De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 2
(1901)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina 504]
| |
De derde Poging tot Ontzet van Ladysmith.
| |
[pagina 505]
| |
met hare zieke, uitgeputte bezetting kon tengevolge hebben. Och neen, die prikkel was voor generaal Buller niet noodig: hij hunkerde, om de schande van den Spionkop uit te wisschen. Hij vertelde dan ook aan zijn soldaten, dat hij den sleutel van Ladysmith had meegebracht van den mislukten tocht, en dat hij hen binnen een week te Ladysmith zou brengen. Tot den 4den Februari liet hij zijn leger van de doorgestane vermoeienissen en ontberingen uitrusten in de groote kampen in den omtrek van Potgietersdrift, terwijl hem middelerwijl van Durban nieuwe versterkingen bereikten, waaronder 3 reusachtige kanonnen, ware monsters, en 12 veldkanonnen, die de geweldige overmacht van zijn artillerie nog grooter maakten. Er werden opnieuw, om de Boeren op een dwaalspoor te brengen, schijnbewegingen gemaakt, doch de eigenlijke aanval, die den gordel om Ladysmith moest breken, was op den Vaalkrans gemunt. De Vaalkrans ligt tegenover Mungersdrift (Holendrift) en is de oostelijke uitlooper van een kliprand, die westwaarts doorloopt tot aan den Spionkop, en daar Brakfontein wordt genoemd. Brakfontein was door de Boeren versterkt geworden door een viervoudige lijn van loopgraven, doch de Engelschen waren door hun spionnen goed ingelicht geworden, dat Vaalkrans slechts zwak versterkt was. De krans bestaat uit een klippigen heuvelrug, betrekkelijk vlak in het oosten; over deze vlakte loopt de weg naar Ladysmith. Nog verder oostwaarts verheft de Doornkloof (eigenlijk behoorde de naam Doornkop te zijn) haar trotschen, grillig gevormden top naar de wolken, terwijl haar hellingen een schilderachtige afwisseling geven van steile pieken, spruiten en bosschen. Op Zondag 4 Februari begon het leger de tenten op te rollen, terwijl reusachtige wolken van stuivend stof den Boeren de komst van den vijand kond deden. De volgende morgen was mistig en zoel, en het werd zeven uur, toen de 36 veldkanonnen van Eenboomskop een heftig vuur op den volkomen onzichtbaren vijand te Brakfontein openden. De Boeren lagen, met den Mauser in den arm, met stille vastberadenheid in hun verschansingen; zij hadden het bevel ontvangen, geen schot te lossen zoolang de vijand binnen geen 500 meter afstands was gekomen. Twee bataljons infanterie bewogen zich thans in dunne grijsbruine lijnen in de richting der Boerenschansen, door de batterijen gevolgd. Hier en daar waren de lijnen dik en zwaar, doch de fluitjes der officieren gaven hun schelle seinen over het wijde veld, en de lijnen rekten zich uit, totdat de noodige tusschenruimten waren verkregen. | |
[pagina 506]
| |
De Boerenkommandanten begonnen thans onrustig te worden; van den oostelijken uitlooper van den Spionkop werd het vuur geopend met twee Creusot-kanonnen, terwijl tevens een kanon van Doornkloof zijn granaten slingerde. 't Is waar: de weinige artillerie der Boeren leek kinderspel bij de geweldige vijandelijke batterijen, doch de Boerenartilleristen waren eenig in het uitvinden der beste stellingen, en in het richten waren zij den Engelschen verreweg de baas. De artillerie-officier Pretorius bijv. raakte op 6000 meter afstands dikwijls bij het eerste schot zijn doel; met het tweede schot was het regel. Hij wist met schier wiskundige nauwkeurigheid den afstand te schatten. Hij zag eens een hollend paard; door den afstand leek het niet grooter dan een schoothondje. Ofschoon het holde, schoot hij het met een kanonskogel dood. Een volgenden keer zag hij een Engelschen officier te paard; Pretorius haalde hem met zijn kanon uit het zadel; de officier was letterlijk in tweeën gescheurd. En toen de Engelsche vlag in het vijandelijk kamp hem eens begon te ergeren, schoot hij de schaft dwars af. Al de drie mikpunten had hij met het eerste schot getroffen. Dit juiste schieten der Boeren bracht den vijand dan ook gemeenlijk in de meening, dat de Boeren over een talrijke artillerie beschiktenGa naar voetnoot1) en bij het oprukken tegen Brakfontein meende hij hetzelfde. Intusschen rolde de donder van meer dan 40 Engelsche kanonnen over het veld, een honderdvoudige, dreunende echo wekkend tusschen de hellingen der bergen, terwijl de infanterie langzaam terrein won. Het was tien uur, toen de Mausers begonnen te spreken, terwijl de Boerengranaten het stof bij de Engelsche batterijen in zuilen omhoog wierpen. De Boerenartilleristen deden weer schitterend werk en veroorzaakten den vijand pijnlijke verliezen, doch thans openden de Engelsche houwitsers hun vuur, en spuwden uit hun korte kelen hun ijzeren reuzenbommen. Zij suisden op naar de wolken, en barstten bij hun val met een luiden donderknal. Van de vreeselijke uitwerking, die zoo'n helsch projectiel kan hebben, getuigt het feit, dat een Boer door een van de scherven zoo vreeselijk werd getroffen, dat zijn bovenlichaam honderd voet werd weggeslingerd. Toch waren de ongevallen bij de Boeren uiterst gering; er vielen tien bommen in de minuut, en in spijt daarvan hadden de burgers te Brakfontein, nadat dit wilde vuur reeds uren had geduurd, nog slechts twee dooden. Thans liet generaal Buller zijn oorlogsballon omhoog gaan, terwijl | |
[pagina 507]
| |
Een Engelsche ballon in gevaar.
de luitenant, met de verkenning belast, van uit de mand zijn waarnemingen telephoneerde. Dit was Buller's tweede ballon; de eerste was, tot groot plezier van de Boeren, veertien dagen geleden tegen de klippen van een der koppen bij Spionkop gescheurd en onbruikbaar geworden, terwijl ook deze ballon een dag later nauwelijks aan hetzelfde gevaar ontsnapte. De aanval verzwakte echter, en de vijandelijke batterijen trokken langzaam terug, terwijl de Boeren hun vuur verdubbelden. Hun bommen versplinterden het geboomte van den Zwartkop, waarachter de zware marinekanonnen waren opgesteld, en legden deze bloot. Onder een hagelstorm van kartetskogels joegen de batterijen terug over het veld, en trots het vinnig en verderfelijk vuur der Boeren werd geen oogenblik de orde verstoord. Opnieuw ging een schel gefluit over het veld, en de twee bataljons infanterie, die de vijandelijke stellingen tot op 1200 meter waren genaderd, werden teruggeroepen. Dit was een gevaarlijk werk, want de Engelschen waren bij dien terugtocht over een terrein van minstens 1000 meter breedte aan een hevig vuur blootgesteld, en het behoeft niet te verwonderen, dat de terugtocht bij oogenblikken in de meest teugellooze vlucht dreigde te ontaarden. | |
[pagina 508]
| |
De schijnaanval op Brakfontein heeft den Engelschen, daar zij hem te krachtig aanpakten, veel bloed gekost.
De Engelsche genietroepen waren intusschen met het leggen der schipbrug bij Mungersdrift tegenover Vaalkrans gereed gekomen. De Boeren hadden het leggen der brug wel belemmerd, doch niet kunnen verhinderen, en om twaalf uur in den middag trok de brigade van generaal Lyttelton over de rivier. Zij deed het niet zonder ernstige verliezen. Het Maxim der Boeren, dat de brug bestreek, en de kogels der in droge slooten langs de oevers opgestelde scherpschutters hielden een rijken oogst. De Engelschen stortten bij geheele rijen neer; tweemaal weifelden zij, doch hun officieren drongen hen weer voorwaarts en zij bereikten den anderen oever. De artillerie der Engelschen nam thans nieuwe stellingen in en opende haar vuur op Vaalkrans en Doornkloof. De bergen van Afrika hadden nog nooit zoo'n bombardement gehoord; het was vreeselijk, gruwelijk. Salvo's van lyddietbommen en granaatkartetsen huilden en sisten over de stellingen der Boeren. Er lagen slechts 200 Boeren in deze stellingen onder bevel van generaal Ben Viljoen en generaal Smuts. Zij kropen weg tusschen de tallooze kloven, en lieten dien ijzeren hagel over zich heen gaan. Nooit had de Engelsche artillerie harder geschoten, en nooit was het resultaat geringer geweest. Doch de zaak nam voor de Boeren een ernstige wending, toen de infanterie met een overstelpende meerderheid oprukte. Zij spreidde zich uit, dekte zich achter klippen en mierenhoopen, en golfde in een lange lijn voorwaarts. Zij werd door een krachtig vuur begroet, maar de Johannesburgers, die den zwaarsten aanval hadden te weerstaan, waren te gering in aantal, en konden den vijand niet keeren, terwijl het gevaar groot was, dat het hier staande Nordenfelt-Maxim in de handen der Engelschen zou vallen. Maar de onversaagdheid van Ben Viljoen heeft het kanon gered; hij joeg er mee dwars over het open veld, en terwijl de lyddietbommen links en rechts van hem neerbrulden, bereikte hij met het kanon de veilige dekking. Het kanon verdween voor de oogen des vijands achter de klippen van Doornkloof als een marter in zijn hol. Er is over de houding van Ben Viljoen en zijn Johannesburgers in den slag bij Elandslaagte veel te doen geweest, doch Vaalkrans heeft bewezen, dat deze gewezen politie-agent een hoogst bekwaam en dapper krijgsman was, bij wien het hart klopte op de rechte plaats. Dit oostelijk punt van Vaalkrans, dat door 50 Johannesburgers was bezet, kon echter niet worden gehouden, en zij gaven het na een worsteling van zeven uren prijs. | |
[pagina 509]
| |
De vijandelijke batterijen zich terugtrekkende.
| |
[pagina 510]
| |
Er is beweerd geworden, dat dit uit lafhartigheid geschiedde, doch het is laster. Deze 50 burgers hebben als leeuwen gestreden en verdienen den hoogsten lof. De helft van hen was gesneuveld, voordat de anderen terugtrokken - durft men dan van lafhartigheid spreken? Het was vier uur in den namiddag, toen de Engelsche vlag op de met bloed bespatte klippen van het Johannesburgerkopje werd geplant, en er ging een groot gejuich op in het vijandelijk leger. Geen wonder! Oogenschijnlijk was de ijzeren ring gebroken, die Ladysmith insloot, en generaal Buller scheen den rechten sleutel voor Ladysmith te hebben meegebracht. Maar het was maar schijnbaar, want het Johannesburgerkopje, thans in het bezit van den vijand, werd weer beheerscht door het westelijk gedeelte van den Vaalkrans, waar generaal Smuts den taaisten tegenstand bood, en de trotsche Doornkloof, waar een ander kommando Boeren schuilde. Het was de bedoeling geweest van generaal Buller, om onmiddellijk na het nemen van het Johannesburgerkopje dit kopje te laten bezetten door een krachtige artillerie; de dragonders, huzaren en rijdende artillerie snel te laten oprukken door de gemaakte bres, en de Boeren in hun rug aan te vallen. Doch dit oogenblik was nog niet gekomen, daar generaal Buller, na de pijnlijke ervaring met zijn vijftienponders bij Colenso, ook thans met reden huiverig was, om zijn artillerie op te stellen onder een kruisvuur van Doornkloof en den westelijken VaalkransGa naar voetnoot1). Zoo zette zijn geheele artillerie dan met groote kracht het bombardement der Boerenstellingen voort, doch de Boeren hadden de met dicht gras begroeide hellingen in brand gezet, en de zware rookkolommen maakten het richten onmogelijk. Meer nog. De Boeren verzamelden hun krachten en deden tegen den avond een heftigen tegenaanval, den vijand dwingend, om den oostelijken uitlooper van het Johannesburgerkopje prijs te geven. Er was in den nacht van 5 op 6 Februari van slapen natuurlijk geen sprake. De Engelschen wierpen schansen en borstweringen op, om het gewonnen terrein te behouden, en de Boeren ontvingen versterkingen aan manschappen, die zij goed konden gebruiken, en aan kanonnen, die zij niet minder noodig hadden. Gedurende den ganschen nacht klonken de geweerschoten der wederzijdsche, dicht bij elkander staande voorposten, en de Boeren sjorden een hunner vèrdragende Long-Toms op tegen de woeste helling van de grillige Doornkloof. Toen de zon oprees (Dinsdag 6 Februari), hadden zij hun reuzen- | |
[pagina 511]
| |
werk voltooid, en de Long-Tom slingerde zijn granaten tot in de onmiddellijke nabijheid van het Engelsche hoofdkwartier ten zuiden der Tugela. Generaal Warren liet zich echter (volgens Natalsche couranten) door dien vervaarlijken morgengroet niet afbrengen van zijn gewoonte, om een bad te nemen, en in het open veld, terwijl de bommen over hem heensuisden, sprong hij in een groote badkuip. Dat was nu alles heel mooi, doch terwijl hij daar zat te ploeteren, ontving hij een dringende boodschap van den opperbevelhebber, generaal Buller, om dezen te spreken. Het was een kritiek geval. Hij verzocht den ordonnans, den generaal te rapporteeren, dat hij zeer bezet was, doch ten spoedigste zou komen. Maar generaal Buller had haast, en kwam nu zelf, terwijl de verbaasde soldaten het zeldzaam schouwspel genoten, twee generaals op het gevechtsterrein met elkander te zien beraadslagen: de eene in het zadel en de andere in het bad. Tevergeefs trachtte intusschen de Engelsche artillerie Long-Tom tot zwijgen te brengen; van de barstende lyddietbommen rookte de omtrek als een oven, en toch bleef het reuzenkanon onbeschadigd. Het was den Engelschen onmogelijk, zijn ware stelling te ontdekken; slechts een seconde, als de granaat de monding verliet, was zijn afschuwelijke muil bij de vlam van den vuurstraal aan den gezichteinder zichtbaar. Maar de vuurstraal doofde, en Long-Tom scheen te verzinken in de spelonken der Doornkloof, totdat een nieuwe vuurstraal zijn aanwezigheid verried. Generaal Hildyard rukte nu op, om de brigade van generaal Lyttelton, die het Johannesburgerkopje had bezet, te ondersteunen, en bereikte den voet van het kopje. Doch verder kwamen de Engelschen voorloopig niet, en ofschoon hun artillerie onophoudelijk de Boerenstellingen beukte, en hun granaten tot in de lagers der Boeren barstten, moest een onbevooroordeeld opmerker toch tot de slotsom komen, dat de voorwaartsche beweging der Engelschen tot een bedenkelijken stilstand was gekomen. De Boeren begonnen nieuwen moed te scheppen, al werd de wakkere Ben Viljoen bewusteloos van het slagveld gedragenGa naar voetnoot1). Generaal Smuts en andere aanvoerders vervulden op waardige wijze zijn plaats, en tegen den namiddag drongen zij met zooveel kracht tegen de Engelsche stellingen op, dat de vijand opnieuw een deel van zijn met zooveel kostbaar bloed gekocht terrein moest prijsgeven, en zich slechts door een scherpen bajonetaanval de Boeren van het lijf kon houden. | |
[pagina 512]
| |
Er werd een tweede schipbrug gelegd, en tegen den avond werden de vermoeide bataljons van generaal Lyttelton vervangen door de versche brigade van generaal Hildyard, terwijl nieuwe borstweringen werden opgeworpen. Het was een lieflijke, stille nacht, die nacht van 6 op 7 Februari. De maan scheen helder aan den blauwen hemel; de pompende geluiden van het groote Nordenfelt-Maxim-kanon der Boeren klonken zonderling door den zoelen, vredigen nacht - het waren de laatste, wegstervende akkoorden der geweldige doodenmuziek, die twee dagen lang de lucht had doen trillen. De slag was gestreden; generaal Buller gaf het op. Den vorigen avond was krijgsraad gehouden - evenals voor den slag bij den Spionkop een veeg teeken! - en de meerderheid der hoofdofficieren, waaronder generaal Buller, besloot tot den terugtocht. Generaal Hart was voor het doorzetten van het plan - tot elken prijs; hij stelde de bestorming voor van de Doornkloof. Doch bij generaal Hart wogen de menschenlevens licht, nòg lichter dan bij de andere generaals, en hij stond met zijn voorstel alleen. Denzelfden nacht nog trok het leger met groote haast en in tamelijke wanorde terug, en toen de Boeren den volgenden morgen nieuwsgierig hun hoofden oplichtten van achter de klippen, waar zij lagen, was het Johannesburgerkopje ontruimd, terwijl het vijandelijke leger als een reusachtige slang langzaam oostwaarts trok, naar Chievely, van waar het den 12den Januari zoo trotsch en overmoedig was opgetrokkenGa naar voetnoot1). Er ging een groot gejuich op bij de Boerenkommando's op dit gezicht, en de dappere mannen, die drie dagen lang honger, dorst en de bitterste ontberingen hadden doorstaan, genoten de glorie der zegepraal. Maar dit genot was niet onvermengd, want toen zij de vlakten van het Johannesburgerkopje beklommen, vonden zij er twee en twintig lijken der hunnen - het waren de Johannesburger helden, die twee dagen vroeger bij de verdediging van deze stellingen in den dood waren gegaan voor vrijheid en recht. Hun lichamen begonnen reeds tot ontbinding over te gaan; het was een vreeselijk schokkend gezicht. Nog vond men er zeven Boeren gewonden, die daar eveneens twee dagen, zonder dat de vijand hun één teug water had geboden, onder de verschrikkelijkste folteringen hadden gelegen. Doch dit lijden was nu geleden, en de dooden ontvingen een laatste rustplaats. Behalve dit harde verlies bedroeg het geheele verlies der Boeren, | |
[pagina 513]
| |
tijdens de Vaalkransgevechten van 5-7 Februari, slechts 7 dooden behalve de gewonden. Volgens Engelsche berichten bedroegen de verliezen der Engelschen 370 man aan dooden en gewonden, doch zonder twijfel had hun onoverwinnelijke neiging, om hun eigen verliezen te laag en die der Boeren te hoog op te geven, hun ook dezen keer weer parten gespeeld. In de verlaten stellingen vonden de Boeren nog de lijken van onbegraven soldaten. Zoo had generaal Buller dan toch nog een valschen sleutel in zijn zak gestoken, toen hij zijn derde poging tot ontzet van Ladysmith had gewaagd, en het zou er voor het ontmoedigde en uitgeputte garnizoen van Ladysmith zeer bedenkelijk hebben uitgezien, zoo de Boeren onder de bezieling der nieuwe zegepraal een bestorming van Ladysmith hadden gewaagd. Maar de Boeren deden het niet. Zij rustten uit op hun lauweren. |
|