De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 1
(1899)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekend
[pagina 359]
| |
De Slag bij Belmont.
| |
[pagina 360]
| |
Het leger moest thans een strook open terrein over; het werd snel overgetrokken, en de wielen der kanon en ammunitiewagens kraakten en knarsten over de verspreid liggende klipsteenen. De eerste lichtstrepen van den dag werden nu zichtbaar; de vlokkige wolken, die boven de Boerenstellingen dreven, werden reeds purper gekleurd, en het leven ontwaakte op het eentonige veld. Zonderlinge kleine vogelsGa naar voetnoot1) sloegen hun vleugels uit, stegen twintig voet de lucht in, waar zij hun klagend ‘Hoei!’ lieten hooren, en daalden weer naar den grond. ‘Hoei!’ ‘Hoei!’ klonk het treurig en klagend over deze verdorde woestijn, die om water schreide, en op dezen dag met bloed zou worden gedrenkt. En dit vreeselijk oogenblik naderde nu snel. De kommandanten der Boeren reden nog eens langs hun stellingen en vermaanden hun manschappen tot dapperheid en standvastigheid, terwijl de veldcornets een loffelijk voorbeeld gaven, door de gevaarlijkste punten in te nemen. Met het geweer in beide handen stormden de grenadiers der garde nu voorwaarts, tegen den steilen heuvelrug op. Zij naderden de Boeren tot op 300, tot op 200, tot op 100 meter - en daar kwam het - plotseling -! als een bliksemstraal -! een korte vuurgolf, schitterend in den schemerenden morgen als juweelen in een diadeem! De grenadiers hadden weinig dekking en stormden moedig voorwaarts, hun dooden niet tellend. Het vuur uit de Mausergeweren vlamde op, doofde uit en vlamde opnieuw op als gaslicht in een storm. De Boeren lagen onzichtbaar voor den vijand achter de harde klipsteenen, en begroetten de stormende gardebataljons met een regen van lood. Zij hadden ook, nu het daglicht doorbrak, een prachtige kans, want de garde kwam opzetten in dichte rijen, en de Mauserkogels sloegen er in als hagelsteenen in een akker rijpend graan. Doch thans, om zes uur, werd het vuur van twee Engelsche batterijen geconcentreerd op den heuvelrug, van waar dat moorddadige geweervuur kwam, terwijl versche bataljons een omtrekkende beweging maakten. Tegen dit overweldigend vuur was het zwakke geschut van majoor Albrecht niet bestand, en terwijl hij terugtrok, retireerden de Boeren, om niet omsingeld te worden, op hun tweede en later op hun laatste stelling. De burgers streden in spijt der groote vijandelijke overmacht met grooten moed. Tijdens de bestorming der tweede stelling voerde officier Fryer een afdeeling grenadiers door de bedding van een droge sloot in den rug der Boeren, doch werd door dezen opgemerkt en met zijn manschappen weggemaaid. Bij deze bestorming vonden kapitein Eager en luitenant Brine eveneens den dood, terwijl de luitenant der grenadiers Blundell doodelijk werd gewond. De Boer Ferdinand Pietersen met eenige kameraden werden door den | |
[pagina 361]
| |
De Slag bij Belmont.
| |
[pagina 362]
| |
vijand vastgekeerd, maar zij weigerden zich over te geven, en verkochten hun leven voor een hoogen prijs. Het laatste schot uit Pietersen's geweer legde drie Engelschen neer. Toen de Engelschen waren doorgedrongen tot in de nabijheid van het Boerenkamp, verflauwde plotseling het geweervuur der Boeren, en de Engelsche bevelhebber gaf, voor een hinderlaag vreezend, bevel, om den aanval te staken. De Boeren maakten van deze kostbare oogenblikken gebruik, om de ammunitie, die niet vervoerd kon worden, in de lucht te laten vliegen, en toen de Engelschen met een luid ‘hoera!’ het Boerenlager binnendrongen, vonden zij er niets dan eenige brandende wagens en een paar span ossen. In de verte, aan den horizon, zag men nog eenige stofwolken het spoor aanwijzen der wegjagende Boeren; zij waren reeds buiten schot en op weg naar Graspan. De Engelsche lanciers deden nog een krachtige poging om de Boeren te vervolgen, maar zij werden door den aftrekkenden vijand nog zoo warm ontvangen, dat, indien zij niet bijtijds versterking hadden gekregen, er niet velen van hen zouden zijn overgebleven. Nevenstaande plaat, door een Engelschman in schets gebracht, strekke daarvoor ten bewijze. Het verlies der Boeren bedroeg in het geheel 15 dooden, 70 gewonden en 40 gevangenen. Onder de gevangenen bevond zich kommandant Serfontein, die zich in vrijwillige krijgsgevangenschap begaf, om in de nabijheid van zijn stervenden zoon te kunnen blijven. Onder de gesneuvelden bevond zich veldcornet W. Helmhold (uit district Boshof, Vrijstaat), een geboren Duitscher, wiens dood een groot verlies was voor zijn aangenomen vaderland. Het verlies der Engelschen bedroeg volgens hun eerste opgave aan dooden en gewonden 225 man; de Boeren schatten het zevenmaal zwaarder, dat wel dichter bij de waarheid zal zijn. Onder de gewonde officieren bevonden zich kolonel Cradde, die zich reeds in den Soedaneeschen veldtocht had onderscheiden, en brigade-generaal Fetherstone Haugh, die een ernstige schouderwond opdeed.
Van de merkwaardig snelle genezing van vele gewonde Boeren en van de taaiheid van het Afrikaansche ras in het algemeen kan de Vrijstater Hans Human, die dezen slag medemaakte, als krachtig bewijs dienen. Hij was een forschgebouwde, sterke Boer van ruim veertig jaar, en zat te paard, toen een geweerkogel hem trof. De kogel drong zijn lichaam in tamelijk laag op de rechterzij, verliet het vrij hoog op de linkerzij, en trof vervolgens het paard, dat hij bereed, achter het oor. Hij viel met een harden slag van het paard, dat doodbloedde, doch wist een ander paard te beklimmen, toen een vijandelijke granaatscherf hem trof hoog boven de knie in het linkerbeen, en een tweede scherf onder de knie. | |
[pagina 363]
| |
Lanciers door vluchtende Boeren bij Belmont in het nauw gebracht.
(De manschappen op den voorgrond dekken den aftocht der lanciers; de rookwolkjes in 't verschiet zijn van de wegtrekkende Boeren). | |
[pagina 364]
| |
Een geweerkogel doorboorde vervolgens zijn linkerarm even boven de hand, terwijl een derde granaatscherf dienzelfden arm openscheurde boven den elleboog, en het paard onder hem werd doodgeschoten. Het werd nu tijd om het veld te ruimen; hij wist een poney te grijpen van een gevallen burger, en trachtte in het zaal te komen. Doch dit mislukte. Hij vorderde te veel van zijn linkerarm, die boven de hand afbrak, en nu was het gedaan met zijn kracht. Hij legde zich neder op het veld, om te sterven. Zoo vonden hem eenige Engelsche soldaten, die den zwaargewonde naar hun ambulance wilden dragen, doch hij verzocht, hem hier te laten sterven, en terwijl zij een zak over hem uitbreidden en zijn wapens en patronen medenamen, gingen zij heen. De rust deed hem echter goed, en met nieuwe hoop bezield, doorkroop hij een afstand van duizend meter, waar hij door een ambulance werd gevonden. Doch dit baatte hem weinig. De dokter vond zijn toestand hopeloos, en - liet hem aan zijn lot over. Daar lag hij dan, in het open veld, totdat laat in den avond twee Boeren hem vonden, en naar een naburige, meer veilige plaats brachten. Doch zij hadden geen tijd, om hem verder te helpen, daar zij onmiddellijk op brandwacht moesten gaan, en eerst den volgenden morgen, Vrijdagmorgen, konden zij zijn vreeselijke wonden verbinden. Twee dagen later was hij al vervoerbaar naar het Boeren-hospitaal te Jacobsdal, en den daaropvolgenden Zaterdag was Oom Hans reeds zoover aangesterkt, dat hij de lange, moeielijke reis naar Winburg, zijn woonplaats, kon ondernemen. |
|