De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 1
(1899)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendDe Slag bij Modderrivier.
| |
[pagina 369]
| |
noordelijken oever van de rivier van denzelfden naam, en wordt als plaats van uitspanning veel bezocht door de diamant-koningen van Kimberley. Mijlenver strekken zich langs den noordelijken oever dichte bosschen uit, terwijl deze door zijn hooge ligging het terrein aan den zuidelijken rivierkant over een aanmerkelijke breedte beheerscht. Hier, op dezen oever, hadden de Boeren zich krachtig versterkt, schansen gebouwd, borstweringen opgeworpen en hooge wallen van zandzakken opgestapeld, die in het gebrek aan klippen moesten voorzien. Zij hadden tevens de ijzeren spoorbrug totaal vernield en de spoorlijn ten zuiden der Modderrivier over een uitgestrektheid van twee mijlen opgebroken, om de nadering van gepantserde Engelsche treinen te beletten. Vervoer van gewonde matrozen naar het hospitaal, na den slag bij Graspan.
In de nabijheid der vernielde brug stonden twee hotels: steenen huizen met een aantal uit gegalvaniseerd ijzer opgetrokken bijgebouwen, omringd door geboomte. Deze groep gebouwen vormde het centrum der Boerenstellingen; ten westen der brug strekte zich hun rechtervleugel twee mijlen ver uit, terwijl hun slagorde ten oosten dier brug was opgesteld langs de noordelijke oevers der Modderrivier en der Rietrivier, die een halve mijl ten oosten der spoorbrug in de Modderrivier vloeide. De Rietrivier is 300 meter, de Modderrivier 400 tot 500 meter breed; langs hun zuidelijke oevers waren zwakke Boerenvoorposten opgesteld, die zich bij de nadering van den vijand langzaam zouden terugtrekken. De stellingen der Boeren vormden een hoefijzervormige bocht, waarvan | |
[pagina 370]
| |
de opening naar het zuiden was gekeerd, terwijl zij van het struikgewas uitnemend partij hadden getrokken, om zich verdekt op te stellen. Op den rechtervleugel stonden de Vrijstaters, sterk 1000 man, onder generaal De la Rey, op den linkervleugel de Transvalers, sterk 800 man, onder generaal Cronjé. Er was weinig proviand in de lagers der Boeren, en met hongerige magen wachtten zij den vijand af, wiens zware verliezen, te Belmont en Graspan geleden, door versterkingstroepen ruimschoots waren aangevuld.
De Engelsche soldaten hadden op hun ijlmarschen door de waterlooze wildernissen veel dorst geleden, doch de Modderrivier zou nu spoedig zijn bereikt, en daar zouden ze kunnen drinken naar hartelust. Terreinkaartje van den Slag bij Modderrivier.
Gun kanon; Trenches loopgraven; Wood bosch; Coldstreams attempt to cross Poging van het Coldstreams-regiment om de rivier over te trekken. Om halfvijf in den morgen van 28 November rukte het leger op van Witkoplaagte naar de rivier. Den vorigen namiddag had lord Methuen, de opperbevelhebber, met zijn staf den omtrek onderzocht, en was de rivier dicht genaderd, doch had schim noch schaduw van een Boer ontdekt. Het was een koele, heldere morgen, en alles voorspelde een schoonen, schitterenden zomerdag. De hazen sprongen op uit hun lagers, de dikkops stegen klapwiekend op in de lucht, en een vlucht trapganzen streek laag over het veld. De soldaten marcheerden, nu zij zich aan het eind waanden van hun ontberingen, vol moed voort; en de officieren verwachtten op het ergste een korte schermutseling met een handvol ontzenuwde Boeren, toen de opperbevelhebber de verrassende tijding ontving, dat de Republikeinen | |
[pagina 371]
| |
De Modder- en de Rietrivier in het droge seizoen.
De Modderrivier.
| |
[pagina 372]
| |
zich bij de Modderrivier in aanmerkelijk aantal hadden verschanst. Maar het bericht verontrustte hem niet. Zijn verkenners hadden hem gerapporteerd, dat de Modderrivier en de Rietrivier overal passeerbaar warenGa naar voetnoot1), en hij hield zich overtuigd, met zijn 10,000 man en zijn sterke artillerie de vijandelijke flanken te kunnen omtrekken en de Boeren op te jagen uit hun stellingen. Ja, zoo zeker was deze overmoedige man van zijn zaak, dat hij zelfs vergat, zijn generaals en bataljonskommandanten in kennis te stellen met het jongste rapport. Hij achtte het van grooter gewicht, bijtijds zijn orders te geven voor een stevig ontbijt, en dat hij er geen kruimel van heeft gehad, moet hij niet wijten aan zijn kok, maar aan de Boeren. Zoo stelde zich dan het leger, dat den nacht vooraf op 9 kilometer afstands van de Modderrivier had gekampeerd, onmiddellijk in beweging: de garde op den rechtervleugel, in het oosten, de negende brigade op den linkervleugel, in het westen, de artillerie over beide flanken verdeeld. De eerste Boeren werden gezien om halfzeven; het was een afdeeling van 500 bereden burgers, die, om de Engelschen te lokken, weggaloppeerden naar het oosten, en op een afstand van 4500 meter openden 4 zware marine-kanonnen het vuur. De artillerie van majoor Albrecht gaf een krachtig antwoord, doch werd door de overmachtige vijandelijke artillerie hevig beschoten, en verstomde allengs, wat de Engelschen in den waan bracht, dat zij was vernield. De garde ontving nu bevel om te avanceeren en bereikte - op 800 meter afstands van de Boerenstellingen - een zwakke, grasrijke terreinverhooging, die langzaam afliep naar den zuidelijken rivieroever. In het westen zagen de Boeren eveneens een lange, dunne lijn khakigekleede infanterie naderen - het was de negende brigade. Cronjé en De la Rey hadden een goed plan gemaakt; de burgers zouden in hun onzichtbare stellingen den vijand tot op 400 meter afstands laten naderen alvorens vuur te geven. Zoo dit plan was uitgevoerd, zou de Engelsche krijgsmacht onder lord Methuen zijn weggevaagd van den aardbodem, doch onder de Vrijstaters waren vreesachtige elementen, en toen de vijand op 800 meter afstand was genaderd, openden zij een snelvuur. Langs de geheele Boerenlinie klonk nu het geknetter der Mausergeweren als het knappen van zwaar, droog hout in een oven, terwijl het eentonige pom-pom van een voortreffelijk Boeren-MaximGa naar voetnoot2), opgesteld op de landtong tusschen de samenvloeiing der Modderrivier en Rietrivier, er boven uit dreunde. Al hadden de Boeren hun vuur te haastig geopend, vreeselijk was het toch; het Maxim, dat de garde vergezelde, werd door het Boeren-Maxim | |
[pagina 373]
| |
in zes schoten vernield en al de bedieningsmanschappen werden gedood of gewond. Het was voor de Engelschen een slecht begin. De garde wierp zich onder het ontzettend vuur, dat gruwelijk goed was gericht, plat tegen den grond, nu en dan vooruitspringend, om eenige meters terrein te winnen, en het kanon- en geweervuur vereenigde zich tot een gedreun als het ontploffen van ontelbare voetzoekers. Het vuur staakte geen oogenblik. Onophoudelijk rolde het Engelsche artillerievuur in alle richtingen over het slagveld, en de stellingen der Boeren werden door granaat-kartetsen overstelpt. Doch de Boeren-scherpschutters lagen stil en onbeweeglijk achter hun schansen, wachtten hun tijd af en schoten de soldaten, die zich blootgaven, weg als boschduiven. Ook de artillerie van majoorReuzen-Mierenhoop.
Albrecht, die tot de grootste verbazing van den vijand haar vuur hervatte, verdiende hier den dank van het vaderland, en wat zij in aantal op den vijand te kort schoot, werd weer goedgemaakt door de groote bekwaamheid en den doodverachtenden heldenmoed der Vrijstaatsche artilleristen. Het verging de negende brigade niet beter dan de garde. Het was duidelijk, dat het leger plotseling in een alleronaangenaamste positie was geraakt, terwijl er aan geen flankaanval, om het front te ontlasten, kon worden gedacht, daar bijna ieder man in het front werd vastgehouden. Door verregaande lichtzinnigheid was lord Methuen in een strijd gewikkeld, dien hij niet had bedoeld, doch evenmin kon afbreken, en er schoot niets anders over dan de hoop, dat de krijgstucht en de dapperheid zijner | |
[pagina 374]
| |
troepen zijn fouten zouden goedmaken. Hij seinde onmiddellijk naar Belmont om de komst der daar achtergebleven veldbatterij, en galoppeerde naar het front. Ondertusschen liet hij 12 veldkanonnen oprukken en op 2000 meter van de Boerenstellingen - binnen de vuurlijn der Mausergeweren - afhaken, en het dorp Modderrivier en het centrum der Boerenstellingen onder een zwaar vuur nemen. Op den toeschouwer maakte het slagveld een vreemden, zonderlingen indruk. Van de Boeren zag hij niets, totaal niets - de Engelsche infanterie lag plat op den grond, terwijl het khaki hunner uniformen met den bruingrijzen grond versmolt tot ééne kleur. Het scheen, alsof de schimmen van het geestenrijk hier hun veeten uitvochten, doch het geknetter van het geweervuur, het gedreun van het kanon en het gestamp van het Boeren-Maxim bewees, dat het menschen waren van vleesch en bloed. De Engelschen konden niet meer avanceeren. Sommige officieren waagden een wanhopige poging, sprongen overeind en sloegen dood tegen den grond. De zon rees al hooger - de hitte klom tot 110 graden Fahrenheit. De granaten der Boeren sloegen de hooge mierenhoopen uiteen, en de verontruste mieren liepen den Hooglanders bij duizenden over het gelaat, over de handen, over de naakte knieën, terwijl de soldaten zich niet durfden verroeren, uit vrees, het vuur van den vijand tot zich te trekken. Soms kwam er een frissche bries, den rok van een Hooglander plooiend, en reeds die geringe beweging kon hem het leven kosten. Slechts een onbeweeglijk stilliggen gaf nog eenige kans op behoud, en velen, wier zenuwen haar ontvankelijkheid hadden verloren, vielen van vermoeidheid in slaap, om eerst in de eeuwigheid te ontwaken. Anderen werden gekweld door een verschrikkelijken dorst, terwijl de wetenschap, dat eenige honderden meters vóór hen de rivier stroomde, de kwelling nog grooter maakte. De dorst werd bij sommigen ondraaglijk, en den dood tartend, kropen zij naar de achterhoede, waar de waterkarren stonden, en..... sneuvelden. De ambulance-dragers toonden de grootste toewijding, maar zij moesten vanwege het vreeselijk vuur hun menschlievenden arbeid staken. Zoo bleven de arme gewonden dan hulpeloos achter, en terwijl zij tot lessching van hun brandenden dorst niets anders ontvingen dan den rook van het kruit en den reuk van hun eigen bloed, dat opdampte van het slagveld, waren zij gedoemd tot een langzamen dood. Zoolang de soldaten in onbeweeglijke houding lagen, was het vuur der Boeren betrekkelijk zwak, daar zij de khaki-uniformen moeielijk konden onderscheiden van den harden grond, doch de geringste beweging - het opsteken van een hand, het overreiken van een veldflesch, het oplichten van een hoofd - deed den grond scheuren van kogels; en waagden de soldaten een poging, om met een korten aanloop vooruit te komen, dan | |
[pagina 375]
| |
kwam er een hagelstorm van lood, dicht als de stralen uit een gieter. terwijl de moorddadige kleine pondsgranaten van het Boeren-Maxim door de lucht huilden en loeiden met het geluid van hard gepersten, ontsnappenden stoom, en uitéén-barstten in harde, zenuw-schokkende slagen, fonteinen opwerpend van rood, stuivend zand. De officieren gaven hun manschappen een lofwaardig voorbeeld van dapperheid, maar de kogels der Boeren maaiden alles weg, wat op de vlakte verscheen, en de armen van het reusachtig hoefijzer, waartusschen de Engelsche bataljons bekneld waren, werden de vlammende armen van een Moloch, die geen erbarming kent. Het was drie uur, toen majoor Grant met de versche 62ste veldbatterij uit Belmont kwam aangaloppeeren. Hij had in de gloeiende hitte een marsch van 25 mijlen afgelegd, waarbij hij vier paarden had dood-gejaagd, en rukte onmiddellijk op in de vuurlinie. Al de batterijen openden nu te gelijk haar vuur; het was alsof de hel losbrak, en de dappere Boerenartillerie, die den ongelijken strijd zooveel uren lang met eere had volgehouden, verstomde. De 62ste batterij rukte nu voorwaarts tot op 900 meter van de Boerenstellingen en overstelpte hun rechtervleugel, waar de Vrijstaters stonden, met granaat-kartetsen. Merkbaar verflauwde op deze zijde het geweervuur der Boeren. Daarna wendde dezelfde batterij zich rechts, om de in het nauw gebrachte garde te verlossen, en brandde eerst los toen zij de Boerenstellingen tot op 800 meter was genaderd. Maar zij had hier een vreeselijken stand. Het Transvaalsche vuur sloeg de paarden dood achter, en de artilleristen dood naast de kanonnen. Slechts | |
[pagina 376]
| |
De 62ste batterij genaderd tot op 800 M. van de Boerenstellingen.
| |
[pagina 377]
| |
met de grootste moeite en ten koste van buitensporige offers kon de batterij zich handhaven, maar de garde dacht aan haar ouden roem, en onder de oogen van den opperbevelhebber, lord Methuen, sprong een kleine afdeeling onder kolonel Codrington in de Rietrivier, om den anderen oever te bereiken. Zij bereikte ook den overkant, doch raakte in een vijandelijk kruisvuur, en moest, om niet vernietigd te worden, snel terug, waarbij nog eenige manschappen jammerlijk verdronken in den snellen stroom. Lord Methuen zag, dat hier niets te winnen was. Hij gaf zijn paard de sporen en galoppeerde naar zijn linkervleugel. Door zijn lichtvaardigheid had hij zijn troepen gewaagd in de kaken des doods - nu zou hij toonen, dat hij zijn leven even goed durfde wagen als dat van zijn geringsten soldaat. Zijn schitterende moed joeg hem voorwaarts tot aan den oever der Modderrivier, en zich aan de spits stellend van een bataljon Hooglanders, sprong hij in den stroom, om den anderen oever te bereiken. Doch hij kwam niet ver; alle heldenmoed was hier tevergeefs. Een kogel trof hem in de dij, en het opperbevel ging over in handen van generaal-majoor ColvilleGa naar voetnoot1). Kolonel Stopford zag, dat zijn manschappen terugtrokken. ‘Waarom retireert ge?’ vraagde hij, doch op dit oogenblik trof hem een granaatsplinter, vóór in de borst. Hij stortte achterover, richtte zich echter met groote inspanning op zijn knieën op, vouwde de handen en bad. Daarna sloeg hij achterover en was een lijk. Graaf GleichenGa naar voetnoot2), een verwant van koningin Victoria, werd ernstig gewond; kolonel Northcott, stafofficier, die aan generaal Pole-Carew, den aanvoerder der negende brigade, versterkingen zou brengen, werd door een granaatsplinter in den hals getroffen en overleed den volgenden dag. Pole-Carew gaf het echter niet op; hij bespeurde, dat het Vrijstaatsche geweervuur verflauwde, en aan 400 man infanterieGa naar voetnoot3) gelukte het, over een dam ten westen der vernielde spoorbrug den noordelijken oever te bereiken. Dat was het kritieke moment voor de Vrijstaters. Honderden hunner verlieten flauwhartig hun schansenGa naar voetnoot4), en trokken terug, hun kameraden | |
[pagina 378]
| |
‘De garde dacht aan haar ouden roem.’
| |
[pagina 379]
| |
op treurige wijze in den steek latend. Het was het gevaarlijkste oogenblik van den ganschen dag, en hadden de Engelschen er snel partij van weten te trekken, dan hadden de Boeren waarschijnlijk een zware nederlaag geleden, en zonder twijfel hun artillerie, die geheel ontbloot werd, verloren. Doch de Engelschen lieten het juiste oogenblik ongebruikt voorbijgaan, en hun infanterie, die den noordelijken oever had bereikt, bleef niet alleen zonder ondersteuning, maar door een schromelijke vergissing zagen de Engelsche artilleristen hen voor Boeren aan en beschoten hen met granaat-kartetsen. Tegelijkertijd ontvingen zij het Mauservuur van andere Vrijstaters, die door dubbele dapperheid het gemis der gevluchte makkers trachtten goed te maken, en de Engelsche infanterie moest terug. Zoo was majoor Albrecht in staat om den opdringenden vijand door kartetsvuur op een afstand te houden, totdat een afdeeling Boeren hem met zijn kanonnen in veiligheid bracht. Het rapport van generaal Cronjé over dit gedeelte van den slag luidde als volgt: ‘Zoodra het donker werd, waren wij genoodzaakt gestadig terug te trekken, daar de zijde der Vrijstaatsche burgers zoodanig verzwakt was, dat het voor de overige Vrijstaters onmogelijk was vol te houden, ja zelfs zoo, dat majoor Albrecht, het hoofd van de Vrijstaatsche artillerie, die zoo dapper gestreden heeft, aan mij vraagde, zijn grof geschut te komen beschermen.’ Cronjé bevond zich tijdens den terugtocht der Fauresmith burgers in de uiterste oostelijke stellingen, waar hij met pijnlijke verbazing het | |
[pagina 380]
| |
bericht van den terugtocht vernam. Hij en De la Rey waren daarna gedwongen, om den slag voort te zetten tot de duisternis inviel, ten einde hun eigen terugtocht te dekken. Zoo eindigde deze merkwaardige, bloedige slag. 1500 Engelschen lagen dood of gewond op het vreeselijk doodenveldGa naar voetnoot1), en de Engelschen sloegen hun kamp op den door bloed doorweekten bodem op. Zij verkeerden nog altijd in de meening, dat het zware werk den volgenden dag zou moeten worden hervat, doch midden in den nacht braken de Boeren, wier posities door den terugtocht der Fauresmith-burgers onhoudbaar waren geworden, op; de ossen werden in de grootste stilte voor de wagens gespannen, en zwijgend trokken de dappere verdedigers der Modderrivier het noorden in, een nieuwe stelling zoekend, om den vijand te staan. Het verlies was betrekkelijk zeer gering: 40 dooden behalve de gewonden. Onder de gewonden bevond zich een zoon van generaal De la Reij; reeds den volgenden morgen liet hij het jonge leven. Het was een harde zaak voor den kommandant, doch het verlies der Modderrivierstelling trof dezen grooten vaderlander nog sterker dan het verlies van een geliefd kind. Het dorp Modderrivier was tot een puinhoop geschoten, de gewonden der Boeren werden in twee alleenstaande huizen achtergelaten, terwijl om de ambulance werd gezonden. Deze kwam tijdig aan, doch werd door | |
[pagina 381]
| |
Boodschappers uit het benarde Kimberley, in het kamp bij de Modderrivier aankomende.
| |
[pagina 382]
| |
den Engelschen generaal - krijgsgevangen gemaakt, en opgezonden naar Kaapstad. Zóó verstond hij het volkenrecht, en de arme gewonden der Boeren moesten maar zien hoe zij klaar kwamenGa naar voetnoot1). Te Kaapstad aangekomen, vernamen de dokters, dat alles op een - misverstand berustte, en zij mochten weer terug. Te Graspan was trouwens drie dagen vroeger eveneens een volledige Boeren-ambulance krijgsgevangen gemaakt - ook al een pure vergissing. Doch de Republikeinen begrepen, dat het de bedoeling der Engelschen was, om hen met opzet van geneeskundige hulp te ontblooten, ten einde hen huiverig te maken voor een nieuw gevecht. Zij waren diep verbitterd en de valsche vijand zou het gewaarworden bij Magersfontein! |
|