Hij neemt den gevangene van zijn zwarte bondgenooten over, en laat hem vervoeren naar den omtrek van een bosch, waar hij met de voeten stevig aan een zwaren boom wordt vastgebonden.
Zijn geweer laat de wachtmeester met berekenende wreedheid bij hem neerleggen, op geen vijf pas afstands.
‘Wat heb je met mij voor?’ vraagt de jonge jager.
‘Dat zullen we je straks wel vertellen,’ lacht de wachtmeester; ‘komt, kindertjes, wij zullen eerst wat naar binnen werken.’
Er wordt een soort ontbijt gereed gemaakt, en in plaats van koffie wordt whiskey gedronken. De lanciers zijn recht in hun nopjes, en bij elken slok, dien zij doen uit de veldvlesch, verzuimen zij niet, de Boeren te verwenschen.
De jonge jager kijkt naar zijn geweer.
Daar ligt het - op vier pas afstands, en dat geweer beteekent voor hem leven, vrijheid en kracht.
Er komt een soort razende woede over hem - op vier pas afstands ligt de redding. Er zijn nog vijf scherpe patronen in het slot van het geweer - zij zijn voldoende om vijf man neer te leggen. En den zesde, den laatste - hij zal hem met de kolf de hersens inslaan!
Hij buigt zijn lichaam voorwaarts en strekt de handen uit - hij maakt een wanhopige maar machtelooze poging om zijn voeten vrij te krijgen, en onder den luiden schaterlach van zijn vijanden staakt hij de vruchtelooze poging.
En nu, terwijl de razende woede hem verlaat, wordt zijn ziel aangegrepen door een groote, diepe droefheid, en hij beseft het groote ongeluk, dat over het bloeiënd huisgezin van Wonderfontein zoo plotseling is gekomen. Zijn vader en zijn broeder rusten in het koele graf, en hij, de oudste zoon van het geslacht, is een weerloos mikpunt geworden van spot en hoon. Hij zet zich neder bij den boom, aan welks stam zijn voeten zijn vastgekluisterd, en bedekt het gelaat.
‘Laat je tronie eens zien!’ roept een lancier.
‘Hij begint te huilen,’ spot de Kaffer.
‘Stil, hij bidt, kindertjes!’ hoont de wachtmeester.
De Kaffer spreekt de waarheid - Louis weent, en de wachtmeester spreekt ook de waarheid, als hij zegt: ‘Stil, hij bidt!’
De lanciers zijn nu opgerezen van den grond.