De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 2
(1901)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendBij het Ontzettings-Kommando.IN het besef, dat den dapperen Piet Cronjé een ernstig ongeluk dreigde, vertrok een deel van het Heidelberger kommando onder den waarnemenden kommandant C.J. Spruyt, bestaande uit 250 bereden manschappen, op Zondag 11 Februari van Spring-fontein. Bij de Rietrivier ontmoetten zij een klein kommando onder Christiaan de Wet, waarbij zij zich aansloten, en zij haastten zichHet Kommando van Generaal De Wet.
| |
[pagina 603]
| |
nu, om het in nood verkeerende leger te ontzetten. Onderweg vereenigden zij zich met generaal Louis Botha, die met een sterke patrouille aanrukte, en telden toen 600 man. Wegens de uitputting der paarden moesten er echter 100 man achterblijven, zoodat de geheele krijgsmacht, die den stalen gordel moest breken, uit slechts 500 paarderuitersGa naar voetnoot1) bestond. Op Zondag 18 Februari, toen Cronjé in den reeds beschreven heeten strijd was gewikkeld, naderden zij Paardeberg, en terwijl het kommando werd gesplitst in twee afzonderlijk optredende afdeelingen, waarvan de ééne onder de leiding van Christiaan de Wet werd geplaatst, rukte de andere onder Botha op naar StinkfonteinGa naar voetnoot2), een boerenhoeve ten oosten van ‘Kitchener's Heuvel’ en ten zuiden der Modderrivier. ‘Kitchener's Heuvel’ was bezet geweest door drie compagnieën Gloucester-infanterie, doch wegens de ernstige wending, die de slag had genomen, waren zij van dezen afgelegen post weggenomen, om in de vuurlijn gebracht te worden, terwijl een afdeeling cavalerie van ongeveer 50 man hen op ‘Kitchener's Heuvel’ had vervangen. Wat den bevelvoerenden officier van dezen kleinen troep nu kan bewogen hebben, om den heuvel te verlaten, is nooit goed opgehelderd geworden, maar een feit is het, dat hij met zijn manschappen zijn post verliet en zich naar Stinkfontein begaf, waar hij liet afzadelen, en na schildwachten uitgezet te hebben, een maal liet gereed maken. Doch bij deze aangename bezigheid werd hij door Botha op de alleronaangenaamste wijze verrast, en na een kort maar scherp gevecht was de troep vernietigd. Slechts 2 man ontsnapten, waaronder een luitenantGa naar voetnoot3), die over den tuinmuur sprong. 10 man werden krijgsgevangen gemaakt; de overigen waren dood of gewond. Intusschen bestormde generaal De Wet met zijn troep een kopje recht tegenover de stelling van generaal Cronjé, die door den vijand, zonder een schot te lossen, hals over kop werd verlaten. Doch er rukten nu vijandelijke versterkingen aan, terwijl de Engelsche artillerie een hevig vuur gaf, waardoor één burger gedood en twee gewond werden, en een aantal Boerenpaarden omkwamen. Maar De Wet zette zich schrap, en antwoordde met zoo'n krachtig geweervuur, dat de vijanden van hem afhielden en hij de baan ruim kreeg. Nu heeft J.C. Kriegler, die den strijd medemaakte onder kommandant Spruyt, in een Transvaalsch blad de volgende, hoogst belangrijke bijzonderheden medegedeeld: ‘Het was Maandagmorgen | |
[pagina 604]
| |
19 Februari schoon tusschen generaal Cronjé en ons. Wij namen ook al de ossen, door den vijand van generaal Cronjé buitgemaakt, weder terug. Generaal Froneman met 60 man en een kommandant met 50 man, die in het lager bij generaal Cronjé waren, kwamen tot ons uit zonder eenig verlies. Ook kwamen groote klompen Kaffers uit het lager van generaal Cronjé tot ons over, zonder dat zelfs op hen geschoten werd. Ik zelf met den heer Piet Uys reed af tot dicht bij het lager van generaal Cronjé. Het is mij ten eenenmale onverklaarbaar, waarom generaal Cronjé toen niet eenige poging deed, om tot ons te komenGa naar voetnoot1).’ In aansluiting aan dit schrijven merken wij op, dat te Pretoria de volgende officieele tijding werd gepubliceerd: ‘Vechtgeneraal Froneman zegt nog dato gisteren: Wij waren sedert den 15den dezer bijna geheel omsingeld door den vijand aan Modderrivier tot gisterenGa naar voetnoot2), toen ik met een klein aantal manschappen de rivier doorbrak.’
In den namiddag van Dinsdag 20 Februari, terwijl het omsingelde lager van Piet Cronjé onder het helsche vuur van den vijand in vuur en vlammen scheen op te gaan, tastten de Engelschen de stellingen van Christiaan de Wet en Louis Botha herhaalde malen met kracht aan, doch zij werden met groot verlies teruggeslagen, toen tegen het vallen van den avond de posities van veldcornet Meijer en veldcornet R. Spruyt zoo ernstig in het gedrang kwamen, dat kommandant C.J. Spruyt hun te hulp snelde. De overmacht was echter te groot; de Engelsche cavalerie joeg er met de blanke sabel doorheen, en, door twee sabelhouwen getroffen, moest de dappere kommandant zich met eenige burgers overgevenGa naar voetnoot3). Maar De Wet en Botha waren met het vaste voornemen bezield, zich in hun gevaarlijke stellingen te handhaven, daar deze den eenigen sleutel boden tot het ontzet der ingesloten kommando's, en toen den volgenden dag, Woensdag 21 Februari, 15,000 Engelsche soldaten zich opmaakten, om | |
[pagina 605]
| |
de 500 Boeren te verpletteren, gaven zij, terwijl hun beide kanonnen defect waren, een razend snelvuur, dat de Engelschen bij hoopen wegmaaide. Maar dit vuur was niet in staat, om de omtrekking te keeren, en het ontzettingskommando raakte van drie kanten in de ergste knel. Men moest terug, om niet vernietigd te worden, en op dien aftocht waren de burgers anderhalf uur lang aan het hevigste vuur blootgesteld. Daden van schitterenden heldenmoed zijn toen door dat hoopke Boeren verricht. De zoon van generaal Botha liet den met alle benoodigdheden voorzienen wagen van zijn vader in den steek, om met levensgevaar een ammunitiewagen te redden. De twee beschadigde kanonnen der Transvaalsche artillerie onder bevel van wachtmeester Klein-Schmidt werden ingespannen, doch veertien muilen werden onder de handen der artilleristen neergeschoten, en zij moesten het opgeven. Den volgenden nacht echter keerden de wakkere kerels terug, bespanden het ééne kanon met eenige muilen, die de korporaal had opgevangen, en trokken het andere met hun handen weg. Zoo werden beide stukken gered. De grijze Vrijstaatsche veteraan Froneman, die zoo gelukkig aan de ramp van Paardeberg was ontsnapt, waagde een stouten stormaanval op een sterke macht cavalerie, toen hij door een hevig artillerievuur werd bestookt. Nochtans zette hij de bestorming voort, totdat de vrees overvleugeld te worden hem tot den aftocht noopte. Het Bom-Maxim van Andries Cronjé, dat door 50 Potchefstroomers werd gedekt, en zulke voortreffelijke diensten had bewezen, had het eveneens hard te verantwoorden. Het werd door een sterke macht lansiers en bereden infanterie bestormd, en de stelling werd, toen de ammunitie opraakte, onhoudbaar. In volle vaart joegen de Potchefstroomers met hun kanon den berg af, met de lansiers dicht op hun hielen. Bij een hek op den weg, dien zij namen, stootten zij op een klomp Vrijstaters, die een Engelschen ammunitiewagen met 8 muilen hadden buitgemaakt, en het kan wel zonderling klinken, maar het is toch waar, dat de Engelsche artillerie de Potchefstroomers uit de handen der Engelsche lansiers heeft gered. Ze wierp namelijk een granaat in den ammunitie-wagen, die met een donderend geweld in de lucht vloog, en de lansiers, die het niet vertrouwden, | |
[pagina 606]
| |
hielden de teugels van hun paarden in. Van dit oponthoud maakten de Boeren gebruik, om snel weg te komen, terwijl de Potchefstroomers nagenoeg geen verliezen hadden geleden. Zoo ontkwam het Boerenkommando den gespannen strik en legerde zich te PopuliersdriftGa naar voetnoot1), halverwegen tusschen Koedoesrand en Abrahamskraal. Doch De Wet had geen rust; hij liet geen steen onaangeroerd, om de benarde broeders te helpen, en in den vroegen morgen van Vrijdag 23 Februari deed hij een nieuwe, wanhopige poging, om met zijn geringe krijgsmacht een opening te maken voor den omsingelden Cronjé. Tegen zeven uur klonk het sein voor den storm, en over de open vlakte galoppeerden de burgers voorwaarts tot dicht bij de vijandelijke stellingen. De sporen werden gebruikt, en in een wilde jacht ging het de hoogten te gemoet. Op een afstand van slechts 250 meter echter knetterden plotseling de Lee-Metfords, en van drie zijden te gelijk werden de Boeren door een kruisvuur van lood bestookt. De kogels floten zoo dicht als de noten van een stuk pianomuziek. Uit elke stelling loeide het vuur: van voren, van links, van rechtsGa naar voetnoot2), doch een machtige Hand beschermde de terugtrekkende burgers. Nadat De Wet met bewonderenswaardige volharding tot vier keeren toe tevergeefs had getracht, een vast punt te verkrijgen, bestormden de Boeren ten slotte ‘Kitchener's Heuvel’, doch moesten, om niet omsingeld te worden, terug, en namen een ander kopje, waar zij zich doodstil neervlijden. De Yorkshires-infanterie werd aangewezen, om dit kopje aan te tasten; zij werd echter door zoo'n heftig, verdelgend vuur ontvangen, dat zij op de vlucht sloeg, waarna de stelling werd omgetrokken en omsingeld. De Boeren zaten nu weer midden tusschen de vijanden in, en verkeerden in den grootsten nood, doch ontkwamen, het kopje in den steek latend, ook dezen keer gelukkig het gevaar. Een ernstige ramp echter trof de Winburgers onder aanvoering van den dapperen kommandant Theunissen bij de bestorming eener Engelsche stelling. De kommandant vond den heldendood; evenzoo zijn veldcornetten Viviers en C. Wessels (van Kafferrivier); een 20-tal Boeren sneuvelden of werden gewond, terwijl ongeveer 50 man in krijgsgevangenschap geraakten. Zoo trok dan het kommando tegen den avond onverrichterzake en diep teleurgesteld terug, en daar de bewolkte lucht eene heliographische verbinding met Cronjé verhinderde, werd bij den nijpenden stand van zaken besloten, om een mondeling rapport door de vijandelijke linies te zien heen te krijgen. | |
[pagina 607]
| |
Het lager van Cronjé, zooals het door den vijand was ingesloten
Kopjes occupied once by the Boers = Kopjes, tevoren door de Boeren bezet. Direction of Generaal French's Advance = Richting, waarin de troepen van French voortrukten. Advance of Boer Relieving Commando = Nadering van het ontzettings-kommando. De met letters gemerkte plekken duiden de kopjes aan, waarop de Engelsche troepen hadden stelling genomen. | |
[pagina 608]
| |
Danie TheronGa naar voetnoot1) bood zich aan voor die meer dan gevaarlijke taak, en hij vertrok Zaterdagavond 24 Februari met een rijpaard en een handpaard: twee van de vlugste kleppers, die De Wet machtig kon worden. Het werd een donkere nacht, en de wind zwiepte den regen over de vlakte. Op een bepaalden afstand van de Engelsche voorposten gekomen, sprong Theron uit het zadel, en bond beide paarden vast aan een boom. Nu begon de gevaarlijke tocht. Zoolang hij rechtop durfde loopen, deed hij dit, doch in de duisternis ontdekte zijn scherpe blik de zich heen en weer bewegende schaduwen der Engelsche schildwachten, en nu sloop hij als een slang voorwaarts door het dorre gras. Slechts nu en dan hield hij even stil, als zijn oor een verdacht geluid meende opgevangen te hebben, om dan weer voorzichtig voort te sluipen. Zoo bereikte hij de lijn der Engelsche schildwachten; zij stonden op tien pas afstands van elkander. De ééne schildwacht meende in de duisternis iets verdachts gehoord te hebben. ‘Wie gaat daar?’ riep hij, doch zijn nevenman stelde hem gerust. Op dit oogenblik raasde een zware rukwind over het veld, en joeg den eersten schildwacht den regen kletterend in het gezicht. Zoo keerde hij zich om, met den rug naar den rapportganger, die van dit eenig gunstige oogenblik gebruik maakte, om met ingehouden adem snel tusschen de wachters door te sluipen. Het vermetele stuk gelukte, en Theron spoedde in de duisternis, in wind en regen voort, totdat hij de vage omtrekken van een sloot ontdekte. Zaten hier vrienden of vijanden? Hij wist het niet, maar hij moest het er op wagen en riep: ‘Moe nie skiet nie, ou-vriend, ik breng rapport.’ Het was hoog tijd, dat hij zich bekend maakte, want de Mauserloop was reeds op hem gericht. Zoo verscheen hij dan nat tot op de huid voor generaal Cronjé en zijn kommandanten. Zij stonden verbaasd te kijken naar dien jongen, tengeren man, wien men het niet zou aanzeggen, dat er zoo'n heldenhart klopte in die borst, en zij luisterden aandachtig naar de voorstellen, waarmee Christiaan de Wet hem had belast. Die voorstellen kwamen hierop neer, dat het ontzettingskommando, dat te Populiersdrift lag, in een nader te bepalen nacht in twee afdeelingen zou uitrukken, om den weg voor Cronjé schoon te vegen, en dat hij van zijn kant tegelijkertijd zou uitrukken, om hen te ontmoeten. Cronjé en zijn kommandanten keurden dit voorstel goed, en bepaalden Maandagnacht voor de uitvoering van dit plan, terwijl Danie Theron zich Zondagavond 25 Februari opnieuw op pad begaf, om het besluit over te brengen. Doch hij kon zijn beide paarden niet meer | |
[pagina 609]
| |
bereiken; hij werd vervolgd, doorzwom ongekleed de rivier, sprong naakt op het eerste paard het beste, dat hij kon machtig worden, en bereikte dood-op in den vroegen morgen van Maandag 26 Februari het lager van generaal De Wet. Maar het lot van generaal Cronjé was bezegeld; geen moed, geen dapperheid, geen menschelijke macht kon hem meer redden. En toen het Engelsche krijgsbeleid te kort schoot, om dien beraamden uitval op Maandagnacht te verijdelen, kwam er een hooger Hand tusschenbeide, en Haar donderstorm deed de Modderrivier zwellen, zoodat deze ondoorwaadbaar werd. Volgens afspraakGa naar voetnoot1) trokken De Wet en zijn mannen Maandagnacht uit, en bleven den geheelen nacht in het open veld, zonder dat er echter iets van Cronjé en zijn leger werd ontdekt. Hetzelfde werd de twee volgende nachten gedaan met hetzelfde gevolg, terwijl den daarop volgenden dag de tijding kwam, dat Cronjé zich met zijn geheele leger had overgegeven. De tijding trof het wakkere kommando als een donderslag, doch De Wet kon het niet gelooven. ‘Er is een gerucht in omloop’, telegrapheerde hij via Petrusburg naar de Regeering in Pretoria, ‘van Kaffers, die uitgekomen zijn uit generaal Cronjé's lager, dat generaal Cronjé zich zou overgegeven hebben. Ik kan het onmogelijk gelooven, doch indien zoo, dan is het niet om ons te ontmoedigen, want de grootste wonderen, die God nog aan ons volk gedaan heeft vroeger en ook in dezen strijd, zijn door kleine klompjes geschied.’ Doch twaalf uur later twijfelde hij niet meer, en hij besloot zijn telegram, dat de tijding der overgave bevestigde, met deze Christelijke en mannelijke woorden: ‘Wij zullen Gode zwijgen over deze beproeving, en hopen, dat de Heere onze officieren en burgers door deze beproeving sterken zal, om onzen plicht tegenover Hem, onze Regeering, Land en Volk nog meer dan ooit te beseffen.’ En toen sprong hij te paard, hij en zijn helden, nieuwe kracht scheppend uit het gulden inschrift hunner geliefde, hunner Vrijstaatsche vlag: ‘Geduld, vrijheid en moed!’ |
|