De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 3
(1903)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendLiebenberg's Kommando.
| |
[pagina 949]
| |
Piet Liebenberg was van bescheidener afmetingen en, terwijl hij zich wachtte, om zijn eigen kracht te hoog te schatten, bleef hij eveneens voor de fout bewaard, om de macht van den vijand te klein te achten. Hij spiegelde zich aan Piet Cronjé en aan de ramp van Paardeberg, en dacht: ‘Uitkijken is de boodschap.’ Zijn vaste stelregel was, om geen gevecht te wagen, tenzij hij van de overwinning zeker was, en terwijl hij aan den éénen kant er naar streefde, om het leven zijner manschappen zooveel mogelijk te sparen, trachtte hij er aan den anderen kant naar, om een snel, beweeglijk kommando te houden. Den vijand te bevechten achtte hij onder de gegeven omstandigheden een weelde, die slechts onder de gunstigste omstandigheden mocht worden gewaagd, en het was voor hem de hoofdzaak, in het veld te blijven en den vijand af te jakkeren. Piet Liebenberg werkte dus niet grootscheeps zooals De la Rey en De Wet, en daaraan deed hij verstandig, want hij wilde niet hooger reiken dan de lengte van zijn arm toeliet, maar aan den anderen kant bezat hij een benijdenswaardige dosis Afrikaansche geslepenheid. ‘Hij was een generaal vol listen,’ zooals de Boeren dat noemden, en er was misschien in de geheele Transvaal en den geheelen Vrijstaat geen kommandant, die een warmer voorstander was van het spreekwoord ‘Die niet sterk is, moet slim zijn’ dan hij. Zijn kommando vormde een afzonderlijke krijgsmacht, die beurtelings met Koos de la Rey samenwerkte, beurtelings op eigen avonturen uitging en 300 à 400 man sterk was. Liebenberg zat gewoonlijk in het district Potchefstroom, en in de eerste weken van Juli, toen er zoo'n schromelijke verwarring bestond in het Engelsche hoofdkwartier, koos Oom Piet de spoorlijn van Potchefstroomnaar Krugersdorp als zijn bijzonder jachtveld uit. Het ging er hem goed, en hij had er zijn draai want het leven van zijn burgers liep weinig gevaar, en het was er een rijkejacht. Hij vermeesterde verscheiden treinen, waaronder de buitgemaakte trein bij Bank-station, halverwegen tusschen Frederikstad en Krugersdorp, op den 19den Juli, een bijzondere vermelding waard is, daar bij die gelegenheid nog 35 soldaten in Oom Piet's handen vielen. | |
[pagina 950]
| |
Lord Roberts ergerde zich natuurlijk niet weinig, en hij zond generaal Smith-Dorriën op Liebenberg af, om dezen man in figuurlijken zin naar zijn jachtakte te vragen, terwijl Smith-Dorriën nog een paar duizend Khaki's medebracht. Daar viel natuurlijk niet den draak mee te steken, en Liebenberg voelde volstrekt geen roeping, om zich hals over kop in het ongeluk te storten. Hij hield den onderbaas van lord Roberts dus goed in de gaten, trok den 24sten Juli met zijn kommando het zuidwesten in, brak de spoorlijn op tusschen Potchefstroom en Klerksdorp, en verscheen den volgenden dag onder den rook van Klerksdorp, waar zich een Engelsch garnizoen had verschanst. De Boeren vielen het garnizoen niet aan, maar zwermden in den omtrek rond, en schoten iederen Engelschman, die zich op de vlakte waagde, weg. In den vroegen morgen van den 27sten Juli werd een Engelsche Kafferpatrouille, sterk 9 man, omsingeld, gevangengenomen en gegeeseld. Dit was een noodzakelijke en gewettigde tuchtiging, om de Kaffers te waarschuwen, zich niet in een strijd te mengen, die hun niet aangingGa naar voetnoot1). Natuurlijk ging over die geeseling van Kaffers een geweldig leven op in Engeland, ofschoon de straffen, die de Engelsche soldaten in Afrika moeten ondergaan, een ware foltering zijn. De voeten en de omhooggestrekte armen worden stevig vastgebonden aan dwarse palen, en in die houding moeten de ongelukkigen uren lang staan in die brandende Afrikaansche zon, terwijl hun dorst door geen druppel water wordt gelescht. Op nevenstaande plaat ziet men lachende gezichten, maar deze soldaten hebben natuurlijk maar geposeerd voor de photografische opname; bij de werkelijke straftoepassing vergeten de soldaten het lachen wel. Twee kleine afdeelingen van het garnizoen, die twee kopjes ten noorden en ten oosten van het dorp hadden bezet, trokken nu op het dorp terug, en Liebenberg vond de kans voor een bestorming te mooi, om ze te verzuimen. Hij sommeerde de bezetting, om zich over te geven, en maakte reeds zijn aanstalten voor den aanval, toen de witte vlag omhoog ging. De Engelschen hadden er genoeg van; het garnizoen gaf zich, 120 man sterk, over, en de Engelsche vlag werd neergehaald. De vreugde der Klerksdorpers was groot, en er ging gejuich op bij het hijschen der geliefde Vierkleur. Maar de verbittering tegen het Engelsche gezag was niet minder groot. De vrouw van Roos, een Boer, die op kommando was, nam de Engelsche vlag, scheurde ze en vertrapte ze onder haar voeten. | |
[pagina 951]
| |
Klerksdorp.
Het oude dorp, en in het verschiet de nieuwe plaats. Den 31sten Juli viel generaal Liebenberg Smith-Dorriën plotseling op het lijf. Het was in de buurt van Frederikstad, waar Liebenberg evengoed thuis was als een duinkonijn in zijn holen, en zooals Smith-Dorriën den Transvaler aan het verstand had willen brengen, dat deze in gesloten
Een straat in Klerksdorp.
| |
[pagina 952]
| |
Strafpleging bij de Engelsche troepen.
tijd het jachtbedrijf had uitgeoefend, zoo trachtte Liebenberg den Engelschman thans aan het verstand te brengen, dat deze, zonder een behoorlijken pas der Transvaalsche Regeering, hier volstrekt niet thuis behoorde. Hij richtte aan Smith-Dorriën een scherp gestelde sommatie, om binnen het halve uur de witte vlag te hijschen, en anders zou de Engelschman het gewaarworden, met wien hij te doen had. Smith-Dorriën, die over een groote overmacht kon beschikken, had natuurlijk geen haar op zijn hoofd, dat aan zoo'n smadelijke overgave dacht, te minder nog daar hij wist, dat lord Methuen met zijn zeven duizend manschappen op geen al te grooten afstand stond. Maar hij kon toch niet anders denken, dan dat die sommatie ernstig was gemeend, terwijl hij in die meening werd versterkt, toen de Boeren, nauwelijks het einde van het halve uur afwachtend overgingen tot den aanval. Smith-Dorriën begon zich nu toch ongerust te maken, en hij gaf noodseinen, waarop lord Methuen met een sterke colonne in ijlmarschen naderde. Maar generaal Liebenberg dacht er niet aan, om een dwaze bestorming te wagen - neen, ‘oom Piet zat vandaag weer banjer vol listen,’ zooals zijn burgers zeiden, en terwijl hij Smith-Dorriën met een schijnbestorming aan den praat hield, had hij het op iets heel anders gemunt. Bij een kromming der spoorlijn, op een onbespiede plek, had hij een klomp van zijn Boeren in hinderlaag gelegd, en deze hadden gemeend, dat er wel een paar rails konden gemist worden, en hadden ze daarom weggenomen en in een soort greppel geworpen, waar ze onzichtbaar waren. | |
[pagina 953]
| |
En nu lagen zij in hinderlaag, en keken nu en dan met lang uitgerekte halzen uit, of de Engelsche trein nog niet wou komen, en gaven elkander van plezier een stomp in de zijde, toen zij hem hoorden aankomen. De trein naderde in volle vaart, in een orkaan van rook en stoom, want de machinist vermoedde geen onraad, totdat de locomotief een plotselingen sprong deed als een aangeschoten hert, en de trein met donderend geweld van de spoorbaan vloog. Het was een vreeselijke ramp: 13 soldaten werden gedood en 39 soldaten gewond, terwijl de geheele trein in de handen der Boeren viel. Ze plunderden hem en gaven hem dan aan de vlammen prijs, waarna generaal Liebenberg met den buit vertrok, zonder de komst van Methuen en zijn zeven duizend soldaten af te wachten, want Oom Piet hield er heusch niet van, om zich hals over kop in het ongeluk te storten. De Boeren bleven rusteloos bezig, om den omtrek van Pretoria en Johannesburg onveilig te maken, zoodat lord Roberts tegen het einde van Augustus zich genoodzaakt zag, een schoonvegerij in het groot te beginnen. Hij organiseerde drie colonnes: de eerste onder generaal Clements, de tweede onder generaal Hart, en de derde onder generaal Little. Generaal Clements zou de Magaliesbergen, die Koos de la Rey voor zijn privaat domein scheen te beschouwen, onder handen nemen, maar De la Rey had er dezen keer geen zin in, om te vechten, en Clements was niet in staat, hem uit zijn sluiphoeken te lokken. Waar de Engelschen kwamen, daar verdwenen de Boeren, en waar de Engelschen verdwenen, daar daagden de Boeren op. Toen Clements door Hekpoort weer te Pretoria aankwam, seinde Roberts wel naar Londen, dat de tocht gelukt was en de Magaliesbergen waren schoongeveegd, maar hij wist wel beter: de tocht was mislukt. De colonne van generaal Hart verliet den 29sten Augustus Krugersdorp en rukte, daar de hoofdmacht uit infanterie bestond, slechts langzaam op naar Potchefstroom. Het paste Liebenberg niet, om deze groote macht aan te tasten; hij hield slechts eens, bij Koekemoer, tusschen Potchefstroom en Klerksdorp, stand, en het vechten bepaalde zich voornamelijk tot schermutselingen. Te drukker liepen de Engelschen de hoeven af. Er werd geplunderd en geroofd, gezengd en gebrand, terwijl de bezittingen der echte Afrikaanders het zwaarste werden getroffen. De derde colonne, onder generaal Little, was bestemd om generaal Hart te steunen, en marcheerde van Zeerust naar Johannesburg. Zij werd onder ernstige verliezen aanhoudend door een vinnigen, onzichtbaren vijand bestookt, terwijl generaal Little den 28sten Augustus zóó ernstig werd gewond, dat hij het opperbevel aan kolonel Dalgety moest overgeven. | |
[pagina 954]
| |
Zoo bereikte de colonne den 31sten Augustus Kwaggafontein bij Krugersdorp, waar een Engelsche patrouille van 58 man, die de kopjes in de buurt wilde verkennen, in een leelijke hinderlaag viel. Zij werden door een kleinen klomp Boeren overrompeld en hadden geen andere beschutting dan het lange gras. Kruipende trokken zij op de hoofdmacht terug, maar zij lieten de helft hunner kameraden achter, die onder de Mauserkogels waren gevallen. Den 8sten September marcheerde generaal Hart van Welverdiend noordwaarts naar Klerkskraal aan de Boven-Mooirivier, en hield hier halt, om op Engelsche manier den boel schoon te maken, toen zijn manschappen in den namiddag van den 10den September het bevel ontvingen, in ijlmarschen op te rukken naar Potchefstroom. De soldaten stonden er toch van te kijken, want Potchefstroom lag niet naast de deur. Het ligt op 38 mijlenGa naar voetnoot1) afstand van Klerkskraal, en de bedoeling was, om de Boeren, die zich in Potchefstroom hadden vastgezet, te overrompelen. Het leger rukte onmiddellijk op; de bereden infanterie met vijf kanonnen in de voorhoede; dan een afdeeling infanterie op vier- en tweewielige rijtuigen, en de rest achteraan. Het was een prachtige nacht en helder scheen de maan op het roode benauwende stof, dat door dien langen slier van paarden, wagens en voetgangers in zware wolken opdwarrelde. Te halfvier in den morgen van den 11den September klepperde de Engelsche voorhoede de straten van Potchefstroom in. Zij had een marsch achter den rug, die respect afdwingt, maar al de moeite was tevergeefs geweest. De Boeren hebben zich in dezen oorlog dikwijls laten verschalken, doch ditmaal waren zij op hun hoede, en er was in Potchefstroom geen gewapend burger meer te ontdekken, al hadden de Engelschen hem ook tegen goud willen opwegen. In den namiddag kwamen de Engelsche voetgangers aan. Zij hadden in vijftien uren tijds een afstand van acht en dertig mijlen afgelegd, maar zij waren nu dan ook in zoo'n toestand van volslagen uitputting, dat zij nauwelijks den éénen voet meer voor den anderen konden krijgen. Bij hoopen waren ze onderweg blijven liggen, maar de anderen sleepten zich tot de dorpsstraat voort. Dit was nu de tweede keer in dezen oorlog, dat de vlag van Engeland in de aloude hoofdstad des lands werd geheschen, doch tot schrik van alle Boerenverraders bleef zij slechts vijf dagen waaien. Den 16den September werd Potchefstroom ontruimd, en met een grooten buit aan zwakke grijsaards, weerlooze vrouwen, schreiende kinderen en loeiend vee werd de terugweg aanvaard. Het vee leverde | |
[pagina 955]
| |
uitstekend vleesch voor
‘De lange spoorlijnen bleven de magneten’....
de Khaki's, en de grijsaards, de vrouwen en de kinderen werden naar de kampen gebracht, want die kampen der Engelsche barmhartigheid waren nu in wording, en tusschen de molensteenen der Engelsche barmhartigheid zouden die arme, hulpelooze kinderen, die niet wisten van hun rechter- en linkerhand, bij vele duizenden worden verpletterd....... Maar generaal Hart moest, toen hij te Johannesburg terugkwam, niet gaan vertellen, dat hij het district had schoongeveegd, want reeds den 17den September, toen Potchefstroom nauwlijks ontruimd was, werd een afzonderlijke krijgsmacht, die hij te Frederikstad had achtergelaten, door een Krupp-kanon der Boeren heftig beschoten. De Engelsche bezem was te kort geweest; daar schuilde de breuk. Een onpartijdig Engelsch officier, die een paar heldere oogen in zijn hoofd had en deze schoonvegerij had meegemaakt, schreef er het volgende van: ‘De verstrooide en uiteengedreven vijandelijke benden verdwijnenDe meest afdoende manier om spoorlijnen te vernielen.
(Op dit plaatje ziet men ook de dwarsbalken uitgerukt; - de Boeren gebruiken bij deze methode hun ossen). in de ijle lucht of liever zij verspreiden zich bij twee en drie in ontoegankelijke bergen, en bestaan op dat oogenblik niet meer. Maar zij bezitten een groote en voor ons hoogst onaangename handigheid, om zich weer te vereenigen, wanneer wij vertrokken zijn, en opnieuw op het oorlogspad te verschijnen. Daarom baat al ons gekanonneer en geschiet al bitter weinig.’ De lange spoorlijnen bleven de magneten, die de Boeren met onweerstaanbare | |
[pagina 956]
| |
kracht aantrokken, en als een voorbeeld, hoe het er naar toe ging, nemen we de eerste week van September. Den 1sten September werden de rails opgebroken bij Kliprivier, ten zuiden van Johannesburg. De trein ontspoorde en viel den Boeren in handen, terwijl de locomotief door dynamiet werd verbrijzeld. 38 man werden gedood, gewond of krijgsgevangen gemaakt. Den 2den September werd de spoorlijn op twee plaatsen, bij Kroonstad en America-halte, in den Vrijstaat, vernield, terwijl twee treinen met hun voorraden verloren gingen. Den 3den September werd de lijn opgebroken bij Heidelberg, terwijl een locomotief ten noorden van Pretoria, op de Pietersburger lijn, ontspoorde, en verscheiden soldaten werden gekwetst. Den 4den September werd de lijn bij Honingspruit, in den Vrijstaat, vernield; den 5den de Krugersdorper lijn, terwijl den 6den voor de afwisseling de oosterlijn een beurt kreeg, en bij Balmoral een locomotief in de lucht vloog en zes wagens ontspoorden. Den 7den September werd de lijn bij Roodewal in den Vrijstaat met een bezoek der Boeren vereerd en vernield. Nu was dit volstrekt geen buitengewone week; er waren weken, dat er meer gebeurde, en men kan zich nu eenigszins een denkbeeld vormen van de reusachtige bezwaren, waarmede het Engelsche legerbestuur in het ten-onder-brengen der Boeren had te worstelen. Er bestonden natuurlijk verschillende wegen, om die bezwaren uit den weg te ruimen of ten minste te verminderen, en de Engelsche Regeering koos - het zij tot haar eeuwige schande gezegd! - de onzedelijkste middelen. Dat de hoeven in den omtrek der opgebroken spoorlijn werden verbrand, en dat de burgers werden geprest, om op de bedreigde spoortreinen plaats te nemen was nog niet het ergste, maar dat de districten, waar de vaderlandsliefde het heerlijkst had opgevlamd, het hevigst werden verwoest; dat de huisgezinnen, die een Goddelijke instelling zijn, werden uitééngerukt, en dat de vrouwen en de kinderen van die dappere vaderlanders, wien wij een weemoedig eere-saluut brengen, naar de kampen der ellende werden gesleept, en dat zij in die kampen den hongerdood konden sterven - den hongerdood! als de Boeren voortgingen, de proviandtreinen buit te maken - zie, dat was verachtelijk, en dat is opgeklommen tot in de ooren van den Heere Zebaoth! |
|