De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 1
(1899)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendDerde Poort. Kaffer-Sluipmoord en Kaffer-Tuchtiging.DERDE POORT is een kleine plaats, ligt aan de Groot-Maricorivier, heeft een politie-station, een ontvangerskantoor, den winkel van Pieters en een aantal huizen, doch dit alles is veranderd na dien noodlottigen Zaterdagmorgen, 25 November, toen de Khama-Kaffers, de bondgenooten der Engelschen, aangevoerd door een Engelschen officier, hun moordtocht deden. Het plan was om de mannelijke bevolking uit te roeien, en de bloeiende nederzetting werd veranderd in een rookenden puinhoop. | |
[pagina 343]
| |
Bondgenooten der Britten.
| |
[pagina 344]
| |
De familie Zacharias Pretorius lag nog gerust te slapen, toen de vrouw des huizes door een plotseling, knetterend geraas werd gewekt. Zij kende dat geluid niet, doch haar gehuwde zoon Koos riep: ‘Dat is een Maxim,’ en de verschrikte huisgenooten kleedden zich snel aan. Koos was het eerste buiten, doch zakte zwaargewond bij de huisdeur neer. ‘Help mij,’ klaagde hij, ‘ik ben gekwetst.’ Zijn moeder wilde hem ter hulpe snellen, doch de kogels sloegen onheilspellend tegen den huismuur aan. Het was een ontzettend oogenblik, dat nog verschrikkelijker werd, toen de rosse vuurgloed boven het huis uitkronkelde. De Kaffers hadden het huis in brand gestoken. Nu vluchtten de ongelukkigen er uit: Zacharias Pretorius en zijn veertienjarige zoon achter de moeder, daar zij wel begrepen, dat de mannen het meeste gevaar liepen. Maar Zacharias kwam niet ver; twee kogels velden hem neer. Toen gaf de wanhoop aan moeder Pretorius kracht, om recht op de moordenaars in te loopen. ‘Waarom schiet jullie zoo?’ vraagde zij. ‘Geef pad’Ga naar voetnoot1), was het ruwe antwoord; ‘onze kapitein Linchwe heeft ons bevolen, alle mannen te dooden, doch niet de vrouwen - geef pad!’ Toen snelde de moeder met haar jongen terug naar de plek, waar haar gehuwde zoon Koos lag. Hij lag in een grooten bloedplas - met gebroken oogen. Twee kogels hadden hem getroffen, doch de Kaffers hadden dit niet voldoende geacht, en hem met hun assegaaien, hun speren doorboord. De beklagenswaardige moeder wilde het lijk van haar kind met behulp van haar jongen in de schaduw van het geboomte dragen, doch de onbarmhartige moordenaars gedoogden het niet, en zij vluchtte met haar zoon naar Pieters' winkel. De Kafferbediende stond op de stoep en vertelde haar, dat zijn meesteres dood was. Zoo stapte zij den winkel binnen. De vrouw lag uitgestrekt op den grond, met een kogel door het linkeroog, terwijl haar man er weenend en handenwringend naast stond. Hij wilde hier in zijn winkel blijven, maar verzocht aan moeder Pretorius, zijn klein kind onder haar bescherming te nemen. De moedige Afrikaansche vrouw aanvaardde de taak, trok haar eigen jongen, om hem onkenbaar te maken, vrouwenkleeren aan, en spoedde met het kind en haar zoon naar het huis van Hendrik Riekert. Hier heerschte eveneens groote ontsteltenis; men had hier eene ernstig gekwetste: Anna Fouri, en men kon elk oogenblik de Kaffers verwachten. De roovers lieten niet op zich wachten; zij maakten reeds aanstalten, om het huis in brand te steken, en ofschoon de vrouwen met gevouwen handen om erbarming smeekten, was er toch geen vermurwen aan. Toen wilden de vrouwen ten minste de gewonden in veiligheid brengen, maar de Kaffers verhinderden het met geweld. De gewonde moest omkomen in het vuur, zoo wilden het de Kaffers, en het | |
[pagina 345]
| |
Mochudi, de hoofdstad der Linchwe-Kaffers
zou ook gebeurd zijn, indien het der gewonde niet gelukt was, met bovenmenschelijke inspanning uit het brandende gebouw te kruipen. Doch dat zij deze ellende niet kon doorstaan, en aan de gevolgen bezweek, zal den lezer niet verwonderen. De Kaffers dreven de vrouwen en de kinderen, die zij machtig konden worden, als schapen voor zich uit, joegen hen door de rivier, en brachten hen naar Mochudi, de hoofdstad van den Kafferkapitein Linchwe. Het was een afstand van 10 uren gaans; twee dagen lang waren de ongelukkigen bijna geheel van voedsel en water verstoken, en wat deze arme menschen op dien langen tocht aan honger en dorst hebben geleden, is vreeselijk. Doch vreeselijker - ja, in waarheid af- | |
[pagina 346]
| |
schuwelijk, gruwelijk en hemeltergend waren de mishandelingen, die volgens de te Johannesburg verschijnende ‘Süd-Afrikanische Zeitung’ de vrouwen en minderjarige meisjes moesten ondergaanGa naar voetnoot1). Het blad bevat een correspondentie dato 10 December uit Rustenburg, waarin het volgende ten opzichte van de gruwelen te Derde Poort wordt gezegd: ‘Liefst zou ik nu maar zwijgen van de beestachtige handelwijze der Engelschen, maar ik moet er over schrijven ter wille van de menschelijkheid en de beschaving. Uw geëerd blad wordt ook in Duitschland veel gelezen, en het is dringend noodig, dat Europa de gruweldaden kent, door Engelsche soldaten bedreven. Het spreekt vanzelf, dat ik zoo noodig er met mijn naam borg voor sta, dat ik uit den mond der mishandelde vrouwen zelf vernomen heb, hoe Engelsche soldaten ze geweld hebben aangedaan. De schurken gelastten den Kaffers, de ongelukkigen vast te houden, terwijl de soldaten hun schandelijk bedrijf volbrachten. Een arm kind werd door vier Kaffers vastgehouden, en door negen onmenschen mishandeld. De verklaringen dezer ongelukkigen zijn onder eede afgelegd. Verscheidene vrouwen liggen in het hospitaal.’ Terwijl de Kaffers het politie-station van Derde Poort aanvielen, waren de meeste weerbare mannen, een 100-tal, onder kommandant Kirsten, in het kamp, en werden uit hun slaap gewekt door het geraas van het Maxim. Zij waren zonder artillerie, maar hun geweren waren goed, en zij waren onmiddellijk mobiel. Het vijandelijke Maxim stond aan de overzijde der rivier en werd gedekt door 300 Engelsche bereden infanteristen, terwijl het veld zwart zag van gewapende Kaffers. De Engelschen wilden den stijven Boerennek buigen; zij zouden de Engelsche meerderheid erkennen, en ‘ja, baas’ leeren zeggen. Kirsten bleef goed bij zijn zinnen, en dat was gelukkig. Hij liet zijn klein hoopke onmiddellijk drie voordeelige stellingen innemen, van waar het Maxim onder een hevig kruisvuur werd genomen. Dat hielden de Engelschen niet uit, en na 20 minuten vluchtten zij naar Sequanistad, een door de Kaffers bewoonde wijk. Thans echter weerklonk de stoot van een hoorn over het veld, en de Kaffers, die de reserve schonen te vormen, kwamen als een springvloed op het kleine Boerenlager aanzetten. Zij kwamen van alle kanten - dicht als een bijenzwerm - bij duizenden! Intusschen stonden de gevluchte Engelschen in lange rijen te Sequanistad naar het Kaffergevecht te kijken, en zij konden zien, hoe de zwarte Kaffergolf machteloos aansloeg tegen het Boerenlager. Om tien uur in den morgen was de strijd reeds geëindigd, en kommandant Kirsten en zijn veldcornet Stoffberg wenschten elkander geluk met de zoo gelukkig afgeslagen bestorming. De Boeren hadden 5 dooden, waaronder het verdienstelijk Lid | |
[pagina 347]
| |
Vergeten!
| |
[pagina 348]
| |
van den eersten Volksraad Jan Barnard, die door drie kogels werd getroffen, en 14 gewonden. De volledige verliezen der Engelschen en hunner zwarte bondgenooten zijn niet bekend. Dat zij veel zwaarder waren, is te begrijpen; vermoedelijk hebben ze ruim 50 dooden gehad. Zoo spoedig als de toestand het veroorloofde, trokken de Boeren uit, om de vermisten op te sporen, en in de bosschen vond men nog eenige reeds door de gieren geschonden Boerenlijken, slachtoffers van Kafferbloeddorst. Zij werden op een Christelijke wijze begraven. Er waren 9 personen vermoordGa naar voetnoot1), 1 zwaar gewond en ruim 200 ossen geroofd. Het was wel een vreeselijke ramp, die echter veel grooter zou zijn geweest, indien niet vele vrouwen en kinderen zich bijtijds door de vlucht hadden weten te redden. Voor de weggedreven vrouwen en kinderen brak intusschen ook een blijder oogenblik aan. Noël Lewellijn, kapitein der Engelsche politie, schreef dato 29 November uit Mochudi, dat hij 17 vrouwen en kinderen onder zijn bescherming had genomen, die hij wenschte uit te leveren. Dit is dan ook geschied. De ongelukkigen werden vervoerd tot aan de gebroken brug ten noorden van Gaberones, van waar kommandant P. de Swart hen per ossenwagen liet afhalen.
De Sluipmoord van Derde Poort verwekte in de Transvaal, vooral in het district Rustenburg, waar hij had plaats gehad, ernstige ongerustheid en buitengewone opschudding. De Boerenvrouwen, wier mannen voor een groot deel naar het front waren, vreesden een algemeenen moord, en de Regeering begreep, dat er ten spoedigste krachtige maatregelen moesten worden genomen. Gelukkig was het gevaar voor een Engelschen inval uit het noorden nu geweken, daar kolonel Plumer het bevel had ontvangen, om Mafeking te ontzetten, en de daar vrij gekomen kommando's konden nu naar het westen worden gezonden. Het kommando van Sarel Eloff was reeds in de laatste dagen van November te Johannesburg aangekomen, en was nauwelijks uitgerust van den vermoeienden tocht naar Rhodesia, toen het bevel kwam, om zich gereed te maken voor Derde Poort. Nu, dat was gauw gebeurd, en een week na aankomst uit Rhodesia, Zondagavond halfnegen, trad het kommando, sterk 200 man, voor het hoofdkwartier der Johannesburger politie, dicht bij het marktplein, aan. Kapitein Eloff was de bevelhebber, kapitein Von Dalwig, de gewezen Pruisische ritmeester, kommandant van het geschut; op hen volgde in rang luitenant Matheij. De militaire groep werd fantastisch beschenen door het licht der Johannesburger lantaarnen. De zes Maxims stonden aan de spits, aan de | |
[pagina 349]
| |
voorpunt; dan volgden ammunitie-wagens, proviandwagens
Kapitein Sarel Eloff.
en ambulance-wagens, telkens afgewisseld door groepen paarderuiters. Hier zag men een burger, reeds in de woestijn van Rhodesia ‘gezouten’; daar een veertien-jarigen jongen in de korte broek en een kinderkraag aan; en naast den jongen een Duitscher met grijzendenbaard, die te vertellen wist, hoe de kogels der Hooglanders hem bij Elandslaagte om de ooren floten. Naast de wagens, alle met muildieren bespannen, stonden zwarte Kafferbedienden. Zij hielden de zweep vast in hun gespierde handen, en keken met trots in het rond, alsof zij wilden zeggen: ‘Zie je wel, op ons kunnen de Boeren rekenen!’ En toen klonk het kommando: ‘Voorwaarts!’ Natuurlijk voorwaarts. Kapitein Eloff was bevorderd tot kommandant, en zijn manschappen noemden hem kommandant Voorwaarts - hoe zou het dan anders kunnen dan voorwaarts! Zoo zette zich dan het kommando in beweging - de hoera's stegen op, de affuitwielen knarsten, de zweepen klapten - voorwaarts, naar Derde Poort!
Het was bij Derde Poort zeer onrustig gebleven. De Kaffers, wier talrijke kralen de Boeren aan den overkant der rivier konden zien, trachtten voortdurend de Boeren af te matten, en hun vee te rooven, terwijl de zwakke Boerenbezetting zich slechts met moeite kon staande | |
[pagina 350]
| |
houden. Doch met de komst der versche kommando's kwam er nieuw leven. Zij stonden onder bevel van generaal Van Rensburg; hij ging bedaard, zonder overhaasting, te werk, om een grooten slag te slaan, en hij sloeg hem, toen er de tijd rijp voor was, met kracht. Donderdag 21 December zouden 200 burgers onder bevel van kommandant Casper du PlessisGa naar voetnoot1) met 2 snelvuurkanonnen onder luitenant Odendaal een omtrekkende beweging maken, en den volgenden morgen het Kafferlager uit het westen aanvallen, terwijl tegelijkertijd de andere burgers den vijand in het front zouden bestormen. Du Plessis moest met zijn manschappen een langen omweg maken, trok op een afstand van twee mijlen van het Boerenkamp over de rivier, en bereikte te vier uur den volgenden morgen 22 December den voet van den door de Kaffers bezetten heuvelrug. Du Plessis had hoop gehad, den vijand te kunnen verrassen, doch de overrompeling mislukte. Reeds dagen te voren hadden de Kaffers zich op een aanval voorbereid, hun vrouwen en vee op veilige plaatsen gebracht, en langs de hellingen van den rand of heuvelrug loopgraven en schansen gemaakt, die door het dichte struikgewas uitnemend werden gedekt. De Boeren naderden den onzichtbaren vijand tot op 250 pas, toen zij door een plotseling, gelukkig onschadelijk geweersalvo werden begroet, en stelling moesten zoeken op een open mielieveldGa naar voetnoot2). Bij dien terugtocht geraakte een onklaar geworden snelvuurkanon met een ammunitiewagen in groot gevaar, genomen te worden, maar luitenant Odendaal met de bedekkingsmanschappen stonden vast als de klippen onder hen, en joegen den brutalen vijand met bebloede koppen terug. Maar die stelling in het open mielieveld dreigde gevaarlijk te worden, want de Kaffers begonnen de burgers van twee kanten te beschieten, en Du Plessis nam een snel en kordaat besluit. Hij plaatste zich aan het hoofd van 40 vrijwilligers, gaf zijn paard de sporen, en joeg het over de eerste verschansing der Kaffers heen. Dezen waren van dit vermetel ruiterstuk zoo verbouwereerd, dat zij vergaten, vuur te geven en terugdeinsden. Nu kwam er kans. Het nog bruikbare kanon en de andere burgers openden een geducht vuur op de stellingen van den vijand, en onder luid gejuich ging de vierkleur omhoog boven de veroverde schansen. De heuvelrug, door de Kaffers bezet, strekte zich twee uren gaans uit en glooide langzaam af naar de driftGa naar voetnoot3), met de rivier een rechten hoek vormend. Terwijl nu Du Plessis den vijand aan de westelijke zijde, landwaarts in, aantastte, zouden de Rustenburgers onder | |
[pagina 351]
| |
kommandant F. Kirsten en de Mariconers, onder kommandant De Swart, tezamen ongeveer 300 man sterk, de vijandelijke stellingen bij de drift bestormen. De artillerie stond onder het bevel van kapitein Von Dalwig, en kon moeilijk aan een bekwamer kommandant zijn toevertrouwd. Hij liet haar langzaam avanceeren en veegde de baan schoon tot aan de drift, door de kommandanten Eloff en Lombard nadrukkelijk ondersteund. Doch hier bij de drift kwam het gevecht tijdelijk tot staan, daar de Kaffers zich in het ruige, boschrijke terrein uitstekend hadden verschanst, en uit onzichtbare schuilhoeken vuur gaven. Drie der dapperste burgers sneuvelden hier bijna onmiddellijk, doch de Boeren dachten aan den sluipmoord van Derde Poort, streden met grimmige vastberadenheid en joegen den vijand zegevierend voor zich uit. Zoo bereikten de Boeren SequanistadGa naar voetnoot1), en gaven haar als een rechtvaardige straf aan de vlammen prijs. Zoo was ook op deze zijde een volkomen overwinning behaald, en de burgers konden nu met eigen oogen zien, welke groote resultaten door het eendrachtig samenwerken der verschillende kommando's konden worden bereikt. De strijd had geduurd van 's morgens drie uur tot 's namiddags twee uur, en behalve de 3 gesneuvelden, die reeds zijn opgegeven, hadden de Boeren slechts 6 gewonden. De kommando's hadden zich gedurende het gevecht snel bewogen, elkander krachtig gesteund en gevochten als leeuwen. Du Plessis had tegenover ruim 1200 goedgewapende en strijdbare Kaffers, het andere kommando tegenover minstens 2000 Kaffers gestaan. Generaal Van Rensburg schatte het verlies der Kaffers, die door deze nederlaag diep ontmoedigd waren, op 150 dooden. Zoo was dan het gevaar voor een Kafferinval geweken, en de Boeren hier te Derde Poort konden rustig Kerstfeest vieren. Intusschen kwamen van heinde en ver de Kerstgeschenken, door liefde en vriendschap uitgedacht, binnenstroomen, en de jonge Boeren vingen de vette kippetjes, die in de verlaten Kafferkralen waren achtergelaten, braadden ze aan het spit en vonden ze wat lekker! | |
[pagina 352]
| |
Het Marktplein te Kimberley.
| |
[pagina 353]
| |
Kimberley gedurende het beleg.
|
|