De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 2
(1901)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina 691]
| |
De Heldendood van Kolonel De Villebois-Mareuil.Ga naar voetnoot1)
| |
[pagina 692]
| |
De Kerk te Boshof.
werd halt gehouden, want men was het spoor bijster geraakt, en de gids, die jarenlang in deze buurt had gewoond - was het vergissing of verraad? - verklaarde, verdwaald te zijn.Ga naar voetnoot1) Van de kleine Boerenkrijgsmacht, die zich bij De Villebois zou aansluiten, was eveneens geen spoor te ontdekken, en het lot van het kleine, dappere vreemdenlegioen was bezegeld. Om acht uur in den morgen van Woensdag 4 April werd een heuvelreeks bereikt. De manschappen zadelden snel af, gebruikten hun ontbijt van vleesch enBoshof. - De kerkstraat.
| |
[pagina 693]
| |
brood, en strekten zich
Gerechtsgebouw en bureau van den Landdrost te Boshof.
behaaglijk uit onder de doornboomen, die een liefelijkeschaduw boden tegen de brandende zonnestralen. Maar te twee uur in den namiddag werden zij opgeschrikt uit hun rust, toen de uitgezette wachten de tijding brachten, dat de vijand in grooten getale in de nabijheid was. Dat kon met recht een onheilspellende tijding worden genoemd. Het kleine Boerenkommando had zich nog bijtijds uit de voeten weten te maken, maar voor het vreemdenlegioen was de terugtocht reeds afgesneden, en voor deze acht en zestig mannen schoot niets anders over dan de witte vlag of de dood. Zoo begreep de Fransche kolonel het dan ook, maar de keuze was voor hem niet moeielijk. Hij gaf bevel, om te strijden tot het uiterste. De vijandelijke strijdmacht, bestaande uit Yeomanry, zadelde nu af, en terwijl de veldartillerie haar vuur opende, naderden de Engelschen het vreemdenlegioen in schermutselorde. Het kopje werd geheel omsingeld en de ongelijke strijd duurde verscheiden uren. De Franschen riepen: ‘Dood aan de Engelschen!’ en vochten met oud-frankische dapperheid, doch de Nederlanders zeiden nauwelijks een woord, klemden de tanden op elkander en streden met de starre hardnekkigheid van hun ras. Doch een wankelmoedig geworden burger heesch eindelijk de witte vlag, die door de Engelschen met luide juichkreten werd begroet. De Fransche kolonel had die vlag niet gezien; hij had trouwens verboden ze te hijschen, en met fronsend voorhoofd zag hij de Engelschen vlak voor zich opduiken. De Engelsche kapitein Cecil Boyle naderde thans met de sommatie: ‘Handen omhoog!’ den kolonel, die met één knie gebogen achter een klip lag. | |
[pagina 694]
| |
Hij greep zijn revolver en joeg den Engelschen kapitein een kogel door het hart - dat was zijn antwoord. Er werden onmiddellijk drie schoten op hem gelost, waarvan het laatste hem in de volle borst trof. ‘Ik sterf als een soldaat, jongens; steekt nu de witte vlag maar op,’ dat waren zijn laatste woorden. Zijn hoofd zonk voorover; hij was dood. Het gevecht was nu afgeloopen, maar een groote woede bezielde de Engelschen. Klaas de Jonge, een Nederlander, lag zwaar gekwetst achter een klip; een soldaat reeg hem aan de bajonet. Weiss, een Franschman, was door vijf kogels gewond, maar dit scheen den Engelschen nog niet genoeg. Hij kreeg nog een bajonetsteek. Er waren 4 Nederlanders gesneuveld en 5 gewond; van de Franschen waren 4 man gesneuveld en 6 gewond. De Engelschen gaven als hun verliezen op 4 dooden en 7 gewonden, zonder twijfel weer een onjuist getal. Het kleine vreemdenlegioen had vier uur lang, zonder artillerie, op een zeer ongunstig terrein, den strijd volgehouden tegen een krijgsmacht van 1500 soldaten met 8 kanonnen, en terwijl men niet behoefde te vragen, aan wie de zege behoorde van dezen dag, behoefde men evenmin te vragen, aan wie de roem van dezen dag toekwam. Een deel der krijgsgevangenen werd nu op een rij geplaatst, om - doodgeschoten te worden. De bevelvoerende officier liet zijn manschappen aantreden en riep: ‘Laadt de geweren!’ Het liep den krijgsgevangenen toch ijskoud over den rug, maar veldcornet Coleman van Bloemfontein zeide bedaard: ‘Gij hebt niet het recht, me dood te schieten.’ ‘Dat zal ik je toonen!’ bulderde het onmensch in de uniform van een Engelsch officier. Toen kruiste de veldcornet de armen over de borst, en wachtte met den kalmen uitroep: ‘Dan beveel ik mijne ziel in de hand van God,’ den doodelijken kogel af. Zoo ver zou het echter niet komen. Een hoofdofficier kwam nog juist bijtijds tusschen beide, om den moord te verhinderen. Kolonel de Villebois - Mareuil bereikte den leeftijd van 52 jaren, en had zich reeds in den Fransch-Duitschen oorlog door zijn schitterende dapperheid onderscheiden. Hij had steeds gehoopt, op het veld van eer te blijven, en die wensch is in vervulling gegaan. Hij viel als een held, als een waardige telg van die oud-Fransche ridders zonder vrees of blaam, die in vroeger eeuwen in ijzeren harnassen de poorten hunner kasteelen uitreden, om hun bloed te plengen in den edelen strijd voor vrijheid en recht!Ga naar voetnoot1) Van Boshof trok lord Methuen in noordoostelijke richting, en stiet | |
[pagina 695]
| |
den 20sten April bij Bultfontein op een Boerenkommando onder den Vrijstaatschen generaal Cronjé, waarbij een ernstige schermutseling plaats had. De Boeren deden een krachtigen aanval, en dreven den vijand van heuvel tot heuvel terug, totdat de nacht een einde maakte aan den strijd. De Engelschen verloren 12 dooden en 8 krijgsgevangenen behalve de gewonden, terwijl de Boeren slechts 2 gewonden hadden. |
|