De oorlog in Zuid-Afrika. De strijd tusschen Engeland en de verbonden Boeren-republieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat in zijn verloop geschetst. Deel 1
(1899)–Louwrens Penning– Auteursrecht onbekendDe Slag bij den Talana-heuvel.Generaal Lukas Meijer had zijn leger saamgetrokken te Doornberg, aan den noordelijken oever der Buffelrivier, en hield Donderdagnamiddag 19 October een krijgsraad, bijgewoond door generaal Erasmus van het Pretoria-kommando en Hans Grobler en Trichardt van het Ermeloo-kommando. Reeds had hun de tijding bereikt, dat kommandant Prinsloo met zijn Vrijstaters door den Van-Reenenspas Natal was binnengerukt, den vorigen dag het station Besters, ten noordwesten van Ladysmith, had bezet, terwijl 50 Vrijstaters de voorposten van den vijand, sterk 150 Natal-KarabiniersGa naar voetnoot1), in een lange schermutseling zegevierend hadden verjaagd. Het geheele kamp dezer voorposten, bestaande uit 80 tenten en lagerbenoodigdheden, was in de handen der Vrijstaters gevallen. Lukas Meijer meende nu van zijn kant ook niet langer te mogen talmen, en er werd met gemeenschappelijk goedvinden overeengekomen, tegen zonsondergang op te rukken naar het Engelsche kamp, dat zich bevond tusschen Glencoe en Dundee. Het plan was, om in drie zelfstandige colonnen voorwaarts te gaan, zich op een bepaald, nader aangegeven punt te vereenigen, en aanééngesloten den aanval op het Engelsche kamp te wagen. Meijer zou den linkervleugel aanvoeren: de kommando's van Vrijheid en Utrecht, groot 700 man; Erasmus zou met 600 man van het Pretoriakommando den middentocht vormen, terwijl de kommandanten Hans Grobler en Trichardt met 400 man van het Ermeloo-kommando op den rechtervleugel zouden manoeuvreeren. Al de drie colonnen hadden artillerie. Vóór het oprukken werd de zegen des Heeren over de gewichtige onderneming afgesmeekt, en kort voor acht uur 's avonds sprongen de Boeren in den zadel. Bij Landmansdrift werd de Buffelrivier overgetrokken, en | |
[pagina 103]
| |
de drie kommando's trokken zwijgend den geheelen nacht voort, elk kommando in de afgesproken richting. Doch even voor het aanbreken van den dag rolde een zware mist over de bergen, en sloot de voorwaarts rukkende colonnen in een ondoordringbaren nevel. Het Pretoria-kommando onder bevel van Erasmus raakte de goede richting kwijt, week af van de te volgen lijn, en dwaalde in een cirkel rond. Evenmin bereikte het Ermelookommando zijn doel. Generaal Meijer evenwel trok, door betere plaatselijke kennis geleid, onverhinderd voort, en 's morgens te halfdrie hoorden de Engelsche voorposten, te Smithsnek geplaatst, de Mauserkogels der Boeren fluiten. Zij trokken haastig terug, den Engelschen opperbevelhebber, generaal Symons, de tijding brengend van de nadering des vijands. Generaal Symons verwonderde zich niet. Hij was een bekwaam en verstandig veldheer, die op een aanval der Boeren had gerekend. Hij had, om niet van het zuiden en van Ladysmith te worden afgesneden, het noordelijk gedeelte van Natal prijsgegeven, en hield nu tusschen Glencoe en Dundee sterke stellingen bezet. Daarbij had hij een uitnemende artillerie; de geheele omtrek was nauwkeurig opgemeten, en hij had met een bewonderenswaardig geduld zijn troepen geoefend in de vechtwijze der Boeren, om achter elke klip en achter elken struik dekking te zoeken. Om vijf uur in den morgen werden de slappe, breedgerande hoeden der Boeren zichtbaar op den Talana-heuvel, ten oosten van Dundee. De bondgenooten, waarnaar Lukas Meijer zoo reikhalzend uitzag, kwamen echter niet. Zoo bond hij dan met zijn 700 man alleen den strijd aan, nog altijd in de stille hoop, dat de donder van het geschut aan zijn vrienden den weg zou wijzen, of dat hij hen met den heliograafGa naar voetnoot1) zou kunnen bereiken. | |
[pagina 104-105]
| |
Patrouille van het 18de regiment Huzaren.
(Nu gevangenen te Pretoria) Steenkolenmijn.
Clencoe. Panorama van het Clencoe-dal uit het Zuiden gezien Terrein van het gevecht van 20 October. | |
[pagina 106]
| |
De mist trok nu op; het geheele landschap breidde zich als een duidelijke, scherp geteekende kaart voor de Boeren uit, en aan den horizon - op 4 kilometer afstands - was het Engelsche kamp met zijn in rechte en regelmatige lijnen opgestelde witte tenten duidelijk zichtbaar. Op ongeveer 1 kilometer afstands van dat kamp - in de richting der Boeren - bevond zich een droge rivierbedding. Dezelfde richting volgend, schoof zich tusschen die uitgedroogde rivierbedding en een groep struikgewas een lopen strook gronds in. Tusschen dat houtgewas en den Talana-heuvel begon de grond op te loopen, ruw en rotsachtig te worden, terwijl talrijke klipsteenen aan stormende troepen uitnemende dekking verleenden. Halverwege den heuvel liep een steenen muur om hem heen, den rand vormend van een breed terras. Boven dat terras steeg de heuvel tamelijk steil op tot den vlakken top. De Engelschen hebben later verklaard, dat deze stelling een tweede Amajuba, een haast onneembare positie vormde, doch er is een sterke verbeeldingskracht toe noodig, om dat te durven beweren. De zaak was, dat Meijer in de hoop op ondersteuning deze niet sterke stelling bezette, en zijn manschappen hebben den heuvel tot het uiterste toe verdedigd. Om halfzes openden de Boeren het vuur uit 4 lichte veldkanonnen, en de eerste granaat gonsde over de rivierbedding heen in de richting van het Engelsche kamp. Generaal Symons liet het vuur dadelijk door een 6-tal kanonnen, in zijn kamp geplaatst, beantwoorden, terwijl 12 andere kanonnen, in een vooruitgeschoven stelling gebracht, eveneens begonnen te vuren. Dat was de Engelsche morgengroet, en deze kanonnade heeft bijna onafgebroken tien uren geduurd. Het was blijkbaar Symons' bedoeling, om in dit eerste gevecht de harten der Boeren, die ternauwernood ooit een kanon hadden hooren bulderen, met schrik en ontzetting te vervullen, opdat zij geen tweeden slag zouden durven wagen. Nu, het vuur was ook vreeselijk, maar die ongedrilde schaapherders uit Vrijheid en Utrecht trotseerden vastberaden de granaten, ook als zij met donderend geweld in hun onmiddellijke nabijheid uitéén barstten. Toch waren hun kanonnen niet tegen de overmachtige artillerie des vijands opgewassen, en nadat er één beschadigd werd, gaf Meijer last, om met de kanonnen achter de gevechtslinie terug te trekken. Dit geschiedde om halfacht. Zij hadden met groote nauwkeurigheid vuur gegeven, doch de granaten richtten niet veel uit. Zij smoorden voor het grootste deel in den natten, leemerigen grond, terwijl de Engelsche granaat-kartetsen prachtig ontploften vlak boven den Talanaheuvel. Generaal Symons bracht de 12 vooruitgeschoven kanonnen nu tot aan den rand der uitgedroogde rivierbedding, waardoor de afstand tot de stelling der Boeren niet meer bedroeg dan ruim 3 kilometer. Intusschen daalden 3000 man infanterieGa naar voetnoot1) in de rivierbedding af, terwijl 1000 man | |
[pagina 107]
| |
Slag bij Dundee:
Bestorming der Engelschen van den Talana-heuvel. | |
[pagina 108]
| |
infanterie met 6 kanonnen in het kamp werden achtergelaten, om het te beschermen tegen een mogelijken aanval uit het noorden. De Dublins trokken voorop, de twee andere bataljons volgden snel, en terwijl het Engelsche veldgeschut met volle kracht schoot, werd de open strook gronds doorloopen, en zette de infanterie zich vast in het struikgewas. Maar de Boeren waren op hun post, en van den Talana-heuvel vloog een hagel van lood den aanstormenden bataljons te gemoet. Zij aarzelden. Het was intusschen halftien geworden. Luit.-Generaal Sir W.P. Symons.
Toen verscheen, vergezeld door zijn ordonnans, - een lancier met een vlag - generaal Symons op het tooneel van den strijd. Hij beval den bataljons, onmiddellijk voorwaarts te gaan. Het is zijn laatste bevel geweest; met een Mauserkogel in de maag stortte hij zwaar gewond van zijn paard. De Engelschen kropen, achter elk rotsblok schuiling zoekend, nu langzaam voorwaarts, totdat zij den steenen muur hadden bereikt. Om twaalf uur lagen zij daar nog. Ieder soldaat, die het hoofd boven den muur ophief, liep gevaar, onmiddellijk een kogel te krijgen. De Engelschen hadden gemeend, dat de Transvaalsche scherpschutters reeds sedert lang waren uitgestorven, doch zij werden met schrik gewaar, dat die scherpschutters nog leefden.
Hadden de Boeren den vijand in het front, zij kregen hem ook in den rug. In den voormiddag had een eskadron lanciers, sterk 100 man, met een Maximkanon, een omtrekkende beweging gemaakt, om den Boeren den terugtocht af te snijden. Zij hadden 15 Boeren gevangengenomen, hen aan elkander gekluisterd, en hun bevolen, op een snellen draf de lanciers te volgen. Die niet mee kon, zou worden doodgeschoten. Onder die 15 gevangenen was A.W.J. Vorster, assistent bij den ambulancedienst. Het had hem niet gebaat, dat hij ongewapend was, en men had hem uitgejouwd, toen hij wees op het teeken van het Roode Kruis op zijn linkerarm. Er werd een riem om zijn lijf geregen, en de beklagenswaardige man werd op ruwe, onbarmhartige wijze aan de andere Boeren vastgesjord. De Boeren op den Talana-heuvel zagen intusschen het gevaar, dat hen van de lanciers bedreigde, en Izak Buhrman riep vrijwilligers op, om dezen vijand te keeren. Met 16 man trokken zij tegen de 100 lanciers op, en gaven zoo'n welgericht vuur, dat dezen het niet konden uithouden. Zij moesten in vollen galop terug, om een betere stelling te zoeken. De gevangenen werden medegesleept, en op een afschuwelijke wijze mishandeld. Vorster was door den snellen loop geheel buiten adem geraakt, | |
[pagina 109]
| |
Dood van Generaal Sir W. Symons.
Generaal Symons werd doodelijk gewond, toen hij van verre de bewegingen der troepen bij de bestorming van den Talana-heuvel gadesloeg. Hij was op dat oogenblik slechts vergezeld van zijn ordonnance, een officier van het 5de regiment Lanciers. | |
[pagina 110]
| |
en de gevangenen konden niet meer. Zij bleven staan, aan elkander gebonden en weerloos. Nu legde een officier zijn revolver op hen aan. ‘Hij zal ons doodschieten,’ klaagden de gevangenen, ‘wat zullen wij doen?’ ‘Ik weet nog één ding,’ zeide Vorster, ‘wij zullen bidden,’ en hij strekte de gekluisterde armen omhoog. Op hetzelfde oogenblik doorboorde een Boerenkogel, afgeschoten op een afstand van 600 pas, den arm van den officier, en de revolver ontviel zijn hand. Nu werd het Maxim op de ongelukkigen gericht; het vuurde twee keer, maar het was slecht gericht. Slechts twee der gevangenen werden gekwetstGa naar voetnoot*). Doch de schandelijke marteling nam nu een snel einde. De zestien Boeren, waarvan er één is gesneuveld, drongen zoo onstuimig voorwaarts, dat de lanciers door schrik werden bevangen. Zij leden zware verliezen, en hun kanon en de gevangenen in den steek latend, namen zij hals over kop de vlucht. Het ging er heet en heftig langs. Een zekere Pretorius reed een lancier-officier op zij, rukte hem uit den zadel en schoot hem dood. De gevangenen waren gered - het was een blijde ontmoeting, toen zij hun redders de hand drukten!
Intusschen ging de zon weer achter de wolken, en grauw-grijze nevels trokken over het slagveld. Vlam na vlam der zware Engelsche artillerie kleurde den mist rood, en een verschrikkelijke regen van barstende granaatkartetsen stortte zich uit boven de Boeren. Toch hielden zij, ofschoon zij nog nooit in zoo'n vuurregen waren geweest, zich met een bewonderenswaardigen moed staande. Wel konden zij voor een oogenblik met van ontzetting wijd opgesperde oogen staren op een vriend, een bloedverwant, die aan hun zijde werd in stukken gescheurd door een Engelsche granaat, maar in het volgend oogenblik hadden zij hun koelbloedigheid terug, en schoten zij met een kalmte, alsof het een schijfschieten gold. De mist werd echter al dichter, en de strijdende legers schenen op schaduwen te vuren. Generaal Meijer begreep, dat het nu tijd werd, om het gevecht af te breken. Op ondersteuning viel niet meer te hopen; de ammunitie was bijna verschoten, en zijn manschappen waren dood-op. Zij hadden - het was nu twee uur in den namiddag - tien uur lang het zware vuur der Engelsche artillerie doorstaan, en de verwonderlijke standvastigheid, waarmede zij zich zoo lang in een niet sterke stelling hadden gehandhaafd, gaf goede hoop voor de toekomst. Zoo gaf de aanvoerder dan bevel tot den terugtocht. Het geweervuur verflauwde, en onder een vèr schallend hoera sprongen de Engelschen over den steenen muur heen, om den top van den heuvel te beklauteren. Maar de Boeren ontvingen hen met een laatst, waarlijk moorddadig geweervuur, sprongen toen in den zadel, en verdwenen in de richting van hun kamp, ten oosten van Dundee. De Engelsche infanterie nam | |
[pagina 111]
| |
Na de Engelsche ‘overwinning’ op Talana-heuvel.
De eerste Engelsche krijsgevangen. Escadron van het 18de regiment Huzaren in den renbaan te Pretoria. | |
[pagina 112]
| |
bezit van den Talana-heuvel, schoot op de wegjagende Boeren, zonder veel schade aan te richten, en ergerde zich, dat de vijand geen geweer en nog minder een kanon had achtergelaten. In een stortregen keerden de Engelschen naar het oude kamp terug, en een blik op de dooden, de stervenden en de gewonden was genoeg, om tot de overtuiging te komen, dat de overwinning duur, veel te duur was gekocht. Volgens Engelsche berichten leden de Engelschen in dit gevecht een verlies van 271 dooden en gewonden, waaronder 40 officieren. Maar twee dagen later vonden de Boeren, volgens vertrouwbare officieele Transvaalsche bescheiden, 250 onbegraven lijken en 170 zwaargewonden bij Dundee: wel een bewijs, hoe onbetrouwbaar de Engelsche berichten zijn, en hoe ontzettend de Boerenkogels hebben huisgehouden. De verliezen der Boeren bedroegen 97 dooden en gewonden.Ga naar voetnoot1) Kolonel J.H. Yule.
Opvolger van Luit.-Generaal Symons, nadat deze doodelijk was gewond. Inmiddels had generaal Yule, die den zwaargewonden opperbevelhebber was opgevolgd, reeds bevelen gegeven, om den terugtrekkenden vijand te vervolgen, en onder bevel van kolonel Möller was een vliegende colonne, samengesteld uit huzaren en bereden infanterie, te zamen sterk ruim 250 manschappen en een Maxim, opgerukt. De kolonel leidde zijn manschappen in zuidoostelijke richting om den Talana-heuvel heen, en zag de ambulance der Boeren wegtrekken. Bij het voorwaartsrukken stootte hij echter op een vijandelijke macht, die dadelijk een heftig vuur opende, waarbij een officier werd gewond. Kolonel Möller vond het nu geraden, om te zwenken, maar de Boeren - zij behoorden tot het kommando van Trichardt, dat door Lukas Meijer tevergeefs was verwacht - begonnen jacht te maken op de Engelschen. Het maxim duikelde bij deze jacht in een diepen kuil, en de Engelschen deden wanhopige, maar vergeefsche pogingen, om het te redden. Zij lieten het kanon in den steek, terwijl 3 hunner werden doodgeschoten. Tot overmaat van ramp raakten zij de goede richting kwijt, en trachtten zich tevergeefs op een heuvelrij ten noorden van de Zandspruit te handhaven. Zij moesten opnieuw de vlucht nemen, en verschansten zich in een veekraal, op 50 pas afstands van een boerenhuis, waarvan de bewoners nog aanwezig waren. De Boeren brachten nu hun kanon in stelling, en bij het derde schot werd de witte vlag geheschen. Er waren 243 gevangenen, waaronder 9 officieren. Zoo eindigde de slag bij den Talana-heuvel op Vrijdag 20 October. |
|