De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 3
(1903)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendNieuwe Taktieken. De Gruwel van Graspan. Een Boeren-Conferentie.Kitchener begon het over een anderen boeg te gooien. Hij bouwde blokhuizen: lange lijnen van blokhuizen, die het reusachtig oorlogsgebied in kleinere vakken moesten afdammen, en in deze vakken zou hij dan de Boeren doodjagen. Deze blokhuizen hadden een ijzeren dak, veelal steenen muren, die van schietgaten waren voorzien, en stonden op een afstand van 400 tot 1000 meter van elkander verwijderd. De ruimte tusschen de blokhuizen was door prikkeldraad afgesperd, terwijl langs dat prikkeldraad in den regel een sloot was gegraven van drie voet diepte. De bouw van deze blokhuizen-linies kostte den Engelschen een buitensporigen hoop | |
[pagina 1193]
| |
Een steenen blokhuis.
geld, en de proviandeering van de garnizoenen, in de blokhuizen gelegd, ging met groote bezwaren gepaard, terwijl de resultaten niet daaraan hebben beantwoord. Met hun ‘Nationale Verkenners’ schoten de Engelschen beter op. Deze Verkenners waren menschen, die vóór den oorlog geen woorden genoeg konden vinden, om hun afkeer tegen Engeland uit te drukken, maar die thans, nu de nood aan den man kwam, er geen been in zagen, hun Afrikaansche broeders te helpen uitroeien, als zij er maar voor betaald werden. Zij waren voor de vechtende kommando's gevaarlijker dan die eenzame blokhuizenlijnen, en menige nachtelijke overrompeling is den Een blokhuis, zooals ze meestal werden gebouwd.
| |
[pagina 1194]
| |
Engelschen gelukt, omdat zij zoo'n ‘Nationalen Verkenner,’ zoo'n Nationalen Verrader tot gids hadden genomenGa naar voetnoot1). Begon Kitchener met een nieuwe taktiek, De Wet nam de vrijheid eveneens met een nieuwe taktiek te komen. Hij zag in, dat onder de gewijzigde omstandigheden tien kleine kommando's van 200 man meer konden uitrichten dan één groote strijdmacht van 2000 man. Die kleine kommando's zouden eerder aan den kost komen en voedsel vinden voor hun paarden dan één groot kommando; zij pasten beter bij de vechtwijze der Boeren, en terwijl ze de Engelschen zouden dwingen tot versnippering van hun legers, zouden de kleine kommando's eerder gelegenheid vinden, om door de mazen van het vangnet heen te glippen. Het gevolg van deze taktiek, die zoowel op den Vrijstaat als op Kaapland werd toegepast, was, dat er geen groote slagen meer werden geleverd, maar dat er elken dag werd geschermutseld en gevochten, waarbij de Engelschen gemeenlijk de zwaarste verliezen leden. Het veldleven werd intusschen zwaar, en de winter was gekomen. De wortels van een wilden boom in het district Boshof werden gestampt en gebrand, om voor koffie te dienen, en de gehavende kleeren werden met reepen huiden gelapt. Voor het looien van die huiden werden menschen gebruikt, die geen wapens konden hanteeren, en toen de Engelschen de looierskuipen vernielden, trokken de Boeren de kleeren van hun krijgsgevangenen aan. De Engelschen begonnen daarover wel te razen, en iedere Boer, die in Khaki-uniform werd aangetroffen, zou worden doodgeschoten, maar kon de Boer anders handelen? Had hij geen kleeren noodig, om zijn naaktheid te bedekken, en zich te beschermen tegen de grimmige koude? Hij stoorde zich niet aan het Engelsche geraas, en hij ‘schudde de Khaki's uit,’ zooals hij dat noemde, waar hij het noodig vond.
Doch de Afrikaansche lucht werd vervuld met vredesgeruchten. Lord Kitchener en Louis Botha hadden in Februari j.l. mondeling met elkander onderhandeld, en al waren die onderhandelingen afgesprongen, er begon bij een deel der Transvaalsche regeering een onmiskenbare wankelmoedigheid te komen, die zich ondubbelzinnig openbaarde in een schrijven, | |
[pagina 1195]
| |
dato 10 Mei 1901, onderteekend door staatssecretaris Reitz, en gericht aan de Vrijstaatsche regeering. President Steyn sprong op, toen hij dit stuk had gelezen, en met een opvlamming van zijn ongebluschten heldenmoed schreef hij zijn antwoord, waarin hij de Transvalers tot volhouden aanspoorde. Er was immers ook geen reden om te versagen! De toestand in den Vrijstaat was aanmerkelijk verbeterd, en de Boeren hadden overal hun wachtposten staan. In de dorpen waren de Engelschen de baas, 't is waar, maar zij konden den neus niet buiten de dorpen vertoonen, of de Boeren waren er ook. De kleine politie-patrouilles van den vijand hadden hun tijd gehad; geen Engelsche strijdmacht trok meer uit, als zij niet tot de tanden was gewapend, en de Vrijstaatsche regeering had, zooveel doenlijk, weer overal landdrosten en vrederechters aangesteld. Nu, er was geen reden om te versagen, en Steyn schreef dit in zijn gespierde, kernachtige taal aan zijn wankelmoedig geworden broeders. Doch dit schriftelijk antwoord was niet voldoende. De Wet verzocht De la Rey om over te komen, en in gezelschap van dezen stormkerel, van president Steyn en een lijfwacht werd de groote en gevaarlijke tocht naar de Transvaal ondernomen, om met deze regeering mondeling nader te spreken.
De kleine strijdmacht trok door het oosten van den Vrijstaat, toen generaal Elliot er juist bezig was, om het terrein schoon te vegen. De huizen werden verbrand, de kudden geroofd, en de vrouwen en kinderen naar de moordkampen gesleept. Er was geen pardon voor. Hoe gunstiger de toestand der kommando's werd, hoe zwaarder de hand van den Engelschman op de achtergebleven vrouwen en kinderen rustte, en kon hij het Afrikaansche volk niet overwinnen, dan zou hij het uitroeien. Het lager van Frankfort raakte daarbij in het gedrang. Het was een groot lager van 70 wagens, vol vrouwen en kinderen, en al waren er een aantal weerbare mannen bij, dezen waren zonder hoofd, zonder leiding en niet in staat ernstigen tegenweer te bieden. Bovendien: het waren slechts 50 man. Zij hadden er reeds van gehoord, dat generaal Elliot met zijn bezem in aantocht was, en gedurende den ganschen nacht werd in de duisternis voortgetrokken, om langs zijn zuidelijken vleugel voorbij te glippen. Het was een treurige tocht. Er waren huisvrouwen bij, die reeds een jaar hadden rondgezworven, zonder rust te vinden voor het hol van haar voet; er waren moeders bij, die te zwak waren om te voet te gaan, en de kleine kinderen in hunne dunne kleertjes schreiden luide van koude en ellende. | |
[pagina 1196]
| |
‘kon hij het Afrikaansche volk niet overwinnen, dan zou hij het uitroeien’ (blz. 1195)
Want het was diep in den winter: het was in den nacht van den 5den op den 6den Juni 1901. Te middernacht werd halt gehouden, om de moede ossen rust te geven, doch twee uren later werd de tocht hervat. De trek ging geregeld voort, en de vrouwen begonnen hoop te scheppen, dat zij aan Elliot's bezem zouden ontkomen. Daarom was het te meer jammer, dat een wagen vastreed in de modder, maar hij kwam er toch weer uit, en de tocht werd nog haastiger voortgezet. Het begon nu dag te worden: de Donderdag van den 6den Juni, toen de verpletterende tijding kwam, dat de Engelschen in snellen aantocht waren van Steildrift. Uitgebluscht was de laatste hoop; de vrouwen staarden elkander aan met angstig gelaat, en de weerbare mannen namen de vlucht, om niet in de handen van een overmachtigen vijand te vallen. Maar de vlucht was reeds te laat; de omliggende heuvelen waren reeds bezet door Engelsche ruiterij, en de meeste vluchtelingenGa naar voetnoot1) liepen den Engelschen in de armen. Het was een Engelsche colonne onder aanvoering van luitenant-kolonel Sladen, die het vrouwenlager bij Graspan overrompelde en gevangen nam. De soldaten gedroegen zich liederlijk, en de officieren gaven het | |
[pagina 1197]
| |
Concentratiekamp bij Krugersdorp.
| |
[pagina 1198]
| |
voorbeeld. De krijgsgevangen Boeren werden beleedigd; de radelooze vrouwen uitgejouwd; de schreiende kinderen bespot - o, het was een jammerlijk en schandelijk tooneel! Aan kommando-burgers werd niet gedacht, en toen in den voormiddag een kleine Vrijstaatsche patrouille toch de vermetelheid had om op een naburigen heuveltop te verschijnen, werd zij er met geweervuur afgejaagd. Maar een paar uur later verscheen er een grootere patrouille, en nu achtte Sladen het toch gewenscht, om de kraal, die hij bezet had, met schietgaten te voorzien. Hij deed er verstandig aan, want bij de patrouille, die hij den laatsten keer ontdekte, waren twee van Engelands meest geduchte tegenstanders. De Wet, De la Rey en president Steyn waren in den avond van den 5den Juni met hun lijfwacht in de buurt van Liebenbergsvlei aangekomen, en den volgenden morgen stonden hun paarden reeds gezadeld, toen een burger kwam aanhollen met het bericht, dat de Engelschen dienzelfden morgen een groot vrouwenlager hadden gevangen genomen. Het was een ernstig bericht, en men stond voor de vraag wat te doen. De Wet meende, dat de paarden moesten worden ontzien, want de tocht was wijd naar de Transvaal. Hij had gelijk. Maar De la Rey meende, dat men deze heldhaftige vrouwen, die alles offerden voor vrijheid en recht, niet in den steek mocht laten, en De la Rey had ook gelijk. Toen bedacht De Wet zich niet lang, en hij gaf bevel om op te rukken. De lijfwacht bestond uit 55 man, meest Vrijstaters. De Wet, De la Rey, kommandant Davel en oud-generaal Piet Fourie voerden de kleine strijdmacht in het vuur. Piet Fourie was geen generaal meer; hij was eenigen tijd geleden in hechtenis genomen op de beschuldiging, een ongeoorloofde correspondentie te hebben gevoerd met de Engelschen, maar al had hij zich misschien aan een onvoorzichtigheid schuldig gemaakt, het hart klopte hem toch op de rechte plek, en deze dappere grijskop waagde zijn leven opnieuw in een hachelijke onderneming. In een hachelijke onderneming, want de Engelschen waren viermaal sterker dan de Boeren, terwijl de Boeren over een kale vlakte moesten stormen. Doch zij hadden den rand er van reeds bereikt, en joegen nu onder een geweldig vijandelijk vuur over de vlakte tot aan een bult, waar hun paarden beschut stonden. Thans moesten zij te voet verder, en op veertig pas afstands lagen de Engelschen! De Engelschen hadden de veroverde wagens achter zich. De vrouwen hadden gesmeekt, om met de wagens achter de vuurlinie te mogen trekken, | |
[pagina 1199]
| |
maar Sladen had het geweigerd. Zij mochten niet vertrekken, en moesten met haar weerlooze kinderen plaats nemen in de wagens, in de vuurlinie. Het was voor de Boeren een vreeselijk gezicht, want schoten zij te hoog, dan zouden hun‘Zij (de vrouwen) en hare arme kinderen moesten dienen tot een levende borstwering.’
kogels de vrouwen en de kinderen van hun eigen volk dooden. Maar er was geen tijd voor beraad, want reeds ratelde het Engelsche salvo hen tegemoet, en de Boeren zorgden, dat het tot geen tweede salvo kwam. Hun vuur maaide de Engelschen weg, en wat niet gedood of gewond was, trok terug op de veroverde wagens. Toen begrepen de verbijsterde vrouwen, waar het om te doen was. Zij en haar arme kinderen moesten dienen tot een levende borstwering, en door die levende borstwering gedekt, zetten de helden van Engeland den strijd voort. Onder de vrouwelijke gevangenen was de bejaarde Mevrouw Cremer.Ga naar voetnoot1) Drie dagen na de verschrikkingen van het gevecht overleed zij in het concentratie-kamp te Kroonstad, doch vóór haar sterven deed zij een verhaal van de Engelsche manieren bij Graspan. Den vrouwen en kinderen werd gelast, om uit de wagens te voorschijn te komen, en zich vóór de soldaten te plaatsen, terwijl dezen onder hun armen door het geweervuur voortzetten. | |
[pagina 1200]
| |
Dat was de levende borstwering, die Engeland beschermde, en toen de Boeren het zagen, brulden zij van woede. Het waren geen menschen meer. Zij sprongen in de razernij van hun verontwaardiging midden tusschen de wagens, keerden hun geweren om, en sloegen met de kolven de Engelschen als wilde honden dood. Zóó werd het vrouwenlager heroverd in een gevecht, dat van Boerenzijde met een weergalooze verbittering werd gevoerd, en de Engelschen namen de vlucht naar de van schietgaten voorziene kraal. Toen kwam het gevecht tot staan. De Boeren vonden tot beschutting niets dan een Kafferhut, waarvan de muren te hard waren, om ze van schietgaten te voorzien, en terwijl zij bij elk schot, op de vijandelijke schietgaten gericht, het geheele lichaam moesten blootgeven, kregen zij een moeilijken stand. Met schitterende dapperheid trachtten zij de Engelsche kraal te nemen, maar hun aantal was te zwak tegen den wel verschansten vijand, en het kostbare leven van 11 dappere burgers, waaronder kapitein Thynsma, werd hier tevergeefs geofferd. De 70 wagens hadden intusschen gelegenheid gevonden, om de wijk te nemen, en De Wet gaf den vrouwen den dringenden raad, om onmiddellijk voort te trekken in de richting van Reitz. Maar de vrouwen konden het niet over zich verkrijgen, om te vluchten, terwijl de mannen vochten, en achter den eersten heuvelrug gekomen, hielden zij halt. Dat was haar ongeluk. Kolonel De Lisle, tot de hoofdmacht van generaal Elliot behoorend, had gehoord, in welk een hevig gevecht luitenant-kolonel Sladen was gewikkeld, en hij snelde hem met een kleine 1000 man bereden troepen te hulp. Het handvol burgers, die met zoo'n onovertroffen heldenmoed hadden gevochten, moesten wijken, en het beklagenswaardige vrouwenlager, dat te laat aan vluchten dacht, moest aan de Britsche barmhartigheid worden overgelaten. En de Britsche barmhartigheid aarzelde niet! Zij richtte het vuur van haar kanonnen op het ongelukkige lager, en het tot stilstand dwingend, konden de wijkende burgers zien, hoe de granaatkartetsen boven de hoofden der weerlooze vrouwen en kinderen verwoestend en doodend uitéénbarstten. Er werden door de Boeren eenige karren gered, terwijl Piet Fourie 1500 beesten in veiligheid bracht. Maar de prijs, die daarvoor was betaald, was te hoog, en het was slechts een geringe troost, dat de Engelschen een kleine honderd man aan dooden en gewonden hadden verloren. Sladen werd later tot brevet-overste bevorderd; hij had het wel verdiend, want zijn taktiek, om achter een borstwering van weerlooze vrouwen en kinderen den vijand te bestoken, getuigde in de oogen van Kaïn-Engeland van een opmerkelijke dapperheid. Te drie uren in den namiddag was het verwoede gevecht geëindigd, | |
[pagina 1201]
| |
‘Er werden door de Boeren eenige karren gered,’ (zie blz. 1199).
| |
[pagina 1202]
| |
en in somber zwijgen trokken de Boeren weg, om president Steyn te zoeken. Maar zij vonden hem niet. Hij had moeten vluchten voor een andere Engelsche krijgsmacht, en de Boeren volgden zijn spoor. Het werd een bitter koude nacht; de ruiters bibberden van den ijzigen wind, die over het eenzame landschap heen streek, en eerst te middernacht werd de president gevonden. Zoo eindigde de vreeselijke dag van den 6den Juni 1901, en Christiaan de Wet streek zich peinzend over het hooge voorhoofd, toen hij hoorde, dat zijn broeder Piet de Wet de Engelsche strijdmachten tot gids diende, die hier in het oosten van den Vrijstaat de bezittingen der vechtende burgers te vuur en te zwaard verwoestten. Ook dàt nog - was het niet ontzettend?
Den volgenden morgen werd de reis naar de Transvaal voortgezet, en vier dagen later was de Transvaalsche regeering gevonden. De wind woei er thans uit een anderen hoek; generaal Kemp en kommandant Muller hadden zoo pas twee mooie overwinningen behaald, en onder den indruk van die goede tijdingen en van een telegram van president Kruger, die tot volharding in den strijd aanspoorde, was de wankelmoedigheid verdwenen. De Vrijstaters en Koos de la Rey hadden nu gemakkelijk werk: gedurende twee dagen werd er conferentie gehouden, en de dappere‘gedurende twee dagen werd er conferentie gehouden,’
| |
[pagina 1203]
| |
harten der Transvalers en Vrijstaters verkwikten elkander door de wederzijdsche betuigingen van standvastige trouw in nood en dood. Toen scheidde men weer, en ieder ging zijns weegs. Ook Koos de la Rey en Christiaan de Wet namen afscheid van elkander; zij wisten niet, of zij elkander op aarde ooit weer zouden ontmoeten, en in dat besef vertroostten zij elkander op een wederzien in een eeuwigheid, waar het onrecht voor goed is geketend. De la Rey trok naar West-Transvaal, en de Vrijstaters trokken naar hun oude jachtgronden in den Vrijstaat. Bij de beschrijving der latere tochten van De Wet waren: ‘Met de Boeren-Commando's’ door I.D. Kestell en ‘De Strijd tusschen Boer en Brit’ door Chr. R. de Wet, uitgave van den Boekhandel voorheen Höveker & Wormser, belangrijke bronnen. |
|