De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 2
(1901)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina 589]
| |
Het Gevecht bij Riverton.
| |
[pagina 590]
| |
gedurende het geheele gevecht, niettegenstaande een verschrikkelijk bombardement der Engelschen, een moorddadig vuur op den vijand onderhielden. Het slagveld ligt bezaaid met lijken en gewonden van den vijand.’ De Griqualanders, onder den verdienstelijken kommandant A.P. van Aswegen, hadden het echter hard te verantwoorden. Zij werden omgetrokken door den vijand, en terwijl een deel nog gelegenheid vond, om de paarden te bereiken, en naar het Transvaalsche hoofdlager te ontwijken, werden 120 man met een versleten kanon, waarvan al heel gauw de affuitwielen waren verbrijzeld, en de laatste bom verschoten, volkomen ingesloten. Zij werden met hard geweld door zes vuurmonden beschoten, hadden slechts een zandbult en eenige klippen en struiken tot schuiling, en konden met hun Henri-Martini's, die door hun kruitdamp hun stellingen verrieden, den vijand, die op 1800 meter (yards) afstands lag, niet bereiken. Zij konden niets doen dan zich stil houden en dat geduchte vuur maar geduldig doorstaan. In den voormiddag bracht een gepantserde trein nieuwe Engelsche troepen aan, die de Griqualanders met onstuimigheid op het lijf vielen. Maar kommandant Van Aswegen, die nu kans kreeg, liet den vijand tot op korten afstand naderen, en liet toen snelvuur geven. Dat gaf een groote verlichting, maar in den namiddag, tegen vier uur, toen de Transvalers den vijand zoo manmoedig hadden afgeslagen, kwam hij opnieuw aanzetten, en het zwak, maar onverschrokken kommando Griqualanders lag tusschen die 4000 Engelschen als tusschen een nijptang beklemd. De burgers waren den geheelen snikheeten dag - de strijd duurde van 's morgens halfzeven tot in den avond - zonder water en voedsel, en de lansiers, die er in den namiddag met geweld een eind aan wilden maken, joegen met ingelegde lansen op de stelling der Griqualanders in. Maar nu deden de Henri-Martini's voortreffelijk werk, en menig lansier, die den vorigen dag met zoo'n gejuich Kimberley was ingereden, zou Kimberley nooit meer zien. Om vijf uur trok de vijand af, doch nauwelijks trachtten de Griqualanders, die al hun paarden hadden verloren, weg te komen, of de vijand keerde opnieuw terug. En nu was de nood op het hoogste gestegen, doch zie, in dit hachelijk oogenblik rees er een zware zandstorm op, die de Griqualanders aan het oog der Engelschen onttrok. De vijanden naderden hen tot op 200 meter, zonder hen te ontdekken, en te acht uur in den avond bereikten de burgers met hun gewonden doodvermoeid het hoofdlager. Nu waren zij in veiligheid. Zij hadden 5 dooden en 5 gewonden, doch de gewonden herstelden.
Was het gevecht bij Riverton voor de Boeren een succes, de prachtige slag, dien Christiaan de Wet deed bij Watervaldrift, en die de | |
[pagina 591]
| |
eerste was van een reeks schitterende overwinningen, was als een heldere zonnestraal in de droeve en sombere dagen van de laatste helft der Februari-maand. Het konvooi, waarop De Wet het verzien had, bestond uit meer dan 200 ossewagens, dat langzaam het groote leger van lord Roberts volgde. Het werd getrokken door 3000 ossen, en voerde voor een maand levensmiddelen mede voor 40,000 man. De inhoud der wagens vertegenwoordigde een waarde van zes millioen guldenGa naar voetnoot1). Gestadig aan trok het konvooi van Ramdam naar Watervaldrift, bereikte het veer Donderdag 15 Februari in de vroegte zonder ongevallen, en begon de drift over te trekken onder de bescherming der 10,000 manschappen van de negende divisie. Maar het was een lastige drift: de oevers steil; op den bodem der rivier de 100 meter breede bedding met in het midden een waterpoel, terwijl de overige bedding uit week, vochtig zand bestond, waarin de wagens tot den dom toe zonken. Er was dus heel wat geduld en tijd voor noodig om dit konvooi, zooals Zuid-Afrika nog geen tweede had gezien, de Rietrivier te laten passeeren. De officieren der negende divisie begonnen dan ook ongeduldig te worden, en voordat het geheele konvooi de drift was doorgetrokken, zette de divisie den gestaakten marsch voort. Het konvooi hield slechts zijn oorspronkelijke bedekking over: een compagnie Gordon-Hooglanders en 150 bereden infanteristen onder kolonel Ridley. De patrouilles wisten mede te deelen, dat er in geen velden of wegen een Boer was te vinden, en de Engelschen vonden het dan ook ten hoogste ongerijmd, toen de Mausers plotseling begonnen te fluiten. Het was negen uur in den morgen, en de soldaten zaten juist aan hun ontbijt. Enfin, van dat ontbijt kwam niet veel meer terecht, en de Engelschen namen snel eenige stellingen in, terwijl de drijvers met alle kracht de ossen tot grooteren spoed aanzetten. Er was nog maar geen Boer te zien, doch de soldaten moesten heel voorzichtig zijn, want nauwelijks kwam hun hoofd of eenig ander lichaamsdeel van achter de bedekking te voorschijn, of pang - daar kwam zoo'n vinnige, verraderlijke Boerenkogel. Doch kolonel Ridley was niet van plan, om dat konvooi er zoo maar aan te wagen. Hij seinde langs de veldtelegraaf aan lord Roberts hoe de toestand was en verzocht om versterkingen. Het was zeker het verstandigste, wat hij kon doen, en de versterkingen kwamen dan ook met bekwamen spoed van Wegdraai: cavalerie, bereden infanterie en zes kanonnen van de zevende divisie. Dat gaf den Engelschen een groote verademing, want Christiaan de Wet had in dien | |
[pagina 592]
| |
Kaart van de bewegingen der Engelschen () en Boeren () van 18 Februari tot 10 Maart.
| |
[pagina 593]
| |
tusschentijd een paar kanonnen de kopjes opgesleept, en van hier een hevig vuur geopend op het konvooi. Het werd thans een heet gevecht. Op last van De Wet stormde kommandant Fourie een vijandelijke stelling, nam het kopje, en maakte 40 krijgsgevangenen, terwijl de aanvallen der Engelschen met grooten nadruk werden afgeslagen. Tegen den avond verscheen de Engelsche generaal Tucker met de veertiende brigade op het gevechtsterrein, maar De Wet had door zijn rapportgangers ook eenige verstrooide afdeelingen Boeren tot zich weten te trekken, zoodat hij nu 600 man bijeen had, waarmede hij zich sterk genoeg gevoelde, om zich eenige duizenden Engelschen van het lijf te houden, en te gelijk het konvooi, waarop hij zijn hart had gezet, te bewaken. Het werd voor lord Roberts zoodoende een zeer onaangenaam geval. Het streed tegen zijn militair beginsel, om de Boeren aan te vallen met minder dan een tienvoudige overmacht aan manschappen en een twintigvoudige overmacht aan artillerie, en ofschoon hij deze overmacht ruim beschikbaar had, zou Cronjé van deze vertraging in zijn krijgsoperaties partij kunnen trekken, om nog te elfder ure te ontsnappen. Het zwaarste moest dus ook het zwaarste wegen, en hoe dringend kolonel Ridley ook om nieuwe versterkingen verzocht, zij kwamen niet. lord Roberts offerde, hoe pijnlijk het hem ook viel, zijn konvooi, om den leeuw van Magersfontein te zekerder te hebben, en we moeten erkennen, dat het van hem in de gegeven omstandigheden een kloek en kordaat besluit is geweest. Het lot van het konvooi was daarmede echter bezegeld. Midden in den nacht namen de Engelschen de vlucht, waarbij nog 20 van hen in handen der Boeren vielen, en den volgenden Vrijdagmorgen 16 Februari nam De Wet het grootste konvooi, dat nog ooit de wildernissen van Zuid-Afrika was doorgetrokken. Het totale verlies der Boeren bedroeg 3 zwaar en 3 licht gewonden, terwijl de vijand 9 dooden en 6 gewonden achterliet op het gevechtsveld. De andere dooden en gewonden, waarvan het cijfer aan De Wet niet bekend was, waren in muilwagens in de richting van Graspan vervoerdGa naar voetnoot1). Nauwelijks echter was de reusachtige buit in veiligheid gebracht, of Christiaan de Wet zat al weer in 't zadel en sloeg met 250 man de richting in van Rondevalsdrift aan de Modderrivier. Na anderhalf uur rijdens ontdekte hij een Engelsche patrouille van 58 man, die op een verlaten plaats in een kraal verscholen was en zich aan de Boeren overgaf. |
|