De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 3
(1903)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina III]
| |
GENERAAL C.H. DE WET.
| |
[pagina 809]
| |
De Slag bij Eerstefabrieken.
| |
[pagina 810]
| |
De ‘Leeuw der Magaliesbergen’ (Generaal Koos de la Rey) te velde.
| |
[pagina 811]
| |
Zoo was lord Roberts dan weer genoodzaakt om te vechten, en nu hij zich verzoend had met deze gedachte, kwam de glorie van Paardeberg weer bij hem boven, en hoopte hij, de Boeren onder den rook van Pretoria te omsingelen en te verpletteren. Roberts' hoofdmacht stond bij Eerstefabrieken, terwijl de door de Boeren bezette randen bestonden uit een heuvelrij, die steil oprijst uit de vlakte, en ten oosten van Eerstefabrieken de ooster-spoorlijn snijdt. De Boerenstellingen hadden den vorm eener halve maan, waarvan de hoornen naar Pretoria waren gebogen. Louis Botha had deze stelling met groote schranderheid uitgezocht; 't is waar, het terrein - het besloeg een lengte van acht uur gaans - was voor de zwakke Boerenkommando's buitensporig lang, maar de kommandant-generaal, die Roberts' onweerstaanbare neiging van omtrekken kende, was wel gedwongen tot deze uitgestrekte stelling, die aan de Boeren de mogelijkheid van een doelmatige verdediging en van een veiligen aftocht waarborgde. Op Maandag 11 Juni ontbrandde de slag. Roberts had zijn bekwaamsten officier, generaal French, met twee brigades cavalerie en één brigade bereden infanterie op zijn linkervleugel geplaatst; op den rechtervleugel stond generaal Broadwood, de geslagen man van Sannahspost, met twee andere brigades cavalerie en één brigade infanterie, in het zuiden beschermd door de cavalerie van generaal Gordon; in het centrum hadden Pole-Carew en Jan Hamilton post gevat. Louis Botha verwachtte bij Roberts' doorzichtige tactiek geen zwaren aanval op zijn centrum; hij plaatste daarom de hoofdmacht op zijn flanken, en hij deed er verstandig aan. Reeds vroeg in den voormiddag stootte generaal French op Koos de la Rey, die op den rechtervleugel der Boeren stond. Maar Koos de la Rey, de geduchte Lichtenburger, was een te sterke partij voor generaal French, en de taak, die Roberts aan French had opgedragen, was voor dezen man te zwaar. Zijn plan, om Koos de la Rey om te trekken, mislukte en mislukte volkomen; de Lichtenburger liet een schitterende chargeGa naar voetnoot1) maken tegen de eerste cavalerie-brigade, die dekking zocht achter het vuur van 18 Engelsche kanonnen, en wierp het leger van generaal French met onstuimig geweld vijf mijlen achteruit. Op den Engelschen rechtervleugel streed generaal Broadwood. Hij stond tegenover een Boerenstelling, die zich in een halven cirkel, de punten naar hem gericht, boog, terwijl de sleutel dezer stelling werd gevormd door den Diamantheuvel, die anderhalf uur gaans ten zuidoosten der spoorlijn tegenover Franschpoort en in de buurt van Donkerhoek zijn trotschen kop verhief. | |
[pagina 812]
| |
‘De kanonniers van zijn rijdende artillerie hadden het zwaar te verantwoorden.’ (Blz. 814.)
| |
[pagina 813]
| |
Terwijl Broadwood zich gereedmaakte, om de vijandelijke stelling te nemen, gaf hij bevel, om met twee kanonnen der rijdende artillerie de Boerenstelling te bombardeeren. Dat geschiedde dan ook, doch op dit oogenblik voerden de Boeren een manoeuvre uit, die de Engelschen door haar ongehoorde stoutheid verbaasde. Tweehonderd burgers van het Bethal-kommando renden in vollen galop en in gesloten gelederen tegen de dood en verderf slingerende vuurmonden in, sprongen op 600 meter afstands uit het zadel en openden van daar een heftig geweervuur. De Engelsche kanonnen waren nu ernstig bedreigd, en de Boeren zouden ze genomen hebben, indien generaal Broadwood niet aan lord Airlie de order had gegeven, om te chargeeren met het 12de lansiers. De lansiers wierpen hun paarden om en renden in volle vaart op de Boeren aan, die in 't zadel sprongen en als een troep spreeuwen uitéénzwermden. In hun woesten rit misten de lansiers echter het juiste oogenblik, om terug te keeren, en zij kwamen onder het geduchte vuur van den Diamantheuvel, dat hun gelederen ernstig teisterde. Onder de Engelschen, die hier den dood vonden, was een kapitein, alsmede de aanvoerder, lord Airlie, een beminnelijk officier, wiens dood door zijn soldaten van harte werd betreurd. Terwijl de lansiers door de Boeren, die op dit wapen sinds den moordslag van Elandslaagte geducht waren gebeten, vinnig werden vervolgd, liet generaal Broadwood een versche afdeeling cavalerie aanrukken. Een kleine klomp Boeren van het Bethal-kommando, niet sterker dan 18 man, stormde den nieuwen vijand te paard te gemoet, raakte midden onder de Engelsche cavalerie en joeg ze met glorie terugGa naar voetnoot1). De Boeren streden met moed en vastberadenheid, en de Diamantheuvel was generaal Broadwood te machtig. Doch de Boeren hadden niet alleen met generaal Broadwood, maar ook met Jan Hamilton te doen, die, de vergeefsche pogingen van Broadwood bemerkend, om de Republikeinen uit hun stellingen te werpen, tègen de orders van lord Roberts in een frontaanval waagde op Diamantheuvel. Hij begon met het gebruikelijke bombardement der Boerenstellingen, om daarna tot den aanval over te gaan. Op den rechtervleugel stonden de Vrijwilligers, op den linkervleugel gewone infanterie; zij trokken over de met bosch en struikgewas bedekte hellingen voorwaarts, totdat zij, voordat de eigenlijke bestorming zou beginnen, halt hielden, om den top van den Diamantheuvel door de veldartillerie te laten schoonvegen. | |
[pagina 814]
| |
Het was halfvier in den namiddag, toen de bestorming begon, en de Engelschen, die ten minste in het verloop van den oorlog hadden geleerd, om wijd uitééngespreid te avanceeren, bereikten met betrekkelijk gering verlies de eerste hoogte. Doch achter de eerste hoogte rees een nieuwe op, die de eerste volkomen beheerschte, en van achter deze hoogte knetterde den aanvallers een hevig en doodelijk Mauservuur tegen. De Engelschen moesten terug; zij waagden geen tweeden aanval, en terwijl de zon wegdook in het westen, hief de Diamantheuvel zich triomfeerend en onbedwingbaar op in de schemering van den avond. Op de hitte van den slag volgde een bitter koude nacht, die zoowel het Engelsche leger als de Boerenkommando's teisterde, en bij het krieken van den morgen grepen de strijders met hun verkleumde handen opnieuw naar de wapenen. Generaal French, op den linkervleugel, had een moeilijken stand, en zijn taak, om den Republikeinschen rechtervleugel om te trekken, was nog minder uitvoerbaar dan den dag te voren. Hij had klimmende moeite om de krachtige stooten van Koos de la Rey te keeren, en de kanonniers van zijn rijdende artillerie, die onder het vuur van Boerenscherpschutters geraakten, hadden het zwaar te verantwoorden. De West-Transvalers werden al roeriger, en tegen den avond gelukte het aan Koos de la Rey, om eenige klompen van zijn dapperste burgers tusschen generaal French en Roberts' hoofdmacht in te schuiven. French werd nu bepaald ongerust en hij zond in den laten avond nog een officier aan den opperbevelhebber met een dringende boodschap om versterking. Maar het geleide van dezen officier werd door de Boeren krijgsgevangen gemaakt, en generaal French, de bekwaamste generaal van Engeland, was door Koos de la Rey omsingeld! Zoo was de stand in het noorden van het reusachtige gevechtsterrein. In het zuiden, in de richting van den Diamantheuvel, werden de Boerenstellingen vroeg in den morgen opnieuw bestookt door de Engelsche granaten, waarop de Boeren bij tusschenpoozen antwoordden met een vèrdragend Creusot-kanon, waarvan een kartetskogel generaal Jan Hamilton den schouder kneusde. Hij bleef intusschen op het gevechtsterrein, en gaf zijn soldaten, die den dag te voren de mislukte bestorming van den Diamantheuvel hadden beproefd, opnieuw het bevel tot den aanval. Doch lord Roberts had wel begrepen, dat zij ook dezen keer aan het kortste eind zouden trekken, indien er geen versterking kwam, en daarom ontving de garde-brigade, die zich bij de divisie van Pole-Carew bevond, bevel, om den stormaanval te ondersteunen. Te één uur in den middag kwam de garde-brigade in zicht. Het vervulde de stormkolonne van Jan Hamilton met blijde hoop, en nadat een korte rusttijd was genomen, om een sober maal te gebruiken, werd de | |
[pagina 815]
| |
Een der manieren waarop de Boeren hun geschut de hoogte op sleepen.
| |
[pagina 816-817]
| |
Cavalerie en artillerie van generaal French zwichtende voor de Boeren onder De La Rey.
| |
[pagina 818]
| |
tocht voortgezet, terwijl de lyddietbommen met woest geweld neerdonderden in de stellingen der Boeren. De Engelschen forceerden hun weg tot een soort bergpas of poort, die een gemakkelijken toegang bood tot den Diamantheuvel, doch deze bergpas werd beheerscht door het vuur van een aantal scherpschutters, en de Engelschen hadden het hard te verduren. Zij lieten zich echter niet afschrikken, zetten onder het zware Republikeinsche vuur de bestorming gestadig voort en bereikten onder een wijd schallend hoera den top van den fel omstreden rand. Doch het was al weer de oude geschiedenis! Achter den rand verhief zich dreigend een nieuwe, hoogere rand, die den genomen rand beheerschte, en de soldaten, die in een leelijke klem waren geraakt, stonden thans op de punt van een wijden platrand, die zoowel in het front als op de flanken door hoogten werd omringd, die in de handen der Boeren waren. Het vuur der Boeren werd heviger, terwijl de bestorming niet kon worden doorgezet, daar de Engelschen met elken stap, dien zij het centrum der Boeren naderden, meer naar het midden werden geschoven van den noodlottigen halven cirkel, die met de beste schutters van de Boeren-kommando's was bezet. Gelukkig voor de Engelschen was de platrand, waarop zij zich bevonden, met groote klipsteenen bedekt, die dekking en schuiling boden, en de soldaten voor volkomen vernietiging bewaarden. Maar toch was hun positie zeer kritiek; de lucht daverde van het vuur der Boerenartillerie, die met wiskundige nauwkeurigheid haar bommen slingerde, terwijl de grond van den platrand in zware stofwolken opstoof. Thans echter kwam de garde in de vuurlinie, terwijl een volledige batterij, die met reusachtige inspanning naar boven was gezeuld, op den platrand afhaakte en het vuur opende. Het laatste was geschied op bevel van den gekwetsten generaal Jan Hamilton, die voor een herhaling van het Spionkop-treurspel vreesde, en het moet erkend, dat zijn bevel met onmiskenbare dapperheid werd uitgevoerd. Doch de batterij had een moeilijken stand. Voordat de kanonnen vuur konden geven, lagen reeds tien paarden en verscheiden manschappen te zieltogen bij de affuitwielen, en slechts ten koste van buitensporige offers konden de kanonnen worden bediend. Een nieuwe Engelsche batterij werd afgehaakt en het veld loeide van het vuur, terwijl de garde voorwaarts stormde. Doch de Boeren wisten van wankelen noch wijken; zij lagen onbeweeglijk achter hun klippen, en terwijl de zon ten tweeden male boven het rookende slagveld onderging, hief de Diamantheuvel zich triomfeerend en onbedwingbaar op in de schemering van den avond. | |
[pagina 819]
| |
De Engelschen waren geslagen; zij waren in twee dagen twee keeren geslagen, en de verzoeking was groot, om in de onneembare stelling de legioenen van den vijand ook den dèrden dag af te wachten. Vooral met het oog op den omsingelden Engelschen linkervleugel was die verzoeking groot, doch er waren reeds rapporten ingekomen, dat overstelpende versterkingen voor den vijand in aantocht waren, en een voorzichtig krijgsbeleid eischte den aftocht, voordat hij kon worden afgesneden. In dezen geest werd dan ook beslist, en terwijl de daartoe strekkende orders aan de verschillende kommando's werden overgebracht, werden de stellingen nog in den nacht in alle stilte ontruimd. Intusschen wierp Roberts nieuwe brigades op het slagveld, om de Boeren te omsingelen en te verpletteren, doch toen de morgen daagde, bleek het, dat de vogels waren gevlogen. Aan een ernstige vervolging kon niet worden gedacht. De soldaten misten de frischheid voor een vruchtbare vervolging, en de magere paarden stonden van vermoeidheid te rillen op hun pooten. De Engelschen gaven als hun verliezen in den tweedaagschen strijd op 188 dooden en gewonden, behalve eenige gevangenen; het verlies der Boeren bedroeg 2 dooden en 10 gewondenGa naar voetnoot1). Vóór den slag bij Eerstefabrieken had lord Roberts er zich verscheiden keeren over beklaagd, dat hij geen voeling kon krijgen met Louis Botha, doch hij heeft er later nooit meer over gesproken.
Toen lord Roberts terugkeerde van de bestorming van den Diamantheuvel, zette hij zich weer voor den lessenaar en hervatte zijn geliefdkoosd werk: het schrijven van proclamaties, want hij was de grootste proclamatie-koning, dien Afrika nog ooit had gezien, en zijn proclamaties fladderden in Zuid-Afrika rond als onrustige witte vogels. Men had die proclamaties in soorten: vriendelijke en kwaadaardige; zachte en heftige; streelende en kwetsende, al naar gelang de barometer van Roberts' humeur rees of daalde, en na de harde ontgoocheling van Eerstefabrieken was de proclamatie van 16 Juni dan ook volkomen verklaarbaar. De bewuste proclamatie liep over de militaire verbindingslijnen, en bepaalde, dat alle hoeven en woningen, gelegen binnen een kring van zestien kilometer van de plek, waar spoor- of telegraaflijnen waren beschadigd, zouden worden verwoest, en hun bewoners in hechtenis genomen. Behoeft het nog gezegd te worden, dat deze maatregel even wreed als dom was? Hij was wreed, daar de bewoners dier hoeven gemeenlijk onkundig waren van de plannen der Boeren, die de Engelsche verbindings- | |
[pagina 820]
| |
lijnen vernielden, en dom, daar de Boeren in hun aangeboren slimheid in die bepaling juist een spoorslag vonden, om de verbindingslijnen aan te tasten in streken, die overhelden naar den Engelschen kant. De onzijdigheids-proclamatie ademde een anderen geest. In deze verordening werden aan alle niet-vechtenden in Transvaal en Vrijstaat persoonlijke vrijheid en veiligheid beloofd, mits zij hun wapens overgaven en den onzijdigheidseed aflegden. Zij zouden in dat geval passen ontvangen, om naar hun hoeven terug te keeren. De eed luidde als volgt: ‘Ik ondergeteekende....... van.......... district.......... zweer en verklaar hierbij plechtig, dat ik alle wapenen en krijgsvoorraad, die de Engelsche Regeering van mij heeft opgeëischt, heb uitgeleverd en overgegeven, en met name alle geweren en patronen, van welke soort ook. Ik zweer ook plechtig, dat ik geen enkel geweer meer heb, en dat ik niet weet, dat iemand anders eenig wapen of eenigen krijgsvoorraad heeft verborgen of achtergehouden. Ik zweer verder, dat ik de wapenen niet tegen de Engelsche Regeering zal opnemen in den tegenwoordigen oorlog, noch eenige hulp zal verleenen aan leden van de Republikeinsche Regeering, noch eenige inlichting zal verstrekken met betrekking tot het aantal, de bewegingen van de Engelsche troepen of andere dergelijke bijzonderheden, waarvan ik kennis mocht dragen. Ik beloof en zweer eindelijk, dat ik rustig thuis zal blijven tot aan het einde van den oorlog, enz.’ Doch de Republikeinsche Regeeringen namen met deze proclamatie geen genoegen en vaardigden een tegen-proclamatie uit, waarin zij den onzijdigheidseed van nul en geener waarde noemden. De ambtenaren der Nederlandsche Zuid-Afrikaaansche Spoorwegmaatschappij waren lord Roberts een doorn in het oog, en hij verbande hen, zoover hij de spoorlijnen in zijn macht had, bij de volgende proclamatie uit Zuid-Afrika: ‘Aan alle beambten van de N. Z.-A. S.-M., die geen burgers zijn van de voormalige Zuid-Afrikaansche Republiek, en die nog niet in betrekking zijn bij de Imperiale Militaire Spoorwegen, wordt hierbij kennis gegeven, dat zij zich gereed moeten houden, dit land te verlaten binnen 72 uur nadat zij aanzegging hebben gekregen door een officier van Hr. Ms. leger. Zij zullen duidelijk vernemen, met welken trein zij van hun tegenwoordig station kunnen vertrekken naar East-London. Beschikkingen omtrent hun vervoer en onderhoud zullen genomen worden onder leiding van den directeur der Imperiale Militaire Spoorwegen.’ Deze aanzegging liet niet lang op zich wachten, en de ambtenaren werden bij honderden het land uitgezet. Zij moesten hun bezittingen verkoopen | |
[pagina 821]
| |
voor een appel en ei, en werden met hun vrouwen en kinderen bij het barre wintergetijde in open spoorwagens gestopt als vee, dat naar de markt wordt gereden. Een uitgezette ambtenaar deelde van zijn reisontmoetingen o.a. het volgende medeGa naar voetnoot1): ‘1 Juli. 's Morgens om 7 uur arriveerden wij te Springfontein Junction, om van daar de zijlijn naar East-London in te slaan. Op deze plaats lag een garnizoen van naar schatting 1000 man. Evenals op voorgaande stations lagen ook daar stapels fourage en kost.... In de buurt van Sterkstroom leden wij gruwelijk koude. Het was er even koud. als het om 9 uur 's morgens op een kouden winterdag in Holland is. Ik geef u de verzekering, dat ik, terwijl ik dit schrijf, nauwelijks mijn potlood in de handen kan houden. Omstreeks 10 uur passeerden wij Bethulië en de Oranjerivier, de scheiding tusschen den Vrijstaat en de Kaapkolonie. De over deze rivier gelegen opgeblazen spoorwegbrug van ongeveer 30 meter hoogte en 8 spanningen lengte was totaal vernield. Hoewel zeer beschadigd, lagen nog slechts 3 spanningen op de pijlers. Van de overige 5 waren 4 eenvoudig in stukken geslagen, en lagen op den bodem der rivier. De laatste spanning zit aan ééne zijde nog aan den pijler bevestigd. De pijlers, ronde palen van een meter middellijn, gemaakt van ijzer, met gruissteen en kalk van binnen, stonden alle nog, doch waren voor het meerendeel zwaar beschadigd. Dit was niet alleen de grootste, doch ook de mooiste brug, die wij tot nu toe langs gekomen waren. In uitzondering op alle voorgaande bruggen, was men met deze niet met herstellen bezig. De hulpbrug lag niet naast de vernielde brug, doch aan den voet daarvan. Hiertoe moesten de bergen aan beide zijden van de brug uitgegraven worden, zoodat een kloof gevormd werd, waarvan deze hulpbrug het laagste punt vormde. De aanleg van dit hulpspoor is inderdaad een kunstwerk te noemen. Te halfdrie arriveerden wij te Burgersdorp, waar ons niet alleen door particulieren, doch ook door soldaten een minder aangenaam welkom toegeroepen werd, aangezien dit in zeer ongepaste uitdrukkingen en in schandelijke taal geschiedde; zelfs werd hier en daar met zand en steenen gegooid, waardoor een onzer verwond werd. Ik moet zeggen, dat buiten het afgezette perron veel menschen stonden, zeker Afrikanen, die ons met de zakdoeken toewuifden. Den officieren werd door ons verzocht, aan het optreden der soldaten een einde te maken. Zij waarschuwden de betrokken personen, doch dit geschiedde zoo weinig flink en krachtig, dat de soldaten er zich niet in het minst aan stoorden, en de agitatie voortzetten tot ons vertrek. De officier, die onzen trein begeleidde, en wien ik te Stormberg Junction over de zaak sprak, maakte mij, al was het dan ook zijdelings, | |
[pagina 822]
| |
verontschuldiging omtrent het optreden der soldaten, waarvan wij maar geen nota moesten nemen. Te Stormberg lag een kleine bezetting. Met een zucht van verlichting kwamen wij eindelijk te halfdrie (2 Juli) te East-London aan. Het publiek scheen niet erg ingenomen te zijn met de nieuwe bezoekers. Velen jouwden, anderen sisten, van een derde zijde werd ons “refugees” toegeroepen, enz. Veel tijd tot demonstreeren werd echter niet gegeven, daar wij dadelijk naar het dok doorreden, om van daar per stoombootje naar het schip, dat ons naar Europa zou brengen, de “Arundel Castle,” te worden vervoerd. Veel medewerking werd ons te East-London door de Engelschen niet verleend, daar wij zelf onze bagage van den trein naar de boot moesten sjouwen, iets, dat onder gewone omstandigheden aan Kaffers opgedragen wordt. De meeste officieren waren, het moet gezegd worden, uiterlijk zeer voorkomend. Buiten verwachting was het, dat wij in de haven de Hollandsche driekleur aantroffen, die van het stoomschip “Maria” van Rotterdam wapperde. Wederzijdsche hoera's werden gewisseld, toen wij het schip passeerden, en toen van den Hollandschen bodem met de vlag werd gesalueerd, ging er een uitbundig gejuich op, vergezeld van het wuiven met hoeden en zakdoekenGa naar voetnoot1).’
Terwijl de Boeren in het front den overmachtigen vijand hadden, werden zij tegelijkertijd in den rug bestookt. In Secocoeniesland waren door de waarschijnlijke ophitsingen van geheime Engelsche agenten onlusten uitgebroken onder de Kafferstammen, terwijl in den nacht van 17 op 18 Juni de spoorbrug bij Malelane (aan de Oosterlijn) door dynamiet werd vernield. Een goederentrein stortte naar beneden, een machinist werd gedood, een stoker doodelijk gewond en een conducteur vermist, terwijl een andere machinist door kwetsing der hersens krankzinnig werd. Maar de Regeering nam dadelijk krachtige maatregelen, en terwijl de brug werd hersteld, wist zij de Kafferonlusten te beperken. |
|