het was het eerste gevolgd, zooals korte, hevige onweersbuien elkander opvolgen, doch de lucht werd weer helder en klaar. Er was niets bizonders meer te zien; slechts kon Clements door den veldkijker waarnemen, hoe een afdeeling Boeren, die den aanval op het westelijk slagveld hadden medegemaakt, met aandacht beurtelings in de richting van Hekpoort en in de richting van Elandskrans staarden. Te Hekpoort stond een ander kommando van Koos de la Rey, en op Elandskrans stonden de Northumberlands. Het hinderde den generaal toch, dat die Boeren daar zoo bedaard stonden te kijken; hij gaf bevel, om hen met granaten te verjagen, en het kanonvuur daverde over het veld. In de verte, op Elandskrans, vielen nu echter ook een paar schoten, die Clements' belangstelling in hooge mate wekten. Hij begon den berg door zijn veldkijker met aandacht te bespieden. Om de waarheid te zeggen - de geheele zaak kwam hem vreemd en onbegrijpelijk voor. Zouden de Boeren inderdaad de vermetelheid hebben, om tegen die steile hellingen op te klauteren? Zij waren twee keeren op dezen dag verslagen - verlangden zij naar den dèrden keer? Wilden zij met alle geweld den harden Boerenkop inloopen tegen den granietmuur van Elandskrans? Bovendien - waar kwamen deze Boeren vandaan? Hij had toch afgerekend met de kommando's van De la Rey, en de wildschutters van generaal Beijers, die in het hooge noorden stonden, zouden toch door Broadwood zijn gekeerd, als zij waren gekomen! Met dat al was het toch waar, dat de Boeren tegen de hellingen opstuwden. Clements kon het zien; ze toonden niet grooter dan mieren, en zij bestormden Elandskrans.... Hij snelde naar de kanonniers, en gaf bevel, om de hellingen schoon te vegen. Het geweervuur werd nu sterker; het vlamde en knetterde langs de zijden van Elandskrans, en het klom hooger - als een zee van vuur, die onweerstaanbaar stijgt..... Daar flikkerde de heliograaf van den bergtop. Clements wist wel, wat dat beteekende. De Northumberlands raakten in de benauwdheid, en smeekten om hulp, om ontzet. De opperbevelhebber gaf onmiddellijk bevel aan 200 man, om naar boven te klimmen. Doch het was een moeilijk geklauter; er was een uur mee gemoeid, en binnen een uur kon veel gebeuren. Beijers' wildschutters hadden intusschen den berg beklommen, en | |
[pagina 1230]
| |
onder een luid, uitdagend gejuich verschenen zij op Elandskrans. De Northumberlands, die langs de westelijke hoogte van de kloof waren opgesteld, kwamen het eerst aan de beurt. Binnen een kwartier hadden de Zoutpansbergers de ongelukkige soldaten voortgedreven naar het uiterste punt van den afgrond, waar zij te kiezen hadden tusschen de witte vlag en den dood in de diepte. Zij kozen het eerste, en deden er verstandig aan. De Northumberlands, opgesteld langs de oostelijke hoogte der kloof, werden eveneens naar den afgrond gedrongen. Maar dezen vochten met sombere wanhoop tot het laatste, en verscheidenen weigerden zich over te geven, verkiezend den dood boven de witte vlag. Generaal Clements stond beneden, en hij zag, hoe het heliografisch toestel op Elandskrans flikkerde voor den laatsten keer. Het bracht de tijding, dat alles verloren was, en terwijl het toestel door een geweerkolf werd verbrijzeld, stortte de heliografist in de diepte. Toen de wildschutters met de Northumberlands waren klaar gekomen, waren de 200 man aan de beurt, die thans kwamen opdagen. Neen, dat was geen vechten meer! De Khaki's konden niet vooruit vanwege de klipsteenen, die hun pad belemmerden; zij raakten verward in het struikgewas, dat hen enterde met zijn scherpe doornen, en de wildschutters schoten hen weg als musschen. En toch wilden zij zich niet overgeven; de Engelsche trots kwam boven, en zij tornden, met bloed bespat, tegen Elandskrans op. Maar de Engelsche trots hield het gelukkig niet langer uit dan vijf minuten; toen ging hij naar den grond, en de witte vlag ging omhoog. De wildschutters waren er blijde om; zij waren gewoon, om leeuwen en olifanten neer te leggen, maar menschen dood schieten is toch nog iets anders. De stelling van generaal Clements was nu geschokt, en terwijl drie Boerenkanonnen van Doornkloof het vuur openden, moesten de Engelschen zien om weg te komen. Er begon in de Engelsche lagers reeds een halve paniek te ontstaan, en de Boerengranaten, die tusschen een verwarden hoop menschen, wagens en ossen uiteenbarstten, maanden tot spoed. Terzelfder tijd hervatte kommandant Badenhorst, die den slag in den morgen had geopend maar terug was geslagen, den strijd, en Clements gaf bevel tot den terugtocht. Twee lagers werden met alles wat zij bevatten achtergelaten, terwijl van het hoofdlager werd gered, wat in der haast op de ossenwagens kon worden geladen. Maar de Boeren drongen zoo driftig op, dat de opperbevelhebber was verplicht, om verscheiden wagens, waaronder zijn eigene, in den steek te laten, terwijl er twee vol ammunitie, waarvan de muilen werden neergeschoten, in de handen der overwinnaars vielen. De kanonnen | |
[pagina 1231]
| |
werden gered, omdat de artillerie-officier, die van den opperbevelhebber de order had ontvangen, ze tot het uiterste in de vuurlinie te houden, dit bevel niet had opgevolgd, maar nog intijds was teruggetrokken. Clements trok haastig voort, en de terugtocht ontaardde in een wilde vlucht. Bij het doortrekken van een kleinen stroom werden opnieuw 20‘dezen vochten met sombere wanhoop tot het laatste,’... (zie blz. 1230).
wagens achtergelaten, en terwijl den geheelen nacht de vlucht werd voortgezet, bereikten de Engelschen, in een totaal uitgeputten toestand, bij het krieken van den morgen Rietfontein. Zij gaven als hun verliezen op 80 dooden, 173 gewonden en | |
[pagina 1232]
| |
555 ongekwetste gevangenen behalve 500 paarden, terwijl de Boeren, die met den grooten buit geen raad wisten, het overtollige aan de vlammen prijsgaven. De Boerenverliezen werden verschillend opgegeven, maar de Boeren zullen aan dooden en gekwetsten vermoedelijk niet meer dan 40 man hebben ingeboet. Er is beweerd geworden, dat zij het leger van generaal Clements hadden kunnen insluiten en geheel verpletteren, maar men behoort te bedenken, dat er gemeenlijk, ook bij de best gedisciplineerde legers, bij het uitvoeren van een slagplan allicht hier of daar een gaping ontstaat, terwijl De La Rey en Beijers er op bedacht moesten zijn, dat generaal Broadwood hen plotseling met zijn geheele cavalerie-brigade op het lijf kon vallen. Dat hij het niet deed, blijft een raadsel. Hij stond op een afstand van ruim twee uur gaans van het slagveld; hij kon den donder der kanonnen hooren, en toch bleef hij op zijn plek. Kitchener kon hem natuurlijk niet meer gebruiken; hij stuurde hem naar Engeland, naar huis, waar hij - tot Kitchener's niet geringe ergernis! - van zijn stadgenooten met een eeresabel werd vereerd. Dat was de overwinning van Nooitgedacht op Donderdag 13 December 1900. Drie dagen later - den 16den December - werd op de plaats Rietfontein bij de Witwatersranden het Dingaansfeest gevierd. De burgers zwoeren opnieuw trouw aan hun volk; zij richtten een steenhoop op, waartoe ieder burger een klipsteen aandroeg, en zij noemden den steenhoop ‘Eben-Haëzer.’ |
|