De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 2
(1901)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina 656]
| |
De Terugtocht der Kaapsche Kommando's.HET hart der Boeren was bij de achtergebleven kommando's in de Kaapkolonie, en bij de verbijstering, veroorzaakt door Roberts' snellen zegetocht, paarde zich de angst om het lot van die kommando's. Want het was den Boeren niet onbekend gebleven, dat de Engelsche opperbevelhebber, terwijl zijn hoofdmacht uitrustte, zijn keurtroepen gereed hield, om de Kaapsche kommando'sDe Oranjerivier bij Norvalspont.
af te snijden van het noorden, en Bloemfontein was het middelpunt geworden van een reusachtig spinneweb, dat de Republikeinen moest vangen in zijn mazen. Op Zondag 25 Februari ontvingen de Republikeinen, die in den omtrek van Colesberg stonden, bevel tot den terugtocht, en terwijl de twee volgende dagen de burgers terugtrokken op de Oranje-rivier, werd Colesberg den 28sten Februari door generaal Clements bezet, en vloog de groote, prachtige spoorbrug bij Norvalspont, die door 3½ kist dynamiet was ondermijnd, over een lengte van 140 meter in de lucht. Dat was de afscheidsgroet aan de Kaapkolonie, waar zooveel dappere burgers waren achtergelaten, die hun trouw aan de Afrikaansche zaak met hun bloed en hun leven hadden bezegeld. | |
[pagina 657]
| |
De door de Boeren ‘opgeblazen’ brug bij Bethulie.
Deze brug is 430 el lang en heeft 9 spanningen. De generaals Grobler uit Waterberg en Lemmer uit LichtenburgGa naar voetnoot1) dekten met 400 vastberaden burgers den terugtocht, bewaakten de doorwaadbare driften der Oranjerivier tegen den opdringenden vijand, die de Boeren met een vinnig artillerie- en geweervuur bestookte, en weken eerst, toen zij door afsnijding werden bedreigd, in goede orde terug. Den 12den Maart, des avonds te acht uur, vertrok het kommando uit de buurt van de vernielde Colesberger wagenbrug, en bereikte, oostwaarts aanhoudend, Bethulië, een vriendelijk dorp met een witgeverfde kerk, welkerslanke toren hoog boven de tusschen wilgen en populieren verscholen lage huizen uitsteekt, terwijl generaal Pole-Carew met 2000 man uit Bloemfontein naar het zuiden oprukte, Springfontein bezette en zich met generaal Clements vereenigde. Het kommando van Olivier, dat evenals dat van Grobler en Lemmer verzwakt was geworden door het afstaan van hulptroepen voor de verdediging van Bloemfontein, stond in die dagen bij Stormberg, en trok voorzichtig op Aliwal-Noord terug. Generaal Gatacre volgde de Boeren op den voet, bezette | |
[pagina 658]
| |
den 5den Maart Stormberg, doch kreeg aan de oevers der Oranjerivier zoo'n gevoeligen tik van de terugtrekkende Boeren, dat hij slechts met groote voorzichtigheid zijn voorwaartsche bewegingen voortzette, terwijl van de brug bij Bethulië vijf spanningen waren ‘opgeblazen.’ Het Colesberger-kommando bereikte den 17den Maart SmithfieldGa naar voetnoot1), trok de Caledonrivier over langs Comissiebrug en bewerkstelligde den 19den Maart zijn vereeniging met het Stormberger kommando. En nu begon de schitterende terugtocht, die een eenige bladzijde zal beslaan in dezen oorlog. De verkenners zwermden dag en nacht als bijen om den wagentrein heen, die door 1000 Kaffers werd geleid, en bestond uit 750 wagens, waarvan elke wagen was bespannen met acht juk ossen. Deze enorme tros, waarbij zich 10 kanonnen bevonden, vervoerde de bagage, de proviand, de ammunitie en de tenten van 6000 Boeren, en besloeg een lengte van acht uren gaans. Om den vijand te verschalken, werden meer dan eens de gewone wegen vermeden, doch hoe die door de Boeren genomen wegen er uitzagen, nadat een honderdtal volgeladen wagens met hun zware wielen er doorheen waren getrokken, spot met alle beschrijving. En dan moesten in diezelfde sporen nog honderden wagens volgen! Nog het ergste was de tocht langs de hellingen en de glooiingen, door de vleien en de driften, welker glibberige oevers werden doorsneden en doorkerfd door de in eindelooze regelmaat elkander opvolgende wagenwielen, terwijl menige os en muil van vermoeidheid neerstortte. Men had op vier uren afstands van Bethulië een vollen dag noodig om de wagens door een sloot te krijgen, en elk bijzonder ongeval scheen den reuzentrein als met een electrischen schok te doen stilhouden. En toch trokken de kommando's, alle moeilijkheden in aanmerking genomen, met verrassende snelheid voorwaarts. Te twee uur in den morgen zette de onafzienbare sleep zich gemeenlijk in beweging, terwijl van vijf tot zeven uur werd gerust. Van zeven tot elf uur werd weer getrokken om des middags tot twee uur te schaften. In den namiddag werd de marsch van twee tot vijf uur voortgezet, terwijl in den avond van zeven tot tien uur de laatste ruk werd gedaan. Zoo trok men dertien uren per dag, terwijl de ossewagens gemiddeld twee kilometer per uur vooruitkwamen. Aan het bevel van inspannen werd met opmerkelijke vlugheid voldaan; gewoonlijk was een kwartier voldoende om de paarden, ossen en muilen bijeen te krijgen. Er werd gemord noch geklaagd, ofschoon de koffie bestond uit gebrande garst, en het voedsel uit een stuk hard brood en een reep gedroogd vleesch. Er was nijpend gebrek aan nieuws, daar elke telegraphische verbinding met het | |
[pagina 659]
| |
noorden was afgesneden, en men moest zich tevreden stellen met de berichten, die op de eenzame boerenhoeven langs den weg werden opgevangen. Lord Roberts keek intusschen scherp uit, en de Kaapsche kommando's maakten hem onrustig. Zij trokken voort langs de grenzen van Basuto-land en hij had zijn vrienden zitten in Basuto-land, die hem goed op de hoogte hielden. Hij wist er dus alles van, en zond zijn besten generaal, den cavalerie-generaal French, met de beste troepen, die de Boeren tusschen Thabanchu en Ladybrand zouden opvangen. Doch de vlugge French was ook dezen keer niet vlug genoeg. De Boeren waren op Wepener aangerukt, waren bij Jammerbergdrift door de Caledonrivier getrokken, en de wagentros was Ladybrand reeds gepasseerd, toen French zijn slag wilde slaan. Hij stootte op de achterhoede der Boeren, die hem zoo nadrukkelijk te woord stond, dat hij met gevoelige verliezen werd teruggeslagen, terwijl de hoofdkolonne der Republikeinen haar tocht bedaard voortzette. Het grootste gevaar was nu voorbij; aan de uitgeputte paarden kon anderhalven dag rust worden gegeven, en den 25sten Maart bereikten de Kaapsche kommando's Smaldeel, waar ze veilig waren. President Steyn was hun reeds te gemoet gegaan, om dezen wakkeren mannen met hun dappere aanvoerders uit naam van het vaderland een welverdiend eere-saluut te brengen. Men had zich reeds op het ergste voorbereid, en dat Grobler, Lemmer en Olivier den urenlangen wagentros, die zooveel kwetsbare plekken had, veilig door een van vijanden wemelende streek, langs ongebaande wegen, dwars door stroomen en wildernissen hadden weten heen te brengen, strekt hun tot onvergankelijke eer. Niet één wagen was verloren geraakt; twee ossewagens, die bij Ladybrand waren afgedwaald, kwamen bij Modderpoort boven water. Er was geen patroon vermorst; geen stroogarf vermist; geen hoefijzer achtergelaten. De tocht was met ongehoorde stoutheid en zeldzaam beleid volbracht, en de Boeren zeiden: ‘“Met Gods hulp” is het gelukt.’ Hier was Roberts' woord op zijn plaats. |
|