De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 2
(1901)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendEngelsche Manieren in de Kaapkolonie.De Engelschen waren zeer verbitterd, en de Afrikaanders in de Kaapkolonie werden op een onwaardige wijze geplaagd en mishandeld. Generaal Schoeman telegrapheerde den 13den December van Rensburg, dat de Engelschen den vorigen dag de hoeve van Geldenhuis, een Afrikaander, met artillerie hadden beschoten. Er waren geen gewapende burgers; slechts de familie was aanwezig. Eenige schoten gingen door den muur; één door het dak. Toen het ongelukkige huis genoeg gebombardeerd was, kwamen de dappere Engelschen en namen den huisvader brutaalweg gevangen. Gelukkig was generaal Schoeman niet al te ver weg; met de eerste granaat uit zijn kanon verjoeg hij den vijand, die zelfs den gevangengenomen Geldenhuis in zijn overhaaste vlucht in den steek liet. | |
[pagina 429]
| |
De Kaapsche politie arresteerde J.P. van Zijl, een der kerkeraadsleden der Nederduitsche Gereformeerde Gemeente te Molteno, een eenvoudigen, oprechten man, alsmede C. Venter, ook lid dier Gemeente. Zij werden in spijt van het jammeren hunner vrouwen en kinderen onbarmhartig in den tronkGa naar voetnoot1) geworpen, terwijl hun eenige misdaad was, dat zij stille, ordelievende burgers waren. Zij bleven vier dagen in den tronk, toen de wakkere burgemeester van Molteno hun invrijheidstelling gelastte. De aanklacht, door twee Kaffers gedaan, luidde, dat zij bij het republikeinsche kommando behoorden, ofschoon door vele getuigen kan worden bewezen, dat het een leugenachtige aanklacht was. Potgieter en Grobbelaar, twee achtenswaardige Boeren uit hetzelfde district, werden eveneens in den tronk geworpen, en er drie dagen gehouden, zonder dat hun de reden werd gezegd. Doch de burgemeester kon die schandelijke rechtsverkrachting niet langer aanzien en ontsloeg hen. Toen aan de politie werd gevraagd, waarom zij deze Boeren had in hechtenis genomen, verklaarde zij, het gedaan te hebben op de aanklacht van een Kaffer. Doch deze Kaffer was zoek. Hij was gevlucht - kon de politie dat helpen? J.J. de Wet werd door zeven politie-agenten in zijn woning gearresteerd op aanklacht van hoogverraad. De politie scheen hemel en aarde te willen bewegen, om zijn schuld te bewijzen; men sleepte hem van den éénen getuige naar den anderen, alles zonder het doel te bereiken, en de rechtschapen burgemeester werd dat geplaag moede. Hij stelde De Wet in vrijheid. Een inzender in ‘Ons Land,’ een LoyaleGa naar voetnoot2), beklaagde zich over de volgende feiten. De Kaapsche politiemannen namen, 600 meter van zijn woning, hem 15 merries en 11 jonge veulens af. Daarna begaven zij zich naar zijn woning en haalden den heelen boel het onderstboven. Zelfs de bedden werden omgekeerd. Zij zochten naar eenige Republikeinen, doch vonden hen niet. De man zond daarop den knecht naar zijn schapen; op dien knecht werden door de agenten twee schoten gelost. De inzender in ‘Ons Land’ verklaarde, dat de dieven hem 's nachts 10 paarden, 12 beesten en 90 schapen hadden afgestolen, en wat de dieven achterlieten, werd overdag door de Kaapsche politie zonder eenige vergoeding weggepakt. Te Nauwpoort werden door de soldaten van generaal French 10.000 schapen bijeengedreven, alle het eigendom van Kaapsche Boeren. De troepen aten er honderd per dag op, doch de Boeren kregen geen cent | |
[pagina 430]
| |
vergoeding. Te Molteno werden de pakhuizen der Koloniale Meelmaatschappij geplunderd, en werd de molen ten slotte vernield. In de als oproerig beschouwde districten werd de krijgswet afgekondigd, en alle wapens en ammunitie moesten worden ingeleverd. Zoo werden de Boeren weerloos tegenover de Kaffers. Trouwens, de deur werd wijd opengezet voor allerlei verdachtmakingen, waarnaar de politie maar al te gretig luisterde, en de boer, die de meeste en de vetste schapen had, liep het grootste gevaar. Doch de Engelschen hebben zwaarder straffen dan de tronk en het rooven der bezittingen. Een Engelsche artilleristGa naar voetnoot1) schreef van de Oranje-rivier het volgende: ‘Het pijnlijkste om te zien was een Hollandsche spion, die gevat werd. Hij stond terecht en werd tot den kogel veroordeeld. De arme kerel moest zijn eigen graf graven. Toen hij gereed was, moest hij er naast gaan staan. Twaalf soldaten traden daarop uit het gelid en moesten een geweer kiezen uit een twaalftal, waarvan er zes geladen en zes ongeladen waren. Geen hunner wist dus, wie hem doodschoot. De arme kerel zei geen enkel woord. Het was in een paar minuten voorbij.’ |
|