De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 3
(1903)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina 823]
| |
Gevechten in den omtrek van Pretoria.
DEN 5den Juli ontvingen generaal Mahon en generaal Hutton bevel, om de Boeren ten zuidoosten van Bronkhorstspruit te verdrijven, maar Louis Botha wachtte hen manmoedig af en wierp hen met kracht acht mijlen terug. Ook de vier volgende dagen werd de strijd voortgezet, en ‘vooral op den 9den dezer,’ meldde het officieele Transvaalsche Regeeringstelegram, ‘hadden er bovendien veel kleine geweergevechten plaats over zeer uitgebreid terrein.
| |
[pagina 824]
| |
De wnd. kommandant-generaal verklaarde, dat de burgers een prachtigen stand tegen den vijand maakten. Zij hebben den vijand met zooveel geweld teruggeslagen, dat zij op een punt alleen 18 hunner dooden (waaronder een kolonel, een kapitein en een luitenant) en zes zwaar gewonden op het slagveld moesten achterlaten. De dooden zijn door de burgers begraven geworden, de gewonden later aan den vijand uitgeleverd; het verlies van den vijand op 7 dezer is ongeveer 300 dood en gewond. Op 8 en 9 dezer aanzienlijk meer, doch door de uitgestrektheid van het terrein niet wel mogelijk te schatten. Het totale verlies onzerzijds bedroeg op 7 dezer 3 burgers dood en 9 gewond. Op 8 dezer is door de goedheid des Heeren niemand gewond geraakt, niettegenstaande het hevige bombardement. Op 9 dezer valt het verlies te betreuren van 10 gesneuveld en 6 gewond.’ De Boeren behielden hun stellingen. Intusschen had een sterke Boerenpatrouille den 6den Juli ten noorden van Pretoria de Engelsche sterkte te Waterval aangetast, ze in een schitterende charge genomen, terwijl de 200 man sterke bezetting op de vlucht was geslagen. De Boeren hadden een verlies van 1 doode en 12 gewonden, terwijl het kamp met een grooten buit hun in handen viel.
Op den 11den Juli barstte het onweer los in de buurt van Krugersdorp, waar een Engelsche legerafdeeling onder generaal Smith-Dorrien bij de plaats Wolverkrans op het kommando van den wakkeren generaal Oosthuizen stiet. De Engelschen hadden twee kanonnen, maar Oosthuizen's Boeren bewezen opnieuw, welk een machtig wapen het geweer ook tegenover artillerie is, zoo het wordt gehanteerd door een scherpschutter. De Engelschen hadden de grootste moeite, om zich die scherpschutters van het lijf te houden, en in den nacht namen zij de vlucht. Het officieele Transvaalsche Regeeringstelegram behelsde het volgende over dit gevecht: ‘Op den 11den dezer had een onzer kommando's onder bevel van vechtgeneraal Oosthuizen ten westen van Krugersdorp een gevecht met den vijand, wiens sterkte op meer dan 2000 man geschat werd, bestaande uit voetgangers en cavalerie. Het gevecht duurde van 9 uur 's morgens tot 's avonds 7 uur. De twee Armstrongkanonnen van den vijand konden niet meer dan een veertigtal schoten lossen, want toen hadden onze menschen de paarden en kanonniers neergeschoten, terwijl de vijand onder ons verpletterend en goed gericht geweervuur hun geschut niet meer kon naderen. Aan onze zijde sneuvelde Koos van der Merwe, terwijl Koos Leroux (district Pretoria) en Isaac Oosthuizen, broeder van generaal Oosthuizen, licht gewond werden. Door Gods hulp was de overwinning | |
[pagina 825]
| |
voor ons weggelegd. Gedurende den nacht vluchtte de vijand, begunstigd door het maanlicht, in aller haast terug. Volgens vertrouwbare bronnen was zijn verlies 800 dooden en gewondenGa naar voetnoot1), waaronder een groot aantal officieren. Onder de strijdende regimenten waren de Light Horse en de Cape Highlanders.’ Lord Roberts seinde over dit gevecht het volgend curieus bericht naar het moederland: ‘Smith-Dorrien had gistermiddag een goedgeslaagd gevecht met den vijand bij Krugersdorp. Hij bracht hem zware verliezen toe.’ De Boerenverliezen bestonden uit één doode en twee lichtgewonden - dat waren de ‘zware’ verliezen! Onder dekking van den nacht namen de Engelschen de vlucht - dat was het ‘goedgeslaagde’ gevecht!Ga naar voetnoot2)
Op dienzelfden dag, 11 Juli, hadden de Engelschen te Derdepoort een ander ongeval. Een Engelsche oorlogskroniekGa naar voetnoot3) berichtte er het volgende van: ‘Te Derdepoort, ten oosten van Pretoria, naderde een eskadron der 7de garde-dragonders een macht van bereden manschappen, gekleed in khaki en helmen op, die zij voor een regiment Britsche cavalerie hielden, en werden door deze listig vermomde Boeren met doodelijk effect beschoten. Een luitenant werd gedood en verscheiden manschappen werden gewond. De dragonders vonden zich in een scherp gevecht gewikkeld met 1000 Boeren onder Grobler, en waren, ofschoon zij werden versterkt door het 14de huzaren met twee “Pom-Poms”, verplicht te retireeren.’ Die Engelsche helmen en die listige vermomming eischen intusschen een nadere toelichting, daar zij door de Engelsche oorlogskroniek blijkbaar gebruikt zijn, om hun eigen pijnlijke nederlaag te bemantelen. De Boeren zetten geen Engelsche helmen op, en zoo zij bij gebrek aan eigen bovenkleeren Engelsche uniformen aantrokken, zoo werden deze bij de eerste de beste gelegenheid van knoopen en andere onderscheidingsteekenen ontdaan. Dat de Boeren omgekeerd hun krijgsgevangenen, zoo deze in een gehavende plunje aankwamen, van hun eigen kleeren voorzagen, kwam herhaaldelijk voor. Zoo was kommandant Van Lier een dezer dagen in de nabijheid van Louis Botha's hoofdkwartier bij Van-der-Merwe-station getuige van het volgende voorval: Twee Engelsche gevangenen werden binnengebracht. Zij zagen er hongerig en haveloos uit, werden door de goedhartige Boeren gekleed en gespijzigd, en ontvingen, om op te knappen, dan nog een glas perzikenbrandewijn. De ééne soldaat vroeg, opgemonterd door die | |
[pagina 826]
| |
Moselekatsenek.
| |
[pagina 827]
| |
vriendelijke ontvangst, toen nog om een Boerenhoed, en nauwelijks had hij er een op zijn hoofd, of hij schopte den helm weg met den uitroep: ‘Weg met dien vervloekten helm; geeft mij nu een Mauser en ik ben een Boer!’Ga naar voetnoot1)
Op dienzelfden datum, den merkwaardigen Woensdag van den 11den Juli, sloeg de Leeuw der Magaliesbergen zijn klauwen uit. Zes uur gaans ten noordwesten van Pretoria loopt een pas door de Magaliesbergen, bekend onder den naam van Nitralsnek of Moselekatsenek. De pas ligt op de route van Pretoria naar Rustenburg, vormt een gewichtig punt in de verbindingslijn tusschen beide plaatsen en is aan de oost- en westzijde een mijl ver ingesloten door woeste, steile hoogten. Op een heuvel aan de oostzijde van den nek waren twee kanonnen der rijdende artillerie en een eskadron dragonders gestationneerd, en daar de geruchten van een Boerenaanval door de lucht dwarrelden, was deze macht door vijf compagnieën infanterie versterkt geworden. Drie van deze compagnieën werden op eenigen afstand achter de rijdende artillerie geplaatst, terwijl de beide andere compagnieën een groote mijl meer zuidwaarts werden opgesteld. Bij het krieken van den morgen hoorden de Engelsche officieren het knallen van eenige geweren, maar er werd weinig gewicht aan gehecht, en eerst toen de uitgezette schildwachten gewond en bloedend met overhaasting naar het kamp vluchtten, kwam het vermoeden, dat de Boeren vechten wilden. Geen kwartier later vertoonden zich de eerste Boeren reeds op de den nek in het oosten begrenzende en door de Engelschen totaal verwaarloosde hoogte, van waar zij in staat waren om den pas onder vuur te nemen. Onmiddellijk antwoordden de beide Engelsche kanonnen met kartetsen, maar de Boer zat op de steile hoogte als een arend in zijn nest, en lachte om het vuur der twaalfponders, die hem niet bereiken konden. De Engelschen trachtten nu hun kanonnen hoogerop te brengen, doch die poging mislukte. Toen werden gaten gegraven, waarin de staart der affuiten kon zakken, maar ook deze maatregel gaf weinig, en de kanonnen waren blaffende honden, die niet beten. Een hagelstorm van kogels gierde intusschen naar beneden, en ofschoon de dragonders zich weerden zoo goed als zij konden, moesten hun korte karabijnen het toch afleggen tegen de Mausers, en reikhalzend zagen zij uit naar hulp. De aanvoerder had dan ook reeds dringende boodschappen om ondersteuning naar Pretoria gezonden, terwijl de drie compagnieën infanterie | |
[pagina 828]
| |
Dragonders door de scherpschutters van De la Rey in het nauw gebracht.
| |
[pagina 829]
| |
met twee Maxims kwamen aangehold, om hun in nood verkeerende kameraden bij te staan. Zij waren niet in staat, om de dragonders te bereiken, maar vast besloten hun lot te deelen, bezetten zij een der klipkopjes in het midden van den pas. Zoo ontwikkelden zich dan twee afzonderlijke gevechten, en met dezelfde onstuimigheid, waarmede de dragonders door de scherpschutters van Koos de la Rey waren omsingeld, werden thans de drie compagnieën vastgekeerd, terwijl de kanonniers, die de Maxims moesten bedienen, door de Boeren werden weggeschoten met een juistheid, alsof het een schijfschieten gold. De beide laatste, meer zuidwaarts gelegerde compagnieën hoorden het vuren en sprongen overeind. Zij trokken op in de richting van het gevechtsterrein, maar hun drift bekoelde spoedig, en zij hielden halt, om eerst de versterkingen af te wachten, die van den meer westwaarts gelegen Kommandonek in aantocht waren. Deze versterkingen bestonden in een eskadron dragonders en twee kanonnen van de rijdende artillerie, die zich bij hen aansloten, maar ook met die aanmerkelijke versterkingen achtten deze voorzichtige menschen het nog niet geraden, hun kameraden bij te springen, en tegen den middag joeg Koos de la Rey hen met een paar granaatkartetsen weg, zooals men een troep wilde bokken wegjaagt. Zoo waren dan de dragonders en de drie compagnieën infanterie aan hun lot overgelaten, maar de hoop op ontzet was daarom nog niet uitgesloten en zoowel kolonel Roberts als majoor Scobell waren dappere mannen, die vastbesloten waren, om den strijd voort te zetten. Maar de Boeren waren niet minder vastbesloten om den vijand te verpletteren, en te drie uur in den namiddag, onder dekking van een Boeren-Maxim, gelukte het aan een klomp scherpschutters, om de beide twaalfponders van den vijand in een vermetelen aanloop te nemen. De kanonnen vielen den Boeren onbeschadigd in handen. De monding werd onmiddellijk op de infanterie gericht, en zonderling was het wel, dat de Boeren oogenschijnlijk beter met de Engelsche vuurmonden overweg konden dan de Engelschen zelven. Het was een vernielend, doodelijk vuur, dat die twaalfponders uitbrulden, en het richtte een verschrikkelijk bloedbad aan onder de verraste soldaten. Om vijf uur liet kolonel Roberts den moed zakken, maar majoor Scobell verklaarde, dat zij de order hadden ontvangen, om den nek te verdedigen, en deze order behoorden op te volgen, totdat de laatste patroon was verschoten, terwijl elk oogenblik het reikhalzend gewachte ontzet kon komen. Inderdaad was de ontzettingskolonne in de nabijheid; zij bestond uit 1000 man cavalerie en infanterie met twee kanonnen, die een uur te voren op slechts zes mijlen afstands ten zuiden van den nek was aangekomen. | |
[pagina 830]
| |
Maar ook deze legermacht durfde den strijd met den Leeuw der Magaliesbergen niet aanbinden. Zij deinsde terug en liet haar kameraden - het was een ware schande! - lafhartig in den steek. Dat was dan de tweede keer op dezen dag, dat de dappere verdedigers van Moselekatsenek aan hun lot werden overgelaten, en nadat zij nog gelegenheid vonden, om de twee Maxims in veiliheid te brengen, was hun lot bezegeld. In de schemering van den avond ging de witte vlag omhoog. Het was toen zes uur. De Engelschen gaven als hun verliezen op: 190 krijgsgevangenenGa naar voetnoot1), behalve 75 dooden en gewonden. Een Transvaalsch Regeeringstelegram deelde omtrent dit schitterende gevecht het volgende mede: ‘Omtrent de overwinning, op 11 dezer door de burgers te ZilikatsnekGa naar voetnoot2) behaald, kan nog het volgende vermeld worden: Het gevecht begon met zonsopgang; het duurde voort tot zonsondergang, toen al de nog overgebleven officieren en soldaten zich overgaven. Al de andere officieren zijn gesneuveld of gewond. Van de vier kanonnen, die de vijand bezat, zijn twee ontvlucht; de twee andere zijn veroverd. Zij zijn in perfecte orde en goed voorzien van ammunitie. Verder is een aanzienlijk getal wagens, karren, paarden en muilen buitgemaakt. Toen de vijand zich overgaf, waren de burgers hem op sommige plaatsen tot op veertig treden genaderd. Het verlies aan dooden en gewonden van den vijand is zeer aanzienlijk. Ons verlies is zes dooden en acht gewonden, waarvan zes slechts licht. Den Heere dankende voor de geschonken overwinning, besluit assistent-kommandant-generaal De la Rey zijn rapport met een woord van lof over den moed der burgers, die daartoe het middel waren geweest, en wijdt hij eenige waardeerende woorden aan de nagedachtenis van den jongen burger Mussman (zoon van den veldcornet), die van het begin van den oorlog in des generaals staf gediend had en nu gesneuveld is, terwijl hij eigenhandig met eenige andere burgers de veroverde kanonnen in veiligheid bracht.’ De la Rey besteedde alle mogelijke zorg aan de Engelsche gewonden. Hij sprak vriendelijk, opbeurend tot hen, en deelde hun van zijn tabak mede. Een gewonde infanterist was verbaasd, toen hij vernam, dat de geduchte Lichtenburger bij zijn leger had gestaan; hij had hem aangezien voor een predikant. Zoo was De la Rey: een leeuw in den slag, maar een lam voor zijn gevangenen. Hij was een veldheer van sla-raak, en toch bleef zijn hart warm en vriendelijk. Daar het in dit tijdperk van den oorlog niet | |
[pagina 831]
| |
Hoe de Boeren hun geschut over de bergen vervoeren.
| |
[pagina 832]
| |
meer mogelijk was, om de gevangenen te houden, liet hij vele gevangenen los en stelde zijn ambulance-wagens te hunner beschikking, om den zwakken onder de gevangenen het loopen zooveel mogelijk te besparen. Hij deed al het mogelijke, om hun verdriet te besparen, en terwijl hij hen in den slag had verslagen door zijn heldenmoed, versloeg hij hen thans door zijn minzaamheid.
Vijf dagen later, op den Maandag van den 16den Juli, deed generaal Ben Viljoen een krachtigen aanval op den vijand, die zich ten zuidoosten van Pretoria (van Trierpoort tot aan Christiaan Schutte's plaats) sterk had verschanst. De kommando's waren goed opgesteld en trokken over een vlak, open terrein voorwaarts. Zij bestormden de vijandelijke verschansingen met groote kordaatheid en er ontbrandde een verwoed gevecht met grof geschut en geweer, dat den geheelen dag tot donker duurde. Op sommige punten werden kleine Boerenafdeelingen, die te lang hadden stand gehouden, wel door een groote overmacht omsingeld, doch zij wisten er weer uit te komen. Kommandant Pienaar maakte 27 Engelschen krijgsgevangenGa naar voetnoot1), doch werd later op den dag met 30 burgers van de hoofdmacht afgesneden. Toen ontstond er een wanhopige strijd, en de burgers werden bedreigd met vernietiging. Maar zij dachten er niet aan, om zich over te geven, keerden hun geweren om en sloegen er met de kolf doorheen. Veldcornet Beyers en kommandant Aucamp naderden met hun manschappen de vijandelijke artillerie tot op 60 meter, en over de geheele linie streden de Boeren met schitterende dapperheid. Zij wierpen de Engelschen onder zware verliezen terug en veroverden een aanmerkelijken buit aan Lee-Metford-patronen, kleeren, kombaarzen en laarzen. Hun eigen verliezen bedroegen 4 dooden en 20 gewonden. Onder de gewonden was veldcornet Greiling, die met zijn manschappen twee vijandelijke kanonnen tot op 30 schreden was genaderd, terwijl de artilleristen werden weggeschoten. De daden der Johannesburger PolitieGa naar voetnoot2) op dezen heeten dag verdienen een bijzondere vermelding. In den bitter-kouden nacht, die den 16den Juli voorafging, ontving zij, alsmede de Krugersdorpers onder kommandant Derksen en de Middelburgers onder kommandant Malan, bevel, om zich te vereenigen met de staatsartillerie onder kapitein Pretorius. De Johannesburger Politie lag te Rooidam, ten oosten van Witrand, | |
[pagina 833]
| |
Mannen van de Johannesburger Politie.
en stond onder bevel van kommandant Philip Oosthuizen, luitenant Pohlman en den kommandant der Vrijwilligers S. van Lier. De vereenigde krijgsmacht zou bij het krieken van den morgen de Engelschen aantasten in hun sterke stellingen te Witrand, die zij eenige dagen vroeger hadden bezet, en die stelling stormenderhand nemen. Deze gemeenschappelijke stormaanval werd echter vertraagd, waarop 50 manschappen der Johannesburger Politie onder kommandant Philip Oosthuizen de bestorming der tegenover hen liggende schansen waagden. Zij werden daarbij gedekt door het vuur van een Krupp-kanon, dat de granaten over hen heen in de Engelsche stelling wierp, terwijl het Creusot-kanon der Boeren met zoo'n prachtige juistheid tusschen een afdeeling Engelsche cavalerie, die den bedreigden schansen te hulp snelde, haar kartetsen slingerde, dat deze hals over kop terug moest. Er waren minstens 200 soldaten in deze schansen, maar de Johannesburger Politie, die als het meenens werd voor niets terugdeinsde, zette den stormloop voort en sprong onversaagd in de vijandelijke schansen. De soldaten waren door deze vermetelheid zoo onthutst, dat zij het geliefkoosde gebruik van het koude staal vergaten en de vlucht namen naar de kale vlakte, waar zij zich achter mierenhoopen verscholen. 14 Engelschen, meest gewonden, werden krijgsgevangen gemaakt. Onder hen bevonden zich een luitenant en een officier van gezondheid, welke laatste met de witte vlag in de gevechtslinie was verschenen, terwijl de Engelschen, ofschoon de Boeren het vuren hadden gestaakt, doorschoten. Hij kreeg twee schoten door het been, en verklaarde later, dat hij zijn verdiend loon had ontvangen. | |
[pagina 834]
| |
De dooden werden begraven, en de Johannesburger Politie was in staat, om de zoo dapper genomen stelling te behouden, waardoor een krachtige verbinding werd tot stand gebracht tusschen den linker- en rechtervleugel van Ben Viljoen.Ga naar voetnoot1) De Boerenkanonnen hadden in den slag uitstekend werk verricht; één Boerengranaat had 6 Engelschen gedood. Trouwens, de verliezen der Engelschen waren zwaar en hevig, en het was een glorierijke dag voor Ben Viljoen en zijn dapperenGa naar voetnoot2)! |
|