De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 2
(1901)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina 638]
| |
De Slag bij Driefontein.
| |
[pagina 639]
| |
Generaal J.H. de la Rey.
| |
[pagina 640]
| |
terwijl de sleutel tot deze stelling werd gevormd door een groep kopjes, zeven mijlen ten zuiden van Abrahamskraal, in de nabijheid eener boerenhoeve, Driefontein genaamd. Deze groep kopjes beschreven een reusachtige W, waarvan de bovenpunten naar het noorden waren gericht, doch zij hadden voor de Boeren het ernstig gebrek, hetwelk trouwens den meesten kopjes in den westelijken Vrijstaat aankleeft, dat zij in de vlakte liggen. Zij leunden in het zuiden aan geen nieuwe bergketen aan, en konden dus in die richting door een krachtige cavalerie worden omgetrokken, hetgeen moeilijker in het noorden ging, daar deze W door eenige lage heuvels aan Abrahamskraal was verbonden. Lord Roberts had door zijn patrouilles de verrassende tijding ontvangen, dat de Boeren opnieuw tot een gevecht te vinden waren, en hij maakte zijne schikkingen, die opnieuw getuigenis aflegden van zijn kloek beleid en tot den slag bij Driefontein op Zaterdag 10 Maart leidden. Ook dezen keer bleef hij aan de beproefde tactiek van Paardeberg getrouw: geen wig, die de gelederen van den vijand moet splijten, doch de halve maan, welker horens zich om den vijand moeten sluiten. 't Is waar, bij Populiersdrift had deze tactiek geen vruchtbare resultaten opgeleverd, daar de cavalerie van generaal French de in haar gestelde verwachtingen had teleurgesteld, doch was dit een reden, dat zij opnieuw zou mislukken? En toch zou de toeleg weer mislukken, daar de cavalerie opnieuw in gebreke bleef, aan de haar gestelde eischen te beantwoorden. In drie zware kolonnes, door De la Rey geschat op samen 40,000 man, liet lord Roberts zijn leger voorwaarts rukken; bij elke infanterie-divisie was een cavalerie-brigade geplaatst. Op den linkervleugel, in de voorhoede, den zuidelijken oever der Modderrivier volgend, stond French met zijn kolonne: de zesde divisie, de eerste cavalerie-brigade en een regiment bereden infanterie. Hij zou Abrahamskraal, dat voor onbezet werd gehouden, passeeren, en den rechtervleugel der Boeren te Driefontein omtrekken. Op den rechtervleugel stond lord Roberts met de negende divisie, de garde, de tweede cavalerie-brigade, twee regimenten bereden infanterie en de zware artillerie; deze kolonne zou Driefontein door het zuiden heen overvleugelen, zich met generaal French ten oosten van de Boerenstellingen vereenigen, en zoo het snoer sluiten, dat de Boeren zou worgen. De route, die Roberts' kolonne nam, moest voor de Boeren een onaangename verrassing zijn, daar zij liep door een dorre, waterlooze streek, en zij bood juist daarom een des te grooter kans, om den linkervleugel der Boeren om te trekken. Doch lord Roberts had bovendien nog gerekend op de mogelijkheid, al was deze mogelijkheid onwaarschijnlijk, dat de Boeren hun stellingen zuidwaarts aanmerkelijk zouden uitbreiden, en daarom aan de derde kolonne, | |
[pagina 641]
| |
die onder bevel stond van generaal Tucker, en bestond uit de zevende divisie, de derde cavalerie-brigade en een regiment bereden infanterie last gegeven, om zuidwaarts op te marcheeren over het dorp Petrusburg naar den aan den Bloemfonteinschen weg gelegen Driekop, van waar hij op de verbindingslijn der Boeren zou kunnen komen. Generaal Tucker voldeed zoo goed als het ging aan dezen last, maar de zon brandde aan den wolkenloozen hemel, en zijn uitgeputteBoeren-aanvoerders, die den vijand dapper weerstand boden, voordat deze Bloemfontein bezette.
(De grijsaard boven het streepje, met wit ‘front’, horloge-ketting, en den hoed scheef op 't hoofd, is gen. Wessels; vlak naast hem, aan zijn linkerhand zit gen. De la Rey). manschappen waren niet in staat, om het bedoelde punt in den rug der Boeren te bereiken. Deze kolonne heeft dan ook aan den slag bij Driefontein geen deel genomen. Generaal French, die den linkervleugel van het Engelsche leger kommandeerde, had intusschen zijn marsch voortgezet, toen de onnoozele kopjes bij Abrahamskraal voor hem een plotselinge en onoverkomelijke hinderpaal werden. Hier op den rechtervleugel der Boeren stond de artillerie van den Boerengeneraal Celliers, terwijl op den linkervleugel generaal De la Rey, kommandant Vionel en generaal Kolbe stonden. | |
[pagina 642]
| |
Om acht uur in den morgen had De la Rey zijn orders gegeven: ‘Opzaâl, burgers! De Engelschen trekken uit!’ en een uur later waren al de posities bezet. Zoo kwam het, dat generaal French op een tegenstand stootte, dien hij niet had verwacht, en daar zijn ontvangen orders duidelijk en beslist een frontaanval verboden, zwenkte hij met zijn hoofdmacht rechts, voor de Boerenstellingen van Abrahamskraal heen. Had hij de kopjes bij Abrahamskraal bestormd en kunnen nemen, dan was hij op de terugtochtslinie der Boeren gekomen, en de strijd zou voor de Engelschen groote resultaten hebben opgeleverd. Doch om menschenlevens te sparen, werd deze frontaanval niet krachtig aangepakt, terwijl de Engelschen later op den dag toch gedwongen werden tot een bloedigen frontaanval op Driefontein, die door Afrikaanschen heldenmoed werd afgeslagen. Generaal French liet het tweede eskadron dragonders met de bereden infanterie bij Abrahamskraal achter, in de hoop, dat deze macht er in den loop van den dag misschien nog in zou slagen, om de Boerenstellingen te nemen, doch het was slechts een zwakke, ijdele hoop. Waar de Engelschen bij den aanval niet in staat waren, om tegenover één Boer minstens tien soldaten, en tegenover één Boerenkanon minstens drie batterijen te stellen, daar was de aanval gemeenlijk van meet aan een hopelooze onderneming. Bij Abrahamskraal hebben de Engelschen dan ook tevergeefs getracht, er door heen te breken, terwijl de strijd op dit punt den Boeren op slechts twee gewonden is te staan gekomen. Generaal French zwenkte dus met zijn hoofdmacht zuidwaarts, en viel daardoor in de richting van Roberts' kolonne, die, om niet in wanorde te geraken, wel verplicht was, zuidelijker aan te houden. French zette intusschen met zijn cavalerie den tocht voort, waarbij hij door een krachtig vijandelijk artillerievuur van de W-kopjes werd bestookt. Hij was niet in staat, om dit vuur tot zwijgen te brengen; zelfs de granaten van dertig Engelsche kanonnen waren niet in staat, om dien twee onnoozelen Boerenkanonnen een slot op den mond te leggen. Zij blaften door als een paar brutale kefhonden, en deden den Engelschen ernstige afbreuk. De eerste cavalerie-brigade stelde thans haar uiterste pogingen in het werk, om de W-kopjes ten zuiden om te trekken, doch de afgebeulde paarden konden slechts met moeite meer vooruit, en French moest drie volle uren wachten, voordat lord Roberts hem de tweede cavalerie-brigade ter hulp kon zenden. Intusschen begon het er voor de Boeren leelijk genoeg uit te zien, maar generaal Kolbe weerde zich met mannenmoed, terwijl de dappere korporaal Leube, die één der twee bij generaal Kolbe behoorende kanonnen bediende, op dien dag aan het vaderland onvergankelijke diensten heeft bewezen. Zijn kanon bracht dood en verderf tusschen de gelederen van de Engelsche cavalerie en in spijt van het vuur van twaalf vijandelijke | |
[pagina 643]
| |
Wat de Engelschen achterlieten op hun marsch door den Zuidelijken Vrijstaat.
| |
[pagina 644]
| |
kanonnen, dat hem omloeide, bleef hij onversaagd op zijn post, totdat hij de laatste granaat in den loop van zijn vuurmond had geschoven. Toen was zijn ammunitie op, en toen was het ook met dezen dapperen man gedaan. ‘Pas op,’ riepen zijn makkers nog, ‘daar vuurt de vijand.’ ‘Laten zij maar schieten,’ antwoordde hij kalm, ‘ik zal niet meer schieten,’ en hij ving het doodelijk schot van den vijand op in zijn heldenborst. Nog twee artilleristen werden in zijn onmiddellijke nabijheid gewond. Het was toen een halfuur voor zonsondergang, en 2000 man cavalerie trokken thans tusschen generaal Kolbe en kommandant Weilbach door met het voornemen, om generaal Kolbe met zijn twee kanonnen te omsingelen. Kolbe zag het dreigende gevaar, en hij zond veldkornet P. Pieterse naar zijn artillerie met het bevel, om onmiddellijk terug te trekken. Zoo geschiedde het dan ook, terwijl het lijk van den dapperen korporaal op het kanon werd gelegd, dat hij met zooveel moed en zoo veel uren lang had bediend. Maar het gevaar was nog niet voorbij, want de Engelschen waren hier talrijk als de mieren, en terwijl de terugtocht der Boeren onder een hevig kanonvuur moest plaats hebben, trok de cavalerie in de richting van Kaalspruit, nogmaals een poging wagend, om de kleine heldenschaar vast te keeren. Doch de Boeren weerden zich als leeuwen, sprongen van hun paarden en losten een doodelijk geweervuur, terwijl hun dappere korporaal onbeweeglijk op zijn kanon als op een triumfwagen lag uitgestrekt. ‘Het gedrag der Boeren,’ zeide een EngelschmanGa naar voetnoot1) met oprechte bewondering, ‘was bewonderenswaardig, en niets kon de koelbloedigheid en de vastberadenheid overtreffen van dit kleine hoopke, dat een Engelsch regiment in toom hield.’ Doch generaal Kolbe was vol zorg. Hij riep zijn burgers bij elkaar, en wees hen op het gevaar, dat de lansiers de kanonnen, de ammunitie-wagens, ja, het geheele kommando zouden vastkeeren, hen vermanend, om hem bij te staan in dezen grooten nood. Ook hier echter werd weer bewezen, hoe men eerst in den nood de ware helden leert kennen. Slechts dertig manschappenGa naar voetnoot2) volgden den generaal, maar zij waren van den echten stempel: onvervaard als de bende van Gideon. En zij deden groote daden! Onder het vuur van twee Maxims en het geknetter van het geweervuur door gelukte het hun, den storm der lansiers te keeren, en hen zelfs op de vlucht te jagen. Generaal Kolbe vervolgde hen over een afstand van een uur gaans, toen de duisternis een einde maakte aan dezen strijd. Terwijl French met zijn cavalerie was zuidwaarts getrokken, had hij de zesde divisie onder generaal Kelly-Kenny achtergelaten, die te | |
[pagina 645]
| |
halftwee de order ontving, om de onbezet gewaande kopjes in het centrum der Boeren bij Driefontein te nemen. Kelly-Kenny reed met zijn staf vooruit, om den omtrek te verkennen, doch hij zoowel als de oprukkende divisie, die in gesloten formatie optrok, werd op ruwe wijze door een geducht vuur verrast. Het hagelde plotseling kogels uit het front en van de flanken, en evenals in den slag bij Paardebergsdrift werd de infanterie door het vijandelijk vuur overstelpt, voordat zij zich in gevechtslinie kon ontplooien. Zoo werd zij gewikkeld in een frontaanval, die niet was bedoeld, en toch onvermijdelijk was geworden, al had lord Roberts hem verboden. Het officiëele telegram van generaal De la Rey, dat op dit gedeelte van den ontbranden strijd doelde, luidde als volgt: ‘De Engelschen deden een aanval op onze linkerflank, welke uitgespreid was over een stelling, die den weg bestreek, waar ik met 300 man stond. Het bezit van deze kopjes zou voor de Engelschen een onmiskenbaar strategisch voordeel geweest zijn. De burgers begrepen dat, en een hevige strijd volgde, die tot zonsondergang duurde. De burgers vochten als helden, en sloegen driemaal de tallooze Engelsche aanvallers terug, die telkens hun uitgeputte manschappen aflosten. Alle pogingen, om onze stelling te nemen, faalden; bij het vallen van den avond was de vijand geen vijftig el van ons af. De Engelschen leden zware verliezen.’ Deze 300 man, staande onder kommandant J. de Beer, bestonden uit 220 man van Fordsburg, Johannesburg en Jeppestown, alsmede 80 man Pretoria-politie, onder bevel van luitenant De Hart. Dit kommando beschikte over 2 Nordenfeld-Maxims. De Pretoria-politie nam stelling op een kopje links van de Fordsburgers, en toen de vijand tot op 800 meter was genaderd, werd een plotseling moorddadig vuur geopend, dat den vijand deed deinzen. Doch thans begon de Engelsche artillerie te werken, en de Fordsburgers, die een platten rand hadden bezet, voegden zich onder een geducht vuur, dat hen gelukkig niet deerde, met eenige Senekallers bij de Pretoria-politie, waar zij achter de zware rotsblokken schuiling vonden. Maar hun arme paarden hadden het zwaar te verantwoorden; veldcornet Brown werd gewond, en terwijl het ééne kanon was onklaar geworden, moest het andere met de grootste voorzichtigheid worden opgesteld, om niet door de ijzeren vuurmonsters van den vijand uiteen te worden geslagen. De toestand werd hachelijk, maar de Boeren begrepen, dat zij verpletterd zouden worden, zoo zij weken, en zij hielden stand als schepen, die voor stevige ankers liggen in de woeste branding. Natuurlijk, er waren flauwhartigen, die wegliepen en niet terugkwamen, maar de keurbende stond pal met onwankelbaren moed, en in spijt van het knagende bewustzijn, dat een hunner beste legers en een | |
[pagina 646]
| |
‘Van acht Engelsche kanonnen werden de paarden en de manschappen, letterlijk alles weggeschoten.’
| |
[pagina 647]
| |
hunner dapperste generaals thans op weg was naar St.-Helena, leverde zij, die keurbende, een der heldhaftigste veldslagen van den ganschen oorlog. Laten wij daarbij de dappere Pretoria-politie met haren voortreffelijken luitenant De Hart niet vergeten! 't Is waar, zij verloor bijna de helft van haar manschappen in dezen grimmigen strijd, doch welk een slachting richtte zij aan in de stormende bataljons van den vijand! Van acht Engelsche kanonnen werden de paarden en de manschappen, letterlijk alles weggeschoten, en van dat Boerenkopje vlamde de dood en ratelde het verderf in de vijandelijke gelederen..... Het was een schitterende, zonnige, wolkenlooze nazomerdag geweest, en nu werd het avond. ‘Het was omtrent vijf uur’ schreef later een Fordsburger ‘dat een punt van de Engelschen omtrent 500 tree van ons zoo hevig beschoten werd, dat zij een witte vlag opstaken, met geen ander doel, dan ons te bedriegen. Het gevecht hield toen voor een paar minuten op. Een van onze mannen ging toen, om hen gevangen te nemen, doch toen hij hen naderde, werd dadelijk op hem gevuurd en het gevecht begon nu heviger dan ooit, waaronder toen ook onze kommandant De Beer gewond werd en eenige andere officieren. Het was toen blijkbaar, dat de Engelschen onze sterkte zagen, daar de burgers opstonden bij het zien van de witte vlag, en zoo bespeurden zij, dat ons getal zeer gering was. Ja, wij waren niet meer dan tusschen de dertig en veertig man, die toen nog manmoedig de overmacht tegen stonden. Het was nu omtrent een halfuur voor zonsondergang, toen we bespeurden, dat de Engelschen nu met macht en geweld den kop bestormden. Wij vochten nog tot omtrent 100 tree van hen......’ De Engelschen gingen nu over tot den laatsten stormaanval, en hun bajonetten blonken in het licht der scheidende avondzon. En achter hen, in het hooge, dorre gras, lagen, in breede bloedplassen, hun kameraden - bij hoopen - bij honderden...... De Boeren echter hielden stand. 't Is waar, zij ontruimden eenige hunner voorste kopjes, maar hun hoofdstellingen bleven ongeschokt, en het was den vijand onmogelijk om door te breken. Zoo was dan het plan van lord Roberts, om de Boeren te vangen, opnieuw mislukt, en tevergeefs had hij zijn zware offers gebracht. De eerste Engelsche verliezenlijst, die natuurlijk later werd aangevuld, telde 426 dooden en gewonden. Luitenant-kolonel Giffard was gewond; één bataljon had al zijn veldofficieren verloren; van het regiment Walesinfanterie, sterk 800 man bij het begin van den slag, ontbraken 130 man op het appèl. Het verlies der Boeren bedroeg 11 dooden, 54 gewonden en 16 gevangenen. | |
[pagina 648]
| |
De weg van Bloemfontein naar Spitskop. (De plaats ligt in het dal.)
|
|