De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 3
(1903)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendReorganisatie der Republikeinsche Strijdmachten. - De Jacht op Louis Botha.Louis Botha kon tevreden zijn: hij had het moeilijk vraagstuk op schitterende wijze opgelost. Hij had tot het uiterste stand gehouden, den strijd met bewonderenswaardig beleid op het juiste oogenblik afgebroken, en ongeslagen bracht hij zijn kommando's uit het vuur van honderd en vijf Engelsche kanonnen. Maar hij moest toch wijken voor den overmachtigen vijand, en al bevond zich zijn leger niet op de vlucht, het bevond zich toch op den vollen terugtocht, terwijl in de ontruimde stellingen de vlag van Engeland wapperde, en de Engelsche haan luide victorie kraaide. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1074]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den 1sten September vaardigde de proclamatie-koning Roberts de afkondiging uit, waarbij de Transvaal werd ingelijfd bij het Britsche Rijk, terwijl hij in het volgend telegram de inlijving der Zuid-Afrikaansche Republiek aan het Engelsche ministerie van oorlog bekend maakte: ‘Belfast, 1 September 1900, 9.55 voormiddag. Krachtens Harer Majesteits volmacht dato 4 Juli 1900, heb ik heden in het hoofdkwartier van het leger te Belfast de proclamatie uitgevaardigd, afkondigende, dat Transvaal voortaan deel zal uitmaken van Harer Majesteits gebied.’ Maar de strijdende Boeren-kommando's konden zich met deze proclamatie slecht vereenigen, en de Transvaalsche Regeering vaardigde in een buitengewoon nummer der Staatscourant een tegen-proclamatie uit, die in sobere, krachtige taal het opnam voor het heilig, maar door Engelsch geweld geschonden recht. Het slot dezer tegen-proclamatie tintelde van een ingehouden, edel zelfbewustzijn, en luidde als volgt: ‘Zoo is het, dat ik, Stephanus Johannes Paulus Kruger, Staatspresident van de Zuid-Afrikaansche Republiek, met advies en consent van den Uitvoerenden Raad, blijkens artikel 147 zijner notulen, dato 3 September 1900, namens het onafhankelijke volk van de Zuid-Afrikaansche Republiek, mits dezen proclameer, dat de gemelde annexatie niet erkend wordt, en wordt zij mits deze van nul en van geener waarde verklaard. Het volk van de Zuid-Afrikaansche Republiek is en blijft een vrij en onafhankelijk volk, en weigert zich te onderwerpen aan het Britsch gezag. Aldus gedaan en gegeven onder mijne hand te Nelspruit, in de Zuid-Afrikaansche Republiek, op den 3den dag der maand September 1900. S.J.P. KRUGER, Staatspresident. F.W. REITZ, Staatssecretaris.
Die tegen-proclamatie was geen ijdele fraze. De Regeering had de wàre Afrikaanders achter zich, en duidelijker dan ergens bleek dit bij de hervorming der legerorganisatie, die zich in beide Republieken in menig opzicht als gebrekkig en verouderd had doen kennen. Bij de beraadslagingen over de noodzakelijke hervormingen, waarbij Staatspresident Steyn aanwezig was, stond een der kommandanten op, en zeide in warme taal: ‘Wij hebben nog geen groot offer gebracht, en nog geen zware nederlaag geleden. Zouden wij des ondanks reeds na een jaar moede zijn, om verder te strijden, dan zijn wij de onafhankelijkheid niet waard.’ Een ander wees er op, dat de Boeren van Noord-Amerika zeven jaar hadden geworsteld voor hun onafhankelijkheid, en een oude Boer met een grijzen, patriarchalen baard, zeide daarop: ‘Ja zoo - zeven jaar kunnen wij het denkelijk ook nog wel uithouden!’ Reeds den dag na de uitvaardiging der tegen-proclamatie, den 4den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1075]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
September, had de reorganisatie der Republikeinsche strijdmachten haar beslag gekregen, en verscheen in een buitengewoon nummer der Staatscourant de volgende wet, waarin de reorganisatie der Republikeinsche strijdmachten werd belichaamdGa naar voetnoot1): ‘Nademaal het door den langen duur van den oorlog noodzakelijk is gebleken, een zekere geldelijke tegemoetkoming toe te kennen aan de nog strijdende burgers, tot onderhouding van zichzelven en hunnen families: ‘nademaal eene behoorlijke contrôle van gezegde toelage en de belangen van den krijg het vereischen, dat eene reorganisatie van de burgermacht zal plaats vinden: ‘zoo is het, dat de Uitvoerende Raad, krachtens de machtiging, aan de Regeering verleend bij Eerste Volksraadbesluit, art. 1416a, dd. 28 September 1899, blijkens art. 148 zijner notulen d.d. 3 September 1900, het volgende bepaalt en vaststelt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1076]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1077]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1078]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te vijf uur in den morgen van den 28sten Augustus verliet Staatssecretaris Reitz met het telegraaf-departement in den laatsten Republikeinschen trein en onder het vuur der Engelsche artillerie, Machadodorp, en tegen den middag reed generaal Buller met zijn staf het dorp binnen, terwijl de Boeren zich nog de weelde veroorloofden, hem met eenige granaten te begroeten. Den volgenden dag draafde de cavalerie van generaal French reeds naar Waterval-Boven, terwijl het paardenvolk van Dundonald zich door de Elandsvallei spoedde naar Nooitgedacht, waar de Engelsche krijgsgevangenen zaten. De Engelschen kwamen hier in een vreemde wondere wereld. Over een rotsachtige bedding stroomde de rivier voort tusschen hooge oevers, die bedekt waren met lang, verwelkt gras. Bergen van leem verrezen naast bergen van leisteen; getrapte torens van klipsteenen stonden ter weerszijden van de vallei: nu eens als afzonderlijke gevaarten oprijzend naar de blauwe wolken, dan weer de reuzengolven vormend van een onmetelijke zee, die plotseling tot hard graniet scheen gestold, voordat zij de vallei kon overstroomen. Het was er heet, drukkend heet: onbarmhartig trilde de zonnegloed op de bruine hellingen en de verbrande vlakte. Op de heuvels vond men armoedige cactussen en aloeën, welker rechte stammen
Station van Waterval-Boven.
den indruk maakten van troepen, die in uitgespreide formatie avanceerden, en in de avondschemering kon deze gelijkenis zóó treffend zijn, dat men onwillekeurig halt hielt bij het naderen dezer schimmen-bataljons. In de vallei waren plekken, waar het gras zes tot zeven voet lang | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1079]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd, en men vond er acacia's, in hun groei belemmerd en met verschrompelde takken. Doch boven die struiken verhief zich de koortsboom: dor en kaal en onschoon voor het oog, maar een gezégende boom, want aan zijn geslingerde takken hingen de gele, spitse bladeren, die genezing gaven voor de hier heerschende malaria. En wonderschoon was toch deze streek! Als de zon de breede bergtoppen begon te tinten, en de schaduwen wegdeinden, vormde de vallei een onbeschrijflijk heerlijk panorama van vormen en kleuren. Den 30sten Augustus was generaal French, gesteund door de garde-brigade, in staat om Waterval-Onder te bezetten; maar de Boeren waren zoo verstandig geweest om de twee tandrad-locomotieven, die de treinen tegen de hoogte moesten opslepen, bijtijds in veiligheid te brengen, wat den Engelschen voorloopig geen geringe bezwaren veroorzaakte. Op denzelfden dag werden de 1800 krijgsgevangenen, die te Nooitgedacht onder dak waren gebracht, losgelaten, en Dundonald's cavalerie, die hen zou bevrijden, zag hen reeds naar Waterval-Onder stroomen. Maar de Boeren hadden de officieren vastgehouden, en hen naar Barberton of naar het district Lijdenburg getransporteerd. Het waren 1800 krijgsgevangenen, al wilden de Engelsche autoriteiten het niet gelooven. Zij verkeerden in de stellige meening, dat het kamp van Nooitgedacht 7000 krijgsgevangenen had bevat, en de ontdekking, dat dit niet zoo was, was een harde, wreede teleurstelling. Immers, nu
Barberton.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1080]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marktplein te Barberton.
bleek het, dat de vele honderden, die door de Engelsche statistiek als vermist waren opgegeven, en waarvan vermoed werd dat zij door de Boeren waren gevangen genomen, niet in het kamp der krijgsgevangenen, maar in het kamp der dooden, in den grooten, gapenden Afrikaanschen grafkuil, waren terecht gekomen, en terwijl er 1800 soldaten terugkeerden, kwamen er 5200 manschappen te kort, die nooit zouden terugkeeren. Zonderling is het echter, dat de Engelschen niet eerder op de gedachte waren gekomen, dat vele vermisten niet terug zouden keeren. Het informatie-bureau van professor Molengraaff ontving te zijner tijd aanhoudend Engelsche aanvragen om inlichtingen betreffende bepaalde personen, die vermist waren, en slechts bij uitzondering kon genoemd bureau daarop een voldoend antwoord geven. Dit betrof personen uit families, die zich de weelde konden veroorloven, naar hun betrekkingen navraag te doen; maar hoeveel arme stakkers en verworpelingen der maatschappij, die hun leven verkochten voor drie shillings per dag, werden in den grond gestopt als vee, of bleven gewond achter in een verlaten kloof, achter een eenzame klip, in een stil bosch, waar zij een langzamen dood stierven, en een prooi werden der Afrikaansche aasvogels, die onverzadelijk waren.... Hoe jammer het ook was, dat de Engelsche krijgsgevangenen moesten worden losgelaten, het wierp voor de Boeren toch nog een onverwacht voordeeltje af. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1081]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eenige weken geleden had lord Roberts namelijk een groote partij velduitrustingen over Lourenço-Marques naar het gevangenenkamp te Nooitgedacht laten zenden, welke kleeren door de Transvaalsche Regeering als contrabande waren beschouwd, daar Engeland zich indertijd tegen de doorzending van kleeren over Lourenço-Marques, en bestemd voor de Boeren-kommando's, had verzet. De doorzending der kleeren, bestemd voor Nooitgedacht, werd dus te Komati-poort door de Boeren gestopt, en de Khaki-pakken gingen terug naar Lourenço-Marques. Maar de Portugeesche ambtenaren, die den Engelschen aangenaam wilden zijn, zonden de kleeren opnieuw naar de grens, niet vermoedend, dat op dat tijdstip de krijgsgevangenen reeds waren losgelaten, en het Afrikaansche verstand won het dezen keer toch gelukkig van de Afrikaansche goedhartigheid. De tweeduizend volledig uitgeruste veldpakken met schoenen en onderkleeren werden met dankbaarheid aanvaard; lord Roberts, die de krijgsgevangenen van Nooitgedacht in nieuwe kleeren had willen steken, kleedde thans - al was het waarschijnlijk niet met zijn wil - 2000 kommando-burgers; en dàt hadden de Boeren ook - - nooit gedacht. De buit, die den Engelschen bij het voortrukken in handen viel, was zeer gering; en al maakten zij er ook een grooten ophef van, dat zij den kok van Staatspresident Kruger in handen hadden gekregen, zoo was daarmede toch nog volstrekt niet gezegd, dat de Staatspresident nu den hongerdood zou moeten sterven. Het Boerenleger was thans in drieën gesplitst. De grootste strijdmacht, onder Louis Botha, wierp zich in de Lijdenburgsche bergen; een ander deel, waaronder vele Uitlanders, trok onder Ben Viljoen langs de spoorlijn Oostwaarts, terwijl de rest, waarbij zich generaal Tobias Smuts bevond, zich Zuidwaarts bewoog, in de richting van Barberton. De linkervleugel der Engelsche strijdmachten zette nu Louis Botha na; het centrum onder Pole-Carew bewoog zich langs de spoorlijn, en de rechtervleugel onder generaal French rukte op naar Barberton. Nog altijd hield Lord Roberts met de koppigheid van den Engelschman vast aan zijn lievelingsidée: de Boeren om te trekken en te verpletteren; daarom moest het centrum talmen, terwijl de uiterste flanken in een reusachtige zwenking elkander bij Komati-poort, aan de Transvaalsche grenzen, zouden naderen. Den 1sten September begon generaal Buller zijn opmarsch naar Lijdenburg. Het stadje was in 1847 door de Voortrekkers gesticht, nadat het bleek, dat Ohrigstad te ongezond was; en zij noemden de plaats Lijdenburg, omdat zij zooveel lijden hadden doorworsteld. Het stadje vormde jaren lang de hoofdstad eener kleine, onafhankelijke republiek; maar in 1860 werd de kleine Staat met de Zuid-Afrikaansche Republiek samengesmolten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1082]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Buller's strijdmacht rukte op over Helvetia naar Schoemansnek, waar de Krokodilrivier in zicht kwam, en met verwonderde oogen keken de soldaten op naar het amphitheater van trotsche en fantastische
Generaal Tobias Smuts.
bergketens, die den gezichteinder afsloten. Ze waren gekroond met steile klipgevaarten en gebroken door duistere, dreigende ravijnen, terwijl zij heerlijke vlakten insloten, vol vruchtbare akkers en schilderachtige hoeven. Deze heerlijke, jubelende vlakte werd van het Westen naar het Oosten doorsneden door de snelstroomende Krokodilrivier, en dooraderd door tallooze kristalheldere beken: in het licht der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1083]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ondergaande zon een schilderij van zeldzame schoonheid, rijk van kleur, en groot van effect. Generaal Buller wist goed den weg in deze bergachtige streek, en dàt hij den weg wist, had hij te danken aan Afrikaansche landverraders, die in deze streken woonden, en hem tegen een behoorlijke belooning gaarne als gidsen dienden. Maar de Boeren waren er toch óók nog, en toen Buller's strijdmacht langs een steilen en diepen weg, die zich langs de helling van het gebergte heenslingerde, Elandspruit in de vallei der Krokodilrivier bereikte en de rivier passeerde, stootte hij in het Noorden op een bergrug, waar de kommando's van Louis Botha hun geschut hadden opgesteld, de bereden infanterie met granaten bestookten, en de Khaki's met bebloede koppen terugsloegen. Buller leed hier een pijnlijke nederlaag; bekneld in de vallei, kon zijn artillerie geen geschikte stelling krijgen, terwijl de poging om de Boerenstellingen te forceeren, totaal mislukte. Buller moest terug, en sloeg zijn kamp op te Badfontein. Op dienzelfden dag, Zondag 2 September, werd er drie uur gaans ten Oosten van Dullstroom een zwaar geweergevecht geleverd tusschen een Canadeesche strijdmacht en een kleinen troep Boeren. De DullstroomersGa naar voetnoot1), waaronder jongens waren van veertien jaren, vochten als helden, en brachten den Canadeezen zware verliezen toe, maar werden geheel omsingeld, en zouden vernietigd zijn, indien kommandant Dercksen, van het Boksburg-kommando, hun grooten nood niet had opgemerkt. ‘Kijk,’ zeide Dercksen later aan vrede-rechter J.H. Janson,Ga naar voetnoot2) ‘ik zag jouw menschen daar vechten als mannen, maar hulle was allemaal dood geweest, als ik niet mijn burgers had opgeroep, om hulle te gaan losschiet. Ik riep: ‘Menschen, kijk daar die Boeren-Hollanders; hulle vecht als leeuws, maar hulle is allemaal dood, as ons hulle nie gaan help nie - en mijn menschen het hulle toen gaan losschiet.’ Buller had intusschen aan den opperbevelhebber zijn moeilijken toestand medegedeeld, en hem verzocht om versche hulptroepen over Dullstroom op Lijdenburg te laten aanrukken, die de Boeren in den rug bedreigen en Buller's pad naar Lijdenburg zouden effen maken. Roberts haastte zich om aan dat verzoek te voldoen. Hij zond generaal Jan Hamilton, en Hamilton kreeg 3 bataljons infanterie, een volle brigade bereden infanterie en 16 kanonnen mede. De voormannen van Dullstroom hadden intusschen ook niet stilgezeten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1084]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vlak achter het dorp verheft zich de trotsche Suikerboschkop, en de Boeren keken eens naar zijn top. Het zou een mooi ding zijn, als zij daar een Long-Tom konden opstellen, want dit vuurmonster zou de vlakte tusschen Dullstroom en Belfast, van waar zij den vijand verwachtten, kunnen bestrijken, en zij beschikten over een Long-Tom. Het was dat vermaarde kanon, dat bij het beleg van Ladysmith kennis had gemaakt met het Engelsch dynamiet, en op de werkplaatsen van de Nederlandsche Zuid-Afrikaansche Spoorwegmaatschappij meesterlijk van zijn breuk was genezen. Welnu, dat kanon moest dan maar naar boven, en er werd met grooten ijver aan het werk begonnen. Er moest een pad naar boven worden uitgekapt, maar men kreeg het klaar, en de vermaarde ingekorte Long-Tom werd met de hulp van 48 ossen en 100 Kaffers naar den hoogen top gesleept. Nu moest er voor een borstwering worden gezorgd; voor dat doel werden een paar huizen vrijwillig afgestaan, en van den afbraak de borstwering gebouwd. Veel handen hadden zoodoende licht werk gemaakt, en als een strenge koning troonde Long-Tom op zijn trotsche hoogte. Dullstroom moest natuurlijk worden geofferd, want Long-Tom moest over Dullstroom heen den verwachten vijand bestoken, en men kon er zich van verzekerd houden, dat de Engelsche artillerie het dorp niet zou sparen. Doch de Dullstroomers hadden het er voor over - zij hadden alles over voor vrijheid en recht, en als belooning voor hun trouw aan het vaderland hebben de Engelschen dan ook ruim twee maanden later hun dorp in de asch gelegd. Dezen keer echter gebeurde het niet, en Long-Tom heeft van den Suikerboschkop helaas slechts een paar peilschoten gedaan, om den afstand te meten. Verder kwam het niet, want Lukas Meijer had bevel gegeven, dat het kanon zou worden vervoerd naar Kommandant Schreuder op den bedreigden rechtervleugel der Boerenstellingen, één uur te paard van Dullstroom. Met harden spijt hoorden de Dullstroomers dit bevel, want nu was al hun moeite te vergeefs geweest, en de weg naar hun dorp lag voor den vijand open, daar het Lijdenburg-kommando, dat hun dorp moest dekken, slechts 500 man telde, waaronder nog 300 voetgangers. De Boeren moesten wijken, en den 4den September trok Hamilton's voorhoede, van achter een bergrand te voorschijn komende, Dullstroom binnen. Maar het bitter gevoel, hun dorp aan den vijand te moeten overlaten, kwam bij de aftrekkende weerbare Dullstroomers boven, en zij knalden nog eenige Khaki's in de dorpstraat neer. De Engelschen echter | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1085]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
haastten zich toen, om van achter de huizen hun Maxims op te stellen, en zij verjoegen door hun vuur de Afrikaanders, die in de richting van Lijdenburg wegtrokken. Hier splitste zich het Lijdenburg-kommando. Een deel trok Noordwaarts, in de richting van Krugerpost, en het ander deel voegde zich bij de hoofdmacht onder Louis Botha, wiens strijdmacht thans een kleine 1200 man sterk was, waarmede hij zou trachten, het stadje Lijdenburg te dekken. Intusschen had Jan Hamilton reeds den 5den September heliografische verbinding gekregen met generaal Buller, en de Boeren, die onder Louis Botha voor Buller den weg versperden naar Lijdenburg, begonnen, om in den rug niet door Jan Hamilton aangetast te worden, aanstalten te maken om weg te komen. Maar een Long-Tom hield nog stand, en de groote kraan, die zich boven den zwaren vuurmond verhief, was voor de Engelschen duidelijk zichtbaar aan den horizon. Het reuzen-kanon was sedert den 2den September, toen de Boeren de voorwaartsche beweging van generaal Buller hadden gestopt, verplaatst, en stond op geen verren afstand van Buller's kamp, dat onder zoo'n geducht vuur werd genomen, dat het geheele kamp aan den haal ging en terugvluchtte naar de Krokodilrivier. Het zonderlingst van dit geval was, dat de Long-Tom op een hachelijk punt stond: op een hoogte, die gemakkelijk te beklimmen was, en generaal Buller was dan ook wel verzekerd, dat die brutale Boerenmond snel gesnoerd zou zijn. Hij gaf onmiddellijk last aan generaal Howard om de Boeren, die reeds terugtrokken, te achtervolgen en het groote kanon, dat nog altijd van zijn luchtige hoogte zijn zware basstem liet hooren, te vermeesteren, terwijl hij Howard twee bataljons en 18 kanonnen medegaf. ‘Hij bereikte,’ zeide een Engelsche oorlogskroniek,Ga naar voetnoot1) ‘zonder tegenstand den top van den rand, maar op hun gewone wonderbare manier hadden de Boeren er voor gezorgd, hun kanon bijtijds weg te goochelen. Hoe zij in staat waren om zoo snel zulke zware stukken geschut langs onbegane bergen weg te krijgen, is iets als een mysterie!’ Natuurlijk: dat begrepen de Engelschen niet; dat was nu weer eens een Afrikaansche gauwigheid! Den 6den September had Jan Hamilton Louis Botha's rechtervleugel omgetrokken, en tegen den namiddag bereikte Buller's kolonne Witklip. Recht vooruit, aan den horizon, ontdekte de staf van Buller Lijdenburg, terwijl aan den linkerkant het stof werd gezien, opgeworpen door Hamilton's marcheerende troepen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1086]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Boeren hadden mooie stellingen gehad te Witklip, maar door Hamilton in den rug bedreigd, deden zij verstandig met die stellingen te ontruimen. En daar lag dan het stadje Lijdenburg, vredig verscholen tusschen zijn gomboomen, en dit dorp met zijn zacht murmelende beken zou den laatsten strijd aanschouwen tusschen Engelsche overmacht en Afrikaansche dapperheid! Dat meenden ten minste velen in Europa. ‘De reden, waarom Lijdenburg, de stad van lijden en ellende,’ zoo kon men lezen in een correspondentie, ‘tot de laatste kampplaats gemaakt zal worden, is duidelijk. De plaats ligt midden in het groote Randgebergte, dat het Oost-Afrikaansche hoogland naar den kant van de kust begrenst. Bij Lijdenburg gaat deze bergketen over in een grootsche, trapsgewijs naar het oosten afdalende, woeste bergwereld. Geen spoor, nauwelijks een enkele zijweg, voert van het zuiden af in deze wildernis, in geheel Zuid-Afrika bekend als een plaats der verschrikking. Want vreeselijker dan het ongebaande gebergte en vreeselijker dan de wilde dieren, die hier ongestoord leven, is de koorts, die in deze streek heerscht, en tot dusver alle pogingen verijdeld heeft, er de beschaving te brengen. Mocht het hier komen tot een laatsten vernietigenden strijd, dan zal hij in zijn tragische grootheid den ondergang van de Oost-Gothen aan den Vesuvius in de schaduw stellen.’ Maar de Boeren hebben met hun nuchter Boerenverstand den dood gezien aan een tragischen, heldhaftigen dood; 't is niet in hun hersens opgekomen, om bij Lijdenburg hun laatsten strijd te strijden. Het is zoo: er waren burgers geweest, die verzekerd hadden, dat Lijdenburg het Engelsch geweld jaren lang zou trotseeren; maar dit waren schreeuwers en grootsprekers, en het was een feit, dat het stadje Lijdenburg den Engelschen in handen viel zonder ernstigen strijd, en ten koste van slechts 1 doode en 20 gewonden. De strijdmachten van Buller en Jan Hamilton bereikten den 7den September bijna gelijktijdig het dorp, en tegen den middag werd de vlag van Engeland er geheschen. De Engelsche ingezetenen juichten en jubelden, maar de Afrikaansche vrouwen sloten de huisdeur, en treurden met hun kinderen om den Engelschen triomf. De Khaki's moesten echter niet denken, dat de strijd nu uit was, want nauwelijks was de vlag van Engeland geheschen, of twee Boerengezinde Long-Toms begonnen uit het Zuidoosten te vuren op den Engelschen legertros, terwijl de granaten tot in de nabijheid van Buller's tent neerploften. De Long-Toms deden voortreffelijk werk, en de Engelschen leden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1087]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op den weg naar Lijdenburg.
Lijdenburg.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1088]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ernstige verliezen. Maar de vijand stelde nu zijn geschut in de kom van de plaats, op het kerkplein, op, en de Khaki's vonden het niet beneden hun waardigheid, achter Boerenvrouwen en Boerenkinderen weg te schuilen. 't Is waar: heldhaftig was de maatregel niet; integendeel, hij was laag en gemeen, maar hij bleek toch practisch te zijn, want de Boeren, die toch niet op hun eigen vrouwen en kinderen konden schieten, moesten het vuren staken, en de Engelschen raakten uit de klem. En dat was toch maar de hoofdzaak.
Voor verscheiden Lijdenburgsche ingezetenen, die niet Engelschgezind waren, braken er nu zware dagen aan, en de ‘Arnhemsche Courant’ ontving inzage van den volgenden brief, door een Nederlandsche vrouw te Lijdenburg na de bezetting dier plaats geschreven. Zij schreef dan: ‘Toen de Britten de stad bezetten, bleven R. (de echtgenoot der schrijfster), J., N. en omstreeks 30 anderen hier, en leverden hunne wapenen in. Desniettegenstaande werden zij naar de gevangenis gebracht, waar zij vijf dagen bleven; toen werden zij weggevoerd, naar men ons zeide, naar Pretoria, maar daar wij nog niets van hen hoorden, weten wij niet met zekerheid, waar zij nu zijn. Zij hadden omstreeks vier dagen noodig tot Machadodorp, daar zij dien weg te voet moesten afleggen; als zij wilden, konden zij eens op een trolley, waarop de bagage vervoerd werd, uitrusten. Het zal zoo'n verluchting voor ons zijn, als wij iets van hen hooren... Misschien hebt u uit de couranten gezien, dat de plaats gebombardeerd is; maar gelukkig is niet één vrouw of kind getroffen. Wij, namelijk de bonne, de kinderen en ik zelf, zochten beschutting in een diepe sloot bij het huis, en waren daar totaal veilig. In huis teruggekomen, ontdekte ik, dat er veel door Indiërs gestolen was, en bij onze buren, Mrs. R., waren alle bedden weggenomen, en zelfs de kinderkleertjes. De eerste drie dagen waren vreeselijk. Wet of recht was er niet, en ze hebben mij schandelijk bedrogen en afgezet. Nu alles weer geregeld is, moet ik zeggen, dat wij niet veel last van de soldaten hebben. 't Zijn de vrijwilligers, die het meeste kwaad hebben gedaan, en wij dachten nog al, dat die ons goed gezind waren. Zoodra het veilig is om te reizen, en wij permissie kunnen krijgen, gaan wij naar Holland; maar als er kans is, dat onze mannen spoedig terugkomen, dan wachten wij.’ Den dag na de bezetting van Lijdenburg - den 8sten September - werd de Westelijke SpitskopGa naar voetnoot1), waar de twee geduchte Long-Toms waren opgesteld, bestormd. De bergrug, die den vorm van een paardehoef heeft, ligt op vijf mijlen afstands van Lijdenburg, rijst 1800 voet boven het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1089]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stadje op, en is op vele punten doorploegd met diepe ravijnen, die een uitstekende beschutting geven. Buller's strijdmacht avanceerde links; Jan Hamilton's strijdmacht rechts, terwijl landverraders tot gidsen dienden. Het eerste werk was natuurlijk, de Long-Toms tot zwijgen te brengen, maar dit ging boven de macht der zware Engelsche kanonnen, en op het oogenblik, dat de infanterie haar marsch begon over het vlakke tafelland, dat Lijdenburg van den Westelijken Spitskop scheidde, opende de Boerenartillerie een heftig vuur, dat zóó nauwkeurig en moorddadig was gericht, dat één granaat, op een afstand van zeven volle mijlen geschoten, in de gesloten gelederen der Gordon Hooglanders terecht kwam, en 19 man doodde of verwondde. De Engelschen versnelden den pas, om het gevaarlijk terrein over te komen, en vonden dekking, toen zij den voet van den berg hadden bereikt. Zij breidden hun linies uit tot een lengte van zes mijlen, en de Boeren, die zich zoo dapper hadden geweerd, begrepen, dat het thans tijd werd om aan den aftocht te denken, en de kostbare Long-Toms in veiligheid te brengen. Slechts honderd scherpschutters bleven achter om den aftocht te dekken: - een eeresaluut aan deze wàre zonen van Afrika! Zij bleven achter als brandende schepen op den Oceaan, en verdedigden hun stellingen, totdat het vuur der Engelsche Maxims opspatte achter hun rug. Nú eerst dachten zij aan hun eigen veiligheid, maar zij moesten over een terrein, dat door de Engelsche granaten en granaatkartetsen werd omgewoeld, en de vijand was in de stellige overtuiging, dat zij dit gebied des doods niet levend zouden overkomen. Maar zie! in dit hachelijk oogenblik, waarin hun harten van spanning sneller sloegen, spreidde God Zijn almachtige vleugelen over hen uit. ‘Dan ten laatste,’ meldde de Engelsche oorlogskroniek ‘With the Flag to Pretoria’ met inwendigen wrevel, ‘begon de vijand onder een storm van kogels te vluchten, maar het geluk diende hem als gewoonlijk. Juist toen het scheen, dat niets hem meer redden kon, spreidde zich een dichte, koude mist uit over de heuvelen, die een vervolging volkomen onmogelijk maakte. Niets kon meer worden beproefd, en toen de nacht kwam, trok de Britsche infanterie van de steile helling terug, en kampeerde in de buurt van Lijdenburg.’ Met de drift van den jachthond, die het spoor van het wild volgt, werd den volgenden dag de vervolging Oostwaarts voortgezet, maar een wakkere achterhoede dekte den aftocht der Boeren, en beschermde den langen legertros. Zoo bereikten de Engelschen den hoogen Mauchberg, van wiens luchtigen top, die zich 8000 voet boven den zeespiegel verheft, de soldaten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1090]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
neerblikten op een zee van woeste, verlaten bergen, waar zich volgens spionnenberichten de laatste overblijfselen der Noordelijke Boeren-kommando's moesten bevinden. De bergrand helde steil af in de richting der Duivelskneukels: vier zware, reusachtige rotsklompen, en langs die Duivelskneukels sleepte zich de lange legertros van generaal GravettGa naar voetnoot1) moeilijk voort. Duidelijk was de legertros waar te nemen. De blijde tijding liep als een electrische schok door het Engelsche leger; de soldaten juichten, en het was nu maar zaak om den grooten tros, waarbij zich de kanonnen bevonden, gauw in handen te krijgen. De cavalerie kreeg onmiddellijk bevel om op te zadelen, maar de onderneming liep toch niet zoo vlot van stapel, als men wel had gedacht, en reeds in het begin van haar marsch stootte de cavalerie op niet vermoede bezwaren. Buller had namelijk gemeend, dat de cavalerie met één flinken ruk midden in den Republikeinschen legertros zou zitten, maar het leek er niet naar, want de weg naar de Duivelskneukels, van den Mauchberg gezien tamelijk vlak, werd door een opeenvolging van randen als door evenveel granieten slagboomen versperd. Daarbij kwam, dat de Boerenartillerie bij de nadering van den vijand onmiddellijk achter de Duivelskneukels afhaakte; terwijl de achterhoede, die den langen legertros beschermde, haar stellingen verdedigde met een vastberadenheid, die haars gelijke zoekt in de krijgsgeschiedenis. De cavalerie had thans echter de vallei bereikt, sprong van de vermoeide paarden, en ging de Boerenrandjes bestormen. Maar de bestorming viel totaal in het water. De Boerenkanonnen deden 't hem niet, want in dit buitengewoon gebroken terrein kon het artillerie-vuur slechts weinig uitvoeren, maar het was hier het ware jachtveld voor den Afrikaanschen scherpschutter, en zijn vuur was hevig en moorddadig. 't Is waar: de soldaten werden geprikkeld door de gedachte aan den grooten buit, die daar als voor hun neus voorbij schoof, maar dat hielp hun niets, want trouw en onschokbaar stond daar de Transvaalsche wacht, en zich meer blootgevend, dan met de voorzichtigheid strookte, werden de Khaki's bij hoopen neergelegd door het Afrikaansche lood. De Boeren streden als leeuwen - ‘als tijgers’ verklaarden de Engelschen later - en de strijd duurde tot den avond. De Engelschen hadden geen duim grond gewonnen; zij werden door de kommandanten Gravett en Pretorius onder hevige verliezen teruggeslagen, en langzaam verdween de Republikeinsche legertros achter de beschermende wanden der Duivelskneukels. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1091]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Duivelskneukels.
Buller echter gaf de jacht niet op. Elke jacht heeft iets prikkelends; iets, dat den hartstocht in vlam zet; en nauwlijks lichtte de 10de September, of zijn strijdmacht ging opnieuw op de vervolging uit. Twee zware kanonnen openden hun vuur op de Duivelskneukels, waarna den Hooglanders werd opgedragen, de hoogten met storm te nemen. En opnieuw geraakte de Boeren-legertros in gevaar, want hij kwam in zicht; maar vast als de granietblokken onder hun voet stond de Transvaalsche wacht, en de infanterie, die de Duivelskneukels zou bestormen, moest opnieuw met bebloede koppen afdeinzen. Nu echter liet Buller zijn zwaar geschut aanrukken; zijn granaten veegden de Kneukels schoon, en te vier uur in den namiddag van den | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1092]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11den September werd de vlag van Engeland op den top der Duivelskneukels geplant. Het begon er nu werkelijk dreigend uit te zien voor Gravett's legertros, maar de burgers wilden niet, dat de Khaki's er hun roofzuchtige... ‘en stieten ze over de randen weg in de duizelingwekkende diepte.’ (Zie bladz. 1093)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1093]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
handen zouden aanslaan. Zij offerden hun achterhoede - dertien volgeladen ossenwagens - en stieten ze over de randen weg in de duizelingwekkende diepte: in een afgrond, waar zon noch maan ooit schijnsel gaf. Het was een ontzettend gezicht, zooals die groote, sterke wagens neerbonkten van een hoogte van acht à tien op elkaar gezette dorpstorens; maar zij waren daar, in den gapenden afgrond, veilig; de legertros was gered en de Boeren trokken, door de Engelschen gevolgd, over den Oostelijken Spitskop verder. De driehonderdduizend pond levensmiddelen: rijst, suiker, koffie, bloem en aanverwante artikelen, die op den (Oostelijken) Spitskop waren opgestapeld, werden niet vernield, maar achtergelaten voor de van huis en hof verdreven vrouwen en kinderen, die niet mee konden worden genomen naar de huilende wildernis, welke thans zou worden ingetrokken. Kommandant Gravett richtte, voordat hij den (Oostelijken) Spitskop verliet, dan ook een schrijven aan het Engelsche legerbestuur, waarin werd uiteengezet, dat deze voorraad was gespaard geworden met het oog op de noodlijdende vrouwen en kinderen, die moesten worden achtergelaten. Doch het Engelsche legerbestuur had op dat punt zijn eigen gedachten. De vrouwen en kinderen werden bijeengebracht in de concentratiekampen, die spoedig als moordkampen den afschuw der geheele beschaafde wereld zouden wekken, en Engeland beschouwde den voorraad levensmiddelen als zijn wettigen buit. In den omtrek van den (Oostelijken) Spitskop, die den 12den September door de Engelschen werd bezet, en waar Buller's leger een korte rustpauze hield, kwamen 58, aan de Duivelskneukels 20 en te Lijdenburg 20 burgers in vrijwillige onderwerping. Het was het kaf, dat zich afscheidde van het edele koren; het dorre gebladerte, dat door den storm van den tegenspoed werd weggerukt van den Afrikaanschen boom; maar het ware heldenvolk bleef over, en wat zij slonken in aantal, dat wonnen ze aan inwendige kracht.
En nu ging het de huilende wildernis, het Boschveld in; maar alles, wat geen bruikbare paarden of muildieren had, moest worden achtergelaten. De tocht zou gaan door een woest, onbewoond land; door een wereld vol bosch en wild gedierte, en met weinig water. De Boeren zagen er tegen op, en noemden het een wilden trek. De Zwolsche Courant nam indertijd het schrijven op van een Nederlander, die den tocht naar het Boschveld medemaakte, waaraan het volgende is ontleend: ‘Drie dagen lang hadden wij geen water na den trek door de Krokodilrivier, over een steile, zandige drift door de breede, diepe rivier, vol groote, hoekige steenen, die aan drie wagens het leven kostte; de Boeren, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1094]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Krokodilrivier.
allen ontkleed en zwemmende, de dieren aanhitsende; de inhoud onzer wagens drijfnat; maar wij hebben dien dag lekker gezwommen, en zijn veel stof kwijt geraakt. Ons slachtvee, alles schapen thans, werden in de rivier geworpen, en moesten maar zien, hoe zij overkwamen. Juist vóór 't doortrekken van de rivier een hevige ontploffing; bij ongeluk was 300 pond kruit door een grasbrandje aangestoken; wij zaten er vlak bij; onze muilen en paarden aan den ren; geen ongelukken; alle Boeren lachten, vonden 't een ‘snaaksch geval’, en scholden de bewakers voor ‘banje onverschillig’ uit! Het zijn typische, doodleuke kerels. Voor u allen in Holland is zoo iets misschien nog 't beste om een idée van den oorlog te geven. Dien avond werden alle kanonnen, waarvoor geen munitie meer was, in de lucht geblazen: één hevige knal na den ander, een weemoedig oogenblik, toen wij verplicht waren, onze eigen wapenen te vernielen! ‘Zoo trekken wij weer verder, 's nachts om één uur weer opgestaan, en in donker weer op marsch. Bij 't krieken van den dag heb ik een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1095]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Granaten en stukken daarvan, met een kartets (shrapnel) voor het geschut en geweerpatronen der Boeren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1096]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
buitenkansje: mijn trouw rijpaard Bles, tien dagen te voren uit een veewagen in den trein gestolen, vind ik terug; als dank draagt hij mij nu verder langs de klippige, stoffige bergpaadjes. Zoo gaan wij 't Boschveld door, terwijl President Steyn ons twee dagen vooruit was, en daar een pad maakte. In deze streken is maar zelden een Boer geweest, er is dus veel wild, ook groot wild: koedoes, leeuwen, tijgers. Eergisteren een beetje leeuwengebrul gehoord;
Door de Boeren vernielde affuiten en kanonnen.
gisteren brak een Boer zijn been bij 't jagen op een tijger. Gevaarlijk? O neen: hier in Afrika is alles goedig, en vallen de wilde dieren (ongedierte zeggen de Boeren) nooit aan. De vorige week een schildpad gevangen, en echte schildpadsoep gegeten; de Boeren vonden 't griezelig, en wij smulden.. alleen voor 't idée. Overigens een prachtige streek: mooie bergen en rotsen, palmen en cactussen en gelukkig nog geen regentijd, want 's nachts zich te moeten laten natregenen, is voor 't geduld te veel, en de stoffige kleeren worden al te modderig. Verleden week echter den geheelen nacht regen, zoodat ik doornat werd. Voor de rest is 't heerlijk: 24 uur per dag in de open lucht, overdag lekker smoorheet en 's nachts koud, zoodat wij de laarzen goed onder de deken moeten stoppen. En dan zoo gemakkelijk: nooit uit- of aankleeden, en heelemaal niet vies meer, wanneer men 't maar langen tijd achtereen doet; alleen tanden poetsen, dat kunnen wij niet afwennen, daartoe dient de wijsvinger en wat zeep; maar frisch hoor! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1097]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu dit is de vroolijke kant van 't leven, maar soms komt de triestigheid ook. Gisteren nog kwam een Boer uit de Kaapkolonie zijn zoontje zoeken, en vroeg, of ik het kereltje van dertien jaar had gezien. ‘'t Eenige kind’? vroeg ik. O, neen, hij had nog een dochtertje met een vrouw thuis, maar daarvan had hij in vijf maanden niets vernomen; zijn vier andere zoons waren gesneuveld. ‘Hulle bloed het gevloeid voor die land’; geen klacht kwam den flinken kerel uit den mond. Den 20sten September ging het door de Sabeirivier, een mooie stroom; eenige dagen later voor 't eerst weer bewoonde wereld, en van Kaffers twee kippen gekocht; wij... smulpapen. Het pad wordt al slechter; telkens gebreken aan de wagens en eindeloos getob; bij een lastige drift knapt het voorstuk van mijn wagen; president Schalk Burger komt mij een handje helpen en leidt de muildieren uit, nadat hij eerst zijn eigen vrachtwagen er heeft doorgeholpen. Stel u zoo iets in Europa voor! Intusschen trachten de Engelschen ons af te snijden; daartoe geforceerden marsch en dwars over de bergen in den nacht. Het pad is zóó steil, dat men nauwelijks kan klimmen. Er worden drie en vier dubbele bespanningen voorgezet, en de dieren tot bloedens toe aangehitst; ware dierenmarteling; met 28 muilen en 32 ossen komt de wagen eindelijk boven. Als men 't ziet, schijnt het ongelooflijk, wat een stukjes de‘telkens gebreken aan de wagens en eindeloos getob;’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1098]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Boeren uithalen; zoodoende laten ze zich nooit door Engelschen vangen, wat thans bijna geschiedde. Nu zijn we weer in 't hooge veld, d.w.z. in het hooge gebergte, en is de warmte minder drukkend. Een groot gedeelte van ons kommando kon niet meer bijtijds door dit moeilijk gedeelte heenkomen, en zal ons via Leydsdorp inhalen. Den volgenden dag reed Botha vooruit, om te verkennen. Alles is veilig, en hij seint met den heliograaf aan zijn eigen wagens en mij, om op te komen. Ik voldoe natuurlijk aan 't bevel, de anderen niet; twee uren later vind ik Botha in 't gras liggen, wachtende op zijn wagens, die maar niet wilden komen: weer een staaltje van Boeren-discipline en generaals-gelatenheid. De Boeren weten op alles raad. Zonder hen zou men met de handen in 't haar zitten. Nu laat men alles langs de koude kleeren glijden, al blijft het voortdurend tobben. Een echte Afrikaander groeit echter daarin; zonder tobben vindt hij het leven saai en vervelend.’
De vijand bleef de Boeren intusschen nazetten met de drift van den jachthond, die op het spoor is van het wild; doch het wild bleef onbereikbaar, terwijl eenige achtergebleven klompen Boeren de Khaki's onophoudelijk verontrustten. Zoo werd een post van 125 Canadeezen, die een punt aan de spoorlijn tusschen Pan en Wonderfontein had bezet, in den morgen van den 9den September bij het aanbreken van den dag aangevallen door kommandant Trichardt, die 3 stukken veldgeschut medevoerde. De majoor, die het bevel voerde, en een luitenant werden gewond, terwijl de Boeren 6 krijgsgevangenen maakten. Vier dagen later, den 13den September, verongelukte een genie-trein. Lord Roberts' telegram over het ongeval luidde: ‘Een genie-trein onder luitenant Meyrick, met een escorte van 19 huzaren, bezig aan het herstel van de telegraaf tusschen Machadodorp en Lijdenburg, is aangevallen dicht bij de plaats, waar de weg de Krokodilrivier kruist. Meyrick en een korporaal werden licht gewond. Alle genie-soldaten zijn naar het naaste kamp teruggekeerd, maar van het escorte is niets vernomen.’ De genie-soldaten waren dus op de vlucht gejaagd; de trein in den steek gelaten, en de 19 huzaren door de Boeren ingerekend. Een andere afdeeling Boeren, onder Erasmus, waagde den 22sten September een aanval op het spoorstation Elandsrivier, beschoot de Khaki's, waarvan er verscheidene werden gedood of gewond, met grof geschut, en trok dan weer af. Gravett's strijdmacht trok met haar legertros langs een bergpad, waar men op zij der wielen slechts een voet breedte over had, en waar de geringste afwijking den wagen in den diepen afgrond kon neerploffen, naar Pelgrimsrust, waar goudvelden zijn. De plaats ligt tusschen twee rivieren: de Treurrivier en de Blijde- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1099]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rivier. Men verhaalt, dat de Voortrekkers, toen zij op kondschap uittrokken naar de Noordelijker streken, hun vrouwen en kinderen uit bezorgdheid hier achterlieten.
Generaal Erasmus.
Maar de vrouwen en kinderen volgden schreiend de Voortrekkers, en zij noemden de rivier, waar zij aankwamen, de Treurrivier. Bij de volgende rivier echter haalden zij hun mannen en vaders in, en van blijdschap noemden zij deze rivier de Blijderivier. Den 27sten Septbr. kwam de voorhoede van Buller's strijdmacht opdagen, en bezette Pelgrimsrust na een kort, scherp gevecht. Enkele Boerenpatrouilles echter glipten langs Buller's flanken voorbij, sneden de telegraaflijn achter hem af, en knalden uit ongenaakbare kloven en ravijnen zijn Khaki's weg. Krugerspost was het uiterste punt, dat Buller bereikte. De plaats is een boerenhofstede, en ligt in een vallei, terwijl de omringende bergruggen door dicht struikgewas zijn begroeid. Men vindt op de plaats nog een steenen fort, dat tijdens den Kafferoorlog van 1876 tegen den Kafferkapitein Sekoekoenie een bezetting van 60 man had. Den 1sten Octoberbereikte Buller Krugerspost, maar de Boerenstrijdmacht, die in dezen omtrek stond, haastte zich niet hard om weg te komen; en ternauwernood waren de Engelsche tenten vastgepind, of zij werden al omvèrgestormd door de granaten van een paar Boeren-kanonnen, die in de Noordwestelijke bergwereld waren opgesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pelgrimsrust.
Maar dit verdriette generaal Buller toch, en majoor Henderson, die tijdens het beleg van Ladysmith meer dan eens een gelukkigen nachtelijken uitval had medegemaakt, zou den volgenden nacht, geleid door een paar Kaffergidsen, trachten, die kanonnen te overrompelen. Niet voordat het donker was, zette zijn cavalerie den voet in den stijgbeugel; maar de toeleg mislukte. De Boeren hadden er waarschijnlijk de lucht van gekregen, en toen de soldaten na een langen, zwaren marsch de plaats van bestemming hadden bereikt, was er wel het kopje, waar de Boerenkanonnen hadden gestaan, maar de kanonnen zelven waren verdwenen, en de Khaki's gingen met lange gezichten naar huis. Van Pelgrimsrust was Botha's hoofdmacht intusschen direct doorgetrokken naar OhrigstadGa naar voetnoot1), een stad, die bestaat uit een Kafferkraal en een boerderij, terwijl deze boerderij het laatste overblijfsel vormt der nederzetting, die de onverschrokken Voortrekkers er in 1846 hebben beproefd. De Boeren waren wàt blijde, dat zij zoover waren, want zij hadden nu in het Westen een woeste bergwereld, vol diepe ravijnen en reusachtige | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 1101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
spelonken, onderling met elkaar verbonden door onderaardsche gangen. In deze spelonken hadden vroegere vechtkaffers loopgraven gemaakt, waarin zij liggende konden vuren op hun aanvallers, zonder dat dezen hen konden bereiken. Bovendien waren vele dezer reuzenspelonken voorzien van frissche bronnen, terwijl de bergpaden, die door het gebergte slingerden, slechts door de Afrikaansche pony's konden worden gepasseerd. Hier maakte Louis Botha, die van de Oosterlijn was teruggekeerd, halt, en terwijl zijn burgers het kafferbierdronken, door welgezinde inboorlingen hun gebracht, wachtte hij in dezen doolhof van rotsen, klippen en spelonken generaal Buller af. Maar generaal Buller kwam niet; hij durfde het niet aan. Krugerspost vormde het uiterste punt van zijn Noordelijken tocht; hij trok met zijn hoofdmacht terug op Lijdenburg, en zijn krijgsbedrijven op het Afrikaansche oorlogsveld waren geëindigd. Ze waren begònnen met een mislukking, want het forceeren der Tugela-linie was een mislukking, en zij eìndigden met een mislukking, want de nachtelijke tocht van majoor Henderson kon toch niet anders worden genoemd; en zelfs tot op zijn reis naar de kust, naar Durban, had Buller last van de Boeren. Hij zou namelijk den 15den October vertrekken van Pretoria, maar hij moest zijn reis twee dagen uitstellen, daar de Afrikaanders bij Vlakfontein, tusschen Heidelberg en Standerton, de spoorlijn hadden vernield. In die dagen van onvrijwillig oponthoud had hij intusschen gelegenheid om na te denken over het feit, dat hij zijn naam en reputatie als bekwaam veldheer achterliet in Afrika; en al was het geen geringe troost, dat hem bij zijn terugkomst op Britschen bodem een eeresabel wachtte, zoo was het feit, dat hij niet de éérste en ook niet de láátste Engelsche generaal zou zijn, die zijn reputatie als veldheer reddeloos zou verliezen in de schaduw der Afrikaansche kopjes, tóch nog een grooter troost. Wanneer men de karakters van Buller en Roberts met elkander vergelijkt, dan wint het intusschen Buller. Hij was ruw, brutaal, maar hij was toch geen schijnheilige Farizeër zooals lord Roberts. Buller was ruw; maar men wist, wat men aan hem had. Hij was geen huichelaar. Dat lord Roberts generaal Buller slecht kon zetten, is te algemeen bekend, om er hier nader op in te gaan. Eerlijkheidshalve mogen wij hem daarover echter niet te hard vallen, en zijn nukken en huichelarijen over het hoofd ziende, behooren wij te bedenken, dat hij een verscheurd vaderhart had. Zijn zoon, zijn éénige, veelbelovende zoon, was bij de roekelooze bestorming van Colenso in den dood gejaagd; en de man, die het op zijn geweten had, was Sir Redvers Buller! |
|