De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 3
(1903)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendDe schitterende Bestorming van Tweefontein.
| |
[pagina 1207]
| |
Bestorming eener Engelsche batterij door een handvol burgers onder Wessel Wessels, bij Tafelberg, (zie blz. 1208).
| |
[pagina 1208]
| |
Den 7den Augustus j.l. heeft lord Kitchener zijn laatste proclamatie de wereld ingezonden. In dit document werden de kommandanten, veldkornetten en voormannen der beide Republieken opgeroepen, om zich vóór den eerstkomenden 15den September over te geven, terwijl zij bij nalatigheid met eeuwige verbanning zouden worden gestraft. Het was een vuurproef voor de Afrikaansche voormannen, doch zij stonden ze glansrijk door, en wat lord Kitchener zeer zeker niet had bedoeld, bewerkte hij: hij bevestigde het vertrouwen tusschen de burgers en hun leidslieden. De Wet heeft op dit punt: op de plaats Tweefontein, tusschen Harrismith en Bethlehem, weer een aanmerkelijke strijdmacht van 600 burgers geconcentreerd. Sedert den tocht naar Kaapland was het zijn taktiek, om zijn kommando's in vele kleine afdeelingen gesplitst te houden, en deze taktiek heeft goede en vruchtbare resultaten opgeleverd. Doch juist deze taktiek, die den vijand dwong, om zijn eigen strijdmachten te versnipperen, geeft de kans, om snel eenige kommando's vereenigend, den vijand een gevoeligen slag toe te brengen, en De Wet is besloten, om die kans te wagen. Links staan de burgers van Heilbron en Kroonstad, onder de kommandanten Cilliers en Van Coller; in het midden, in het centrum, staan de burgers van Vrede onder kommandant Hermanus BothaGa naar voetnoot1), de burgers van Harrismith onder kommandant Jan Jacobsz, en de burgers van kommandant Mears: een man met een Engelschen naam en een Afrikaansch hart, terwijl de rechterflank wordt gevormd door de burgers van Bethlehem onder generaal Michal Prinsloo en kommandant Olivier. Generaal Brand en kommandant Karel Coetzee zijn er ook. Zij behooren niet bij deze kommando's, doch zij hadden een zending te vervullen bij generaal De Wet, en deze dappere mannen zullen van de partij zijn. Doch wat spreken wij van dapperheid! Al de aanvoerders, die hier aanwezig zijn, hebben reeds lang hun sporen verdiend, en den dood menigmaal met een moedig hart in het knokig gelaat gestaard. Manie Botha bijvoorbeeld zou kunnen vertellen, hoe hij pas vijf dagen geleden met kommandant Ross en onder het opperbevel van generaal Wessel Wessels met een handvol burgers bij Tafelberg de Engelschen bestormde. Zij vielen den vijand stoutmoedig op het lijf, al beschikte deze over vijf kanonnen, en in een prachtigen stormloop sprongen zij boven op de kanonnen, terwijl de Engelschen vielen als het rijpe gras voor den voet van den maaier. Natuurlijk: toen kwamen de Engelsche versterkingen weer opzetten als de sprinkhanen in menigte; de kanonnen, waarvoor geen trekdieren | |
[pagina 1209]
| |
aanwezig waren, moesten worden achtergelaten, en de Boeren mochten blijde zijn, dat zij er nog heelhuids afkwamen. Maar de doode Khaki's zouden hun toch geen kwaad meer doen; alleen van de 95 soldaten, die tot bedekking van de kanonnen dienden, waren 75 man gedood of gewondGa naar voetnoot1), en opnieuw was het bewijs geleverd, dat één Boer met gemak vijf Khaki's voor zijn rekening kan nemen. Wij missen Sarel Hasebroek. Negen dagen geleden, op den 16den December, den bekenden Dingaansdag, is hij gesneuveld, toen hij aan de spits van 40 man een bestorming leidde bij Senekal. Een kogel doorboorde zijn hoofd, en hij viel als een eik in den storm. Hij wàs een eik; hij had de wortelen diep ingeslagen in de Afrikaansche aarde, en zoolang het Afrikaansche volk zijn groote dooden eert, zal het zijn helden-kommandant Sarel Hasebroek niet vergeten. En waar is Philip Botha, die leeuw onder de helden? Hij rust reeds lang in het koele graf. Den 21sten Maart (1901) is hij gesneuveld. Hij viel bij een stormaanval in de buurt van Vredefort. Hij merkte niet, dat zijn burgers waren achtergebleven, en alléén stormde deze trouwe borst tegen de Engelsche bajonetten in. Een revolverschot maakte een einde aan zijn laatsten stormaanval, en hij snikte zijn heldenleven uit voor de vrijheid van Afrika. Bij dat gezicht echter ging er een siddering door zijn burgers. De waarde van hun leven daalde, nu dit kostbare, heerlijke leven was afgesneden, en met den sprong van den leeuw stormden zij voorwaarts. De gedachte vervulde hen met afschuw, dat Khaki-handen hun geliefden aanvoerder zouden ter aarde bestellen, en zij waagden hun leven, om een lijk te redden. Zij redden het ook; twee zonen van den gesneuvelden generaal werden bij die poging gewond, maar de burgers wierpen den vijand met heftigheid terug, en Afrikaansche handen hebben den Afrikaanschen held zacht nedergelegd in de Afrikaansche aarde. Doch dat is voorbij - hoor! van den top van den Groenkop klinkt muziek en zang! De Kerstgeschenken zijn uitgedeeld; ieder soldaat krijgt zijn plumpudding, zijn chocolade en zijn tabak, en hij zingt zijn lied van het verre vaderland.... Doch dan verstommen de zangen; de lichten worden uitgebluscht, en er komt rust in het kamp. De soldaten strekken zich lang uit in hun tenten, en majoor Williams, de aanvoerder van de 400 man Yeomanry, die dezen kop hebben bezet, om den aanleg van de blokhuislijn Harrismith-Bethlehem te beschermen, laat de schildwachten uitzetten. Zij hebben een mooien uitkijk; de maan blinkt helder aan den blauwen hemel, en slechts nu en dan wordt haar licht onderschept door | |
[pagina 1210]
| |
drijvende zomerwolken. Dan glijden er schaduwen, door die wolken geworpen, over de vlakte en die schaduwen gelijken sprekend op de vage omtrekken van kommando's, die stil en geheimzinnig voortschuiven over den grond. Doch als de zomerwolken zijn voorbijgedreven, blijven die schaduwen voortschuiven over den grond, en het is een wonder, dat de Engelsche schildwachten dat niet opmerken. Maar zij zijn vervuld van het Kerstfeest, dat hun morgen wacht, en zij denken aan huis, en zij denken aan geen gevaar.... Generaal Christiaan de Wet leidt de operaties. Hij heeft reeds dagen lang op de loer gelegen, en nu, in dezen Kerstnacht, zal hij de oorlogsfakkel helder laten branden! Wat een geniale berekening is er noodig geweest, om den vijand weg te lokken van Elandsrivierbrug! Het kamp van kolonel Firman, die thans bij diens afwezigheid tijdelijk door majoor Williams is vervangen, stond te Elandsrivierbrug, en de kolonel dacht er niet aan, om uit den hoek te komen, want hij wist, dat De Wet in de buurt rondscharrelde. Maar De Wet zond kommandant Jan Jacobsz met 50 man naar de Kafferkralen in de buurt van Elandsrivierbrug, en deze kommandant fluisterde den nieuwsgierigen Kaffers in de groote ooren, dat De Wet op het punt stond, naar Winburg te vertrekken. De Engelschen waren er den volgenden dag natuurlijk als de kippen bij, om van de Kaffers gewaar te worden, wat de Boeren in het schild voerden, en zij haalden ruim adem bij de geruststellende tijding. Een dag later, den 21sten December, rukten de Engelschen reeds op, om den bouw der blokhuizen-lijn te bespoedigen, en zij bezetten den Groenkop op de plaats Tweefontoin. Het was nu zaak, om de Engelsche stellingen op den Groenkop te verkennen, en De Wet, die door een krijgslist de beide Engelsche kanonnen aan het praten kreeg, ontdekte, waar ze stonden. Zij stonden op den hoogen westelijken kant, van waar naar alle richtingen kon worden gevuurd. Majoor Williams had het punt met zaakkennis uitgekozen. De Groenkop liep aan den oostkant het vlakste, aan den westkant het steilste af. Het was dus niet ongerijmd, dat de Engelschen een mogelijken aanval van den oostkant verwachtten, en de Boerenaanvoerders konden trouwens door hun veldkijkers zien, dat de Engelschen hun schansen met het front naar het oosten hadden gebouwd. Dit was voor De Wet echter een reden, om juist dien oostkant te vermijden en den westkant te nemen, al verhief deze zich ook op sommige punten als een granietmuur.
De generaal laat 100 man achter bij de pakpaarden; met 500 man zal de bestorming worden ondernomen. Ieder kommandantschap wordt | |
[pagina 1211]
| |
apart afgeroepen; de gevechtspositie wordt hun aangewezen, waarvan zij niet mogen afwijken, en in dezelfde orde, waarin zij den voet van den berg zullen bereiken, zullen zij aan de bestorming deelnemen. Alles is uitstekend geregeld; er is geen hapering, geen gaping. Een uitmuntende geest bezielt de burgers, en de laatste groote bestorming, die De Wet heeft geleid in dezen oorlog, zal zijn schitterendste wapenfeit blijven. Zwijgend rukken de kommando's te paard op naar den berg; er moeten eenige slooten worden gepasseerd, maar het loopt zonder ongevallen af, en snel is de voet van den berg bereikt. Hier worden de paarden achtergelaten, en opblikkend naar boven, zien zij het dreigende arendsnest hoog in de lucht. Onmiddellijk, zonder aarzelen begint de beklimming, in de vastgestelde gevechtsorde: Het is een zwaar stuk werk. Op sommige plekken staan de Vrijstaters voor een overhangenden muur, waar zelfs de klipgeit zou aarzelen, maar zij strekken de gespierde armen naar boven, en grijpen met de handen een vast punt, waar ze zich tegen opzeulen. Ze glijden uit, maar springen weer vooruit; ze vallen neer doch richten zich weer op. Zij willen naar boven, en zij zùllen er komen; op die verweerde, vastberaden aangezichten, opdoemend uit de duisternis in het heldere maanlicht, staat het geschreven. Majoor Williams had acht piketten van drie schildwachten ieder uitgezet. Ze zijn zooeven afgelost, en door nieuwe schildwachten vervangen. De Boeren hebben nu de eerste lijst van zandsteen bereikt, terwijl nog twee lijsten zich boven hen verheffen, als er plotseling iets als een electrische schok hun gelederen met een ruk stilhoudt. De Engelsche schildwachten hebben onraad gemerkt; het geroep van ‘Werda!’ wordt vernomen; dan gaat de alarmfluit, en geweerschoten flikkeren op in de duisternis, Dat is het kritieke oogenblik. Op slechts drie mijlen afstands ligt generaal Rundle, en als de Boeren aarzelen, dan zijn zij verloren. Zij moeten doorstormen, want slechts boven hen op den bergtop ligt de overwinning, en zij moeten verpletteren, om niet verpletterd te worden. Daar klinkt helder en scherp door den nacht het bevel: ‘Burgers, stormt!’ Dat is de stem van De Wet; de burgers herkennen die stem. Ze maken van dat bevel hun veldkreet, en voorwaarts stormend, daveren de hellingen van den Groenkop van den kreet: ‘Burgers stormt!’ Zoo wordt de stormloop voortgezet; het wordt een wedloop, wie het eerste zal boven zijn, en terwijl uit het Engelsche kamp het rumoer van de gewekte soldaten oprijst, en de kanonnen opvlammen in de duisternis, verschijnen de Boeren op den top van den berg. | |
[pagina 1212]
| |
Majoor
‘Verschijnen de Boeren op den top van den berg,’ (zie blz. 1211.)
Williams had van zijn 24 schildwachten geen rapport ontvangen, want de Vrijstaatsche kogels hadden hun mond voor eeuwig gesloten. Maar hij had hun alarmseinen, hun laatste schot toch gehoord; zijn soldaten stommelden reeds slaapdronken uit hun tenten, en de paardenwachters sprongen op, om een paniek onder de paarden te voorkomen. Dicht bij de officierstenten stonden de beide kanonnen: een Maxim-Nordenfeldt en een Vijftienponder. De artilleristen stonden reeds op hun post en weerden zich als mannen. De bedieningsmanschappen van het Maxim-Nordenfeldt sneuvelden met luitenant Hardwick aan het hoofd, en den Vijftienponder trof hetzelfde lot. Majoor Williams die den vuurmond trachtte te redden, viel hier als een held, door veertien kogels verpletterd, en de Groenkop kleurde zich rood met het bloed van Engelands kinderen. | |
[pagina 1213]
| |
Doch de soldaten waren
Verkleurde Khaki's (na hun kennismaking met de Vrijstaters).
nu van den eersten schrik, die onafscheidelijk aan een nachtelijken aanval is verbonden, bekomen. De officieren verzamelden hun manschappen; de bajonetten gingen ratelend op den geweerloop, en de 34ste compagnie onder luitenant Watney stormde met het blanke wapen op de Boeren in. Zij echter konden de kanonnen niet bereiken; hun gelederen werden verscheurd door het Vrijstaatsche vuur, en zij moesten wijken. Zij werden opgenomen door hun kameraden, en achter de wallen van de elf verschansingen, die op den berg waren opgeworpen, hoopten zij zich staande te kunnen houden. Zij overstroomden de Boeren met een geweldig vuur, en er werd edel Vrijstaatsch bloed gestort. Hier viel in den verbitterenden strijd de dappere assistent-veldkornet Jan Dalebout van Harrismith; hier gaf kommandant Olivier van Bethlehem zijn heldenleven, en 12 dappere burgers volgden hem in den dood. Doch de Vrijstaters keken niet achterwaarts; het gekerm der gewonden ging onder in het gedaver van den strijd, en met den tartenden kreet: ‘Een gelukkig Kerstfeest!’ sprongen de Boeren over de aarden wallen in de vijandelijke verschansingen. Het was geen vechten meer; het was moorden, worgen.... De | |
[pagina 1214]
| |
Boeren keerden hun geweren om, en sloegen de soldaten met de kolven de hersens in. Tien verschansingen werden stormenderhand genomen, en Michal Prinsloo nam de elfde, waar de tegenstand het hevigste was. Toen was de strijd beslist, die ruim een uur had geduurd, en de Vrijstaters stonden als overwinnaars tusschen 120 dooden en gewonden, terwijl 240 man en het geheele kamp, waaronder 500 paarden en muilen, en de beide kanonnen met een grooten voorraad ammunitie in de handen der Vrijstaters viel. Toen rees de zon op boven de bergen; het was de Woensdag van den 25sten December 1901, en het was Kerstfeest! |