De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 3
(1903)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendPresident Steyn in gevaar en ternauwernood ontkomen.
| |
[pagina 1204]
| |
Een sterke dragonderpatrouille onder luitenant Shaw reed voorop, recht op het dorp aan. Het lag daar stil, rustig en eenzaam, maar in een grooten tuin waren eenige tenten vastgepind, en voor één dezer tenten brandde een vuur met een ketel er boven. Er stond een Kafferjongen bij. Luitenant Shaw bedacht zich niet lang. Hij reed kordaat op de tenten los, omsingelde ze en riep: ‘Handen omhoog!’ Meteen drongen hij en zijn dragonders de tenten binnen. De verbijstering der tentbewoners was groot. Generaal A.P. CronjéGa naar voetnoot1), lid van den Uitvoerenden Raad, zocht naar een geweer, maar een dragondersabel hield hem in bedwang; een andere Boer, die zich met zijn vuisten te weer stelde, werd gekwetst, en al de regeeringsleden van den Vrijstaat behalve Brebner, die afwezig was, werden gevangen genomen. Ook kommandant Davel van de lijfwacht met verscheidenen van zijn manschappen ondergingen hetzelfde lot. Er viel trouwens aan geen ernstig verweer te denken; de overrompeling was volkomen. Het was een buitengewone vangst. Daar werden behalve generaal A.P. Cronjé krijgsgevangen gemaakt generaal J.B. Wessels, gouvernementssecretaris T. Brain, de secretaris van den Uitvoerenden Raad, Rocco de Villiers, de privaat-secretaris van den president, Gordon Fraser, Pieter Steyn, broeder van den president en 22 andere burgers. Doch waar was het Hoofd der Regeering, de ziel van den tegenstand - waar was de beruchte Steyn? De soldaten hadden den zwarten koksjongen een tent zien insluipen, en onmiddellijk daarop hadden zij er een forsch gebouwden man zien uitkomen: in zijn hemdsmouwen, blootshoofds en op zijn kousen. Toen hadden zij den Kafferjongen gevraagd: ‘Wie gaat daar?’ en hij had geantwoord: ‘Die daar? Och, dat is zoo maar een Boer.’ Toen hadden zij hem laten loopen, want het was hun om president Steyn te doen, en niet om zoo'n alledaagschen Boer. Doch die Boer was president Steyn. De Kafferjongen hield veel van den president, en zijn tent binnen kruipend, had hij den president in zijn slaap gewekt met den uitroep: ‘De Engelsche is hier!’ Toen was de president recht op zijn voeten gesprongen; hij was naar buiten gehold, en naar een naburigen stal geloopen, waar zijn paard stond. Hij greep het dier bij den halster, en zonder toom of gebit ging het in vollen galop door de dorpsstraat. Doch het was rumoerig geworden in de straten; de Engelschen zochten nog altijd naar den president, en luitenant Shaw stond met eenige dragonders op den hoek van een straat op wacht. | |
[pagina 1205]
| |
De overrompeling der Vrijstaatsche Regeeringsleden.
| |
[pagina 1206]
| |
Zij zagen den ruiter komen, versperden hem den weg en riepen: ‘Stop!’ Doch hij stopte niet; in een woeste carrière, blootshoofds, met saamgeklemde lippen brak hij door de versperring heen. Toen legde de dragonder-sergeant Cobb op hem aan. Cobb behoorde tot de eerste scherpschutters van het Engelsche leger, en de afstand bedroeg op dit oogenblik geen twintig pas. Hij kon den president niet missen. Doch het geweer ketste. Hij legde ten tweeden male aan - ten derden male - doch het geweer ketste drie malen. Toen begreep de sergeant, dat de olie in het slot van zijn karabijn door den harden nachtvorst was bevroren, en hij verwenschte het legerbestuur, dat zulke slechte olie leverde. Nu echter legden luitenant Shaw en de andere dragonders aan, en de kogels schuifelden den vluchteling als giftige muggen om de ooren. Hij werd echter niet getroffen; hij zou niet vallen door een Engelschen kogel, en de trouwe klepper droeg hem snel buiten het bereik van het vijandelijk vuur. Doch al hadden de Engelschen hun voornaamste doel gemist, zij mochten toch tevreden zijn. Bovendien viel het Vrijstaatsche archief hun in handen, waaronder de reeds genoemde wankelmoedige brief der Transvaalsche regeering, en zij haastten zich, om hem wereldkundig te maken. Lord Kitchener liet de voorname krijgsgevangenen voor zich komen, voordat hij hen naar een uithoek der wereld zond. Hij keek hen aan, en zeide met een onbarmhartigen lach: ‘Wel, heeren, ik hoop, dat gij voorbereid zijt op een lang verblijf buitenslands!’ De gevangenen zwegen; het waren martelaren voor vrijheid en recht! |
|