begint het te kraken in de takken, alsof er een hert doorheen breekt met machtige sprongen, en in het volgende oogenblik komt er een groote jachthond uitzetten, onmiddellijk gevolgd door een rijdster te paard.
Zij moet hard hebben gereden; den hond hangt de tong uit den breeden muil, en de poney staat daar met rillende flanken.
Met één blik heeft Truida Uys den toestand overzien en begrepen.
‘Op, Louis!’ roept ze, ‘op!’ en een mes nemend, snijdt zij de touwen door, die zijn voeten kluisteren.
In het volgende oogenblik drukt zij hem zijn geweer in de hand, maar de wachtmeester richt den revolver snel en dreigend op het moedige meisje.
‘Ik waarschuw je,’ roept hij.
Als eenig antwoord richt zij zelf den karabijn.
Hij drukt af, en zijn kogel schramt haar oor.
Doch thans is het haàr beurt, en zij aarzelt niet.
Hoe zou zij ook kunnen aarzelen, deze ware dochter der oude Voortrekkers!
Een korte vuurstraal glipt uit den blanken loop van haar karabijn, en de wachtmeester zou uit het zaâl zijn getuimeld, indien twee lanciers hem niet hadden opgevangen.
Dit alles is in weinige seconden afgespeeld, en door het hart van den jongen jager gaat een wondere, diepe tinteling van moed en kracht, nu hij het Mausergeweer omklemt met zijn sterke handen.
Maar zijn eerste blik geldt niet den vijand, maar de heldendochter van Arend Uys.
Zij staat hoog opgericht, de rookende karabijn in haar hand, de wangen bleek, en de flikkerende oogen naar den vijand gekeerd, haar leven wagend en voor niets tellend, om het dierbaarste te redden, wat zij op deze aarde kent.
De voorste lancier grijpt naar de scherpe lans.
‘Weg met de lans,’ roept ze, terwijl zij opnieuw den karabijn richt.
Ook de jonge jager legt aan.
Langzaam daalt de lans ....
‘Gaat heen!’ zegt Louis, ‘en uw leven is verzekerd - maar gauw, gauw!’
De lanciers leggen den dooden wachtmeester op den grond; de Kaffer zal hem begraven. Dan wenden zij hun paarden, en