De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 1
(1899)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendDe Slag bij Graspan.Ga naar voetnoot1)
| |
[pagina 365]
| |
den laten avond sloegen de Engelschen hun kamp geen uur gaans van het Boerenlager op. Generaal De la Rey, die hier stond met 2500 man, verwachtte den vijand dan ook elk oogenblik, en de Boeren stonden naast hun opgezadelde paarden, den teugel om den arm geslagen, het geweer over den schouder en den bandelier over de borstGa naar voetnoot1). Vroeg in den morgen werd hel kamp gealarmeerd door het geroep: ‘De vijand komt!’ en terwijl de paarden snel aan lange lijnen werden vastgebonden, namen de Boeren op de omringende heuvels stelling, inderhaast eenige klipschansen opwerpend. De vijand kwam met pak en zak: te voet, te paard, per spoor, de geheele divisie, terwijl zijn artillerie zesmaal sterker was dan die der Boeren. De Engelschen lieten de voor de wagens gespannen muildieren in hun tuigen staan, hetgeen den brandwachten der Boeren de opmerking ontlokte, dat de Rooineks vandaag een kort proces wilden maken, een opmerking, die juist was, want Lord Methuen had het plan, om het geheele legertje der Boeren te omsingelen en krijgsgevangen te maken. De brutale lanciers begonnen den slag door vooruit te zwermen en de Boeren te verontrusten, doch een goed gericht geweervuur deed hen als een troep hazen verstuiven. Dit echter was slechts kinderspel, en de ernst van den strijd begon eerst, toen de Engelsche batterijen hun vuur openden, en een regen van bommen neerdonderde in de stellingen der Boeren. Het artillerievuur van Belmont was er niets bij, doch majoor Albrecht hield met zijn 3 kanonnen en eenige Maxims manmoedig stand, totdat het gevaar, door den vijand te worden afgesneden, hem dwong tot den terugtocht. In 't bijzonder trok een zijner artilleristen, met zijn stuk op een grasrijken heuvelrug geplaatst, door de wiskundige nauwkeurigheid van zijn schot de aandacht van den vijand. Een volle marine-batterij ontving bevel, hem tot zwijgen te brengen, doch het Boerenkanon was onzichtbaar voor den vijand, want het stond verdekt achter den kliprand, en niets dan het zwakke rookwolkje uit de monding verried zijn aanwezigheid. Uit de richting van het vuur kon de vijand waarnemen, dat de artillerist in het eerst zijn aandacht wijdde aan een veldbatterij, vervolgens aan een afdeeling cavalerie-paarden. Daarna kreeg het marinekanon met zijn bedieningsmanschappen zijn beurt, en telkens was de afstand zoo juist berekend en het schot zoo koelbloedig en nauwkeurig gericht, dat de Engelsche officieren er zich ten hoogste over verbaasden. In spijt der wanhopigste pogingen van den vijand bleef dit kanon ongedeerd, en eerst in het uiterste oogenblik verliet onze artillerist met zijn kanon zijn kopje: kalm, alsof het parade was. Onder dekking van het zware artillerievuur, en terwijl de stellingen | |
[pagina 366]
| |
De Slag bij Graspan.
| |
[pagina 367]
| |
der Boeren werden bestookt door granaat-kartetsen, namen de Engelschen hun stellingen in: de infanterie op den rechter- en linkervleugel, de marinebrigade in het centrum, en omstreeks tien uur in den voormiddag zette de infanterie de bajonet op het geweer, en stormde tegen de niet hooge doch steile heuvels op. De Boeren hielden zich flink, vochten met prijzenswaardigen moed, en weken eerst, toen de flankbewegingen van den vijand hun den terugtocht dreigden af te snijden. De marinebrigade trok op in een enkele lijn, ieder man op zes pas afstands van zijn nevenman, en terwijl zij in korte aanloopen den voor hen opstijgenden, schijnbaar onbezetten heuvelrug naderden, begon deze plotseling te krioelen van Boeren, die den vijand op een moorddadig geweervuur onthaalden. Vooral de marineofficieren, die door hun sabels goed te onderscheiden waren, leverden voor de Boeren-scherpschutters een uitstekend mikpunt, en hadden het zwaar te verantwoorden. Doch terwijl hun officieren werden weggemaaid, stormden de mariniers moedig voorwaarts, en klommen, dichter aaneensluitend, tegen de helling op. Nu
Luit. Generaal Lord Methuen.
echter was het vuur niet meer uit te houden; de Mauserkogels deden den grond opstuiven als een zandstorm; kommandant Ethelston, majoor Plumbe, kapitein Senior sneuvelden, en de manschappen deinsden achteruit als schichtig geworden paarden, om schuiling te zoeken. Toen rukte de Engelsche artillerie vooruit, en overstelpte den heuvelrug met kartetsen, terwijl links en rechts de infanterie voorwaarts stormde, om de zwaar geteisterde mariniers lucht te geven. Opnieuw stormden dezen, woeste wraakkreten uitstootend, naar boven, sprongen door die lijn van vuur en dood, en bereikten den top. Maar de Boeren waren verdwenen, en terwijl de Engelschen een blik achterwaarts wierpen op dien vreeselijken gang, dien zij hadden gemaakt, zagen zij de helling van den heuvel bezaaid met hun dooden en gewonden. De helft der brigade lag daar; de meeste dooden met beide handen nog krampachtig geslagen om het geweer, met de bajonet er op. De Boeren sprongen intusschen in 't zadel, en joegen het noorden in, naar de open vlakte, terwijl een sterke afdeeling lanciers en bereden infanterie hen trachtten voor te komen en af te snijden. Doch bij deze poging joegen zij hals over kop in de val, die generaal De la Rey hun had gesteld. | |
[pagina 368]
| |
Zij galoppeerden namelijk tusschen twee kopjes door, die door een hinderlaag van Boeren waren bezet, en geraakten plotseling in een vernielend kruisvuur, dat hun gelederen verbrak, en de verdere vervolging onmogelijk maakte. Onder de burgers, die zich op dezen dag bijzonder onderscheidden, mogen de Vrijstaters uit Jacobsdal, 250 man sterk, niet worden vergeten. Zij hadden de zwaarste aanvallen te doorstaan, hielden tot het laatste toe stand, en vochten zich, toen zij door den vijand bijna geheel omsingeld waren, het pad vrij naar het noorden, waarbij hun kommandant David Lubbe het rechteroog verloor. Het was een vreeselijke dag. ‘Wij leefden midden in den dood,’ zeide later een der medestrijders. Terwijl een ammunitiewagen in de handen van den vijand viel, joeg de artillerie van majoor Albrecht in galop het noorden in en ontsnapte. De geheele tactiek van lord Methuen gedurende dezen slag had trouwens ten doel, al de Boeren gevangen te nemen, en het gevaar van omsingeld te worden was niet gering. Groote afdeelingen Engelsche cavalerie zwermden aanhoudend in het westen om de rechterflank der Boerenkommando's heen, en generaal De la Rey moest zijn veldheerstalent ten volle ontplooien om zich aan de doodelijke omarming te onttrekken. Toch gelukte het hem. Hij maakte zich ruim baan, waarbij zich veldcornet Venter, een grijsaard van meer dan 70 jaren, in 't bijzonder onderscheidde, nam nog eenige al te brutale lanciers gevangen, en bereikte met zijn volk en zijn wagentrein ongehinderd de vlakte in het noorden. Het was toen 's middags twee uur. De verliezen der Engelschen bedroegenGa naar voetnoot1) 155 dooden en 165 gewonden; die der Boeren 20 dooden, 40 gewonden en 25 krijgsgevangenen.Ga naar voetnoot2) |
|